Direct naar artikelinhoud
Column

De Provinciale Statenverkiezingen zijn niet echt een feest van de democratie

Hans Goslinga.

Dingen die gelijk zijn aan hetzelfde, zijn gelijk aan elkaar. Volgens dit inzicht van de hellenistische wiskundige Euclides is er dus geen verschil in macht tussen de Tweede en de Eerste Kamer, want beide beschikken in ons stelsel over het vetorecht, een recht net zo beslissend als in vroege tijdens de duim van Caesar.

Deze eenvoudige waarheid verklaart waarom de landelijke politici de verkiezingen van de Provinciale Staten zonder gêne nationaliseren. De 570 Statenleden kiezen immers de machtige senaat. Alle reden dus voor de oppositie van de Statenverkiezingen een plebisciet over het kabinetsbeleid te maken en voor de regerende coalitie zich teweer te stellen. Premier Rutte bewerkte in 2011 zelfs een Zeeuws Statenlid in het Torentje ­uitbundig met de stroopkwast om de meerderheid van zijn wankele ­gedoogkabinet in de senaat zeker te stellen. Op het eind gaat het dus ook in ons matigende bestel om de macht van het getal – Machiavelli is nooit ver.

Misbruik

Dat geldt voor liberalen niet meer dan voor socialisten en christen-democraten. De gereformeerde premier Kuyper ontbond in 1904 brutaalweg de Eerste Kamer, nadat deze een wetsvoorstel van zijn kabinet had verworpen, wetende dat na nieuwe verkiezingen een hem welgezinde meerderheid zou terugkeren. Ook de oppositie misbruikt de verkiezingen. PvdA-leider Joop den Uyl vroeg in 1978 de kiezers het kabinet van Van Agt en Wiegel weg te stemmen, de schurken die in zijn ogen ‘door verbreking van het nachtslot’ het Catshuis waren binnengedrongen.

Hoewel de heersende coalitie de macht van de senatoren ná de verkiezingen onmiddellijk weer relativeert (terug in het hok, jullie), is het inzicht van Euclides dwingend. In 2015 ­verloor Rutte II (VVD en PvdA) zijn meerderheid in de senaat en was daarom gedwongen zaken te doen met ­andere partijen om verder te komen. De politieke gevolgen van de macht van de senaat kunnen dus groot zijn.

Des te meer valt op hoe ongerijmd het is dat burgers op de verkiezing van dit deel van het parlement slechts indirecte invloed hebben. Er is dan wel de ongeschreven regel dat de Eerste Kamer zich vanwege haar afgeleide kiezerslegitimatie terughoudend opstelt, maar bij de voortgaande fragmentatie van het krachtenveld legt die conventie het af tegen Euclides.

Afschaffen senaat

Als je de boel democratisch zuiver wilt houden, is het dus van tweeën één: ofwel de senaat staat zijn vetorecht af, wat neerkomt op politieke ontmanning, ofwel je geeft de kiezers directe invloed op de samenstelling.

Indirecte verkiezingen zijn een anomalie, die politici verleidt tot onwaarachtigheid

De staatscommissie die ons parlementaire stelsel heeft doorgelicht kiest voor het een noch het ander. Zij wil met een terugzendrecht de Eerste Kamer verleiden tot vrijwillige ontmanning: bij overwegende bezwaren kan zij een wetsvoorstel terugsturen naar de Tweede Kamer onder het opgeven van het laatste woord. Inhoudelijk zo gek nog niet, maar de politieke pappenheimers kennende zullen zij het verlies van macht en statuur zwaarder laten wegen.

Over afschaffing van de Eerste Kamer, een derde optie, een debat voeren is vrij zinloos. Hier gelden de honderd jaar oude woorden van de liberaal Oud (‘Niemand schaft zichzelf graag af’) en de christen-democraat Schokking (‘De Eerste Kamer is er nu eenmaal’). Geen college wil ook een quantité négligeable worden, een perspectief dat met een terugzendrecht nabij komt. Het is dus realistisch te blijven uitgaan van twee Kamers die in macht niet voor elkaar onderdoen en met de omstandigheid om te gaan dat kabinetten feitelijk moeten opereren als een minderheidskabinet. In de vorige periode ging dat trouwens verrassend goed.

Ongerijmdheid

In het licht van zo’n Scandinavische regeercultuur is het minder bezwaarlijk tot rechtstreekse verkiezing van de Eerste Kamer over te gaan. De machtsvraag is in die meer dynamische constellatie relatiever. De staatscommissie berust in de getrapte verkiezingen. Dat is spijtig, want juist deze verkiezingen werken vervreemding tussen burgers en hun bestuur in de hand, door de onbekendheid van de meeste kandidaten voor de Staten en de senaat, de geringschatting van het provinciebestuur en de dominantie van de nationale machtsvraag.

Nog een ongerijmdheid: de inwoners van onze Caribische gemeenten Saba, Sint Eustatius en Bonaire mogen wel aan deze verkiezingen meedoen, de kiesgerechtigde Nederlanders buiten de grenzen hebben geen invloed op de verhoudingen in de senaat.

Over ons stelsel in grote lijnen niets dan goeds, maar die indirecte verkiezingen zijn een anomalie, die politici tot onwaarachtigheid verleidt en getuige de geringe opkomst burgers afstoot. Niet echt een feest van de democratie.

Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees al zijn bijdragen hier terug.