Direct naar artikelinhoud
Essay

Vrouwen hebben niks bijzonders - en daarom horen ze in de politiek

Minister Sigrid KaagBeeld ANP

Door vooroordelen zijn vrouwen dungezaaid in de politiek. Dus moeten we af van het vooroordeel dat een vrouw bijzondere kwaliteiten heeft. ‘Ze hoeven niks toe te voegen.’

Mijn overgrootmoeder Lena Roelofs was aan het einde van haar leven zo’n gerespecteerd burger dat ze midden jaren zeventig van de vorige eeuw een eigen straat kreeg in haar dorp Berghem. Waar ze dat aan had verdiend? Ze was 100 geworden. In die tijd een zeldzaamheid. Ik heb een foto waarop ik (een van haar 117 nazaten op dat moment) als kleuter in een zwarte jopper en met feloranje muts vooraan sta om maar niets te missen van de onthulling van het straatnaambord door de burgemeester en ‘Oma van de Koekoek’. Zo noemden wij haar vanwege de fascinerende klok in haar woonkeuken.

Lena Roelofs (1873-1975) was niet altijd een gerespecteerd burger. In elk geval niet als het op haar rechten aankwam. Pas op haar 47ste mocht ze voor het eerst gaan stemmen. Vanaf haar 25ste, toen ze trouwde, tot haar 74ste, toen haar man stierf, was ze handelingsonbekwaam. Haar echtgenoot werd geacht voor haar te beslissen. Zelf was ze volgens de wet ongeschikt ‘om eigen onaantastbare rechtshandelingen te verrichten’. 

Pas op haar 47ste mocht Lena Roelofs voor het eerst gaan stemmen

Was mijn overgrootvader net als zijn vrouw veel ouder geworden dan de 75 die hij nu haalde, dan had Lena nog tot haar 83ste dezelfde rechten gehad als de schapen in en rond haar boerderijtje. Pas toen maakten de Tweede en de Eerste Kamer een einde aan de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw. De burgemeester van Berghem, die ze op haar honderdste verjaardag een paar door haar zelf gebreide sokken cadeau gaf, was haast vanzelfsprekend een man. Nederland kende op dat moment slechts een handvol vrouwen in dat ambt.

Lekker lachen

Nu, honderd jaar na de invoering van het algemeen kiesrecht en bijna een halve eeuw na de straatnaamonthulling, zijn vrouwelijke burgemeesters een stuk normaler geworden. Ook op andere plekken in de politiek zijn vrouwen talrijker en zichtbaarder.

Ook in Nederland leidden vorige maand beelden van het Republikeinse deel van het nieuwe Amerikaanse Huis van Afgevaardigden tot verbazing en afschuw. Weliswaar was het aantal verkozen vrouwen in deze volksvertegenwoordiging nog nooit zo groot en werd een vrouw, Nancy Pelosi, voorzitter. Maar in de gelederen van de Grand Old Party bleef zichtbaar alles bij hetzelfde: slechts een enkele vrouw tussen een zee van mannen van hetzelfde soort (Wasp, White Anglo-Saxon Protestant). Dat was lekker lachen om - en afgeven op - die domme conservatieve Amerikanen.

Maar doen we het in Nederland nu echt zoveel beter? In dezelfde weken zag ik op foto’s van nieuwjaarsrecepties van politiek en bestuurlijk Nederland opnieuw zeeën van mannen. Op de sociale media kwamen beelden langs van een bijeenkomst van de Kring van commissarissen van de Koning: Drenthe’s Jetta Klijnsma als enige vrouw tussen alleen maar mannen.

Ditjes en datjes

Uit nieuwsgierigheid naar hun motieven, moed en levens maakte ik voor deze krant portretten van de eerste vrouwen met een politiek ambt. Gaandeweg viel me op hoe hardnekkig de vooroordelen tegen hen waren. De waanideeën die vrouwen van zeggenschap weghielden, echoën tot in het heden na.

Vanaf de Oudheid waanden mannen zich superieur. De Griekse staatsman, krijgsheer en redenaar Pericles betoogde dat een vrouw glorie toekwam als er nooit over haar werd gesproken. Slaven konden eventueel nog burger worden. Vrouwen niet. Die stonden hun hele leven onder het gezag van hun vaders, ooms, broers, echtgenoten en zoons.

Aristofanes schreef de komedie ‘Vrouwen ter volksvergadering’. De grote grap was dat zij hun rol niet aankonden. Ze misten de gave van het woord en kwamen niet los van het uitwisselen van ditjes en datjes. Eigenlijk konden ze zich op geen enkele wijze meten met de mannen en hun verheven wijze van debatteren.

Femke HalsemaBeeld ANP Kippa

De doorgaans hoge vrouwenstemmen gaven tegenstanders van machtsdeling nog een argument. Een zwaar, mannelijk geluid gaf autoriteit. De Griekse filosoof Dio Chrysostomus hield toehoorders voor wat er gebeurt als alle mannen een aandoening zouden krijgen die hun een vrouwenstem bezorgt. “Zou dat niet vreselijk zijn, erger dan wat voor plaag ook? Ik weet zeker dat ze een delegatie naar een heiligdom zouden sturen om de goden te raadplegen en te proberen de goddelijke macht gunstig te stemmen met vele geschenken.”

Religies droegen hun steentje bij. Het bijbelboek Genesis vertelt bijvoorbeeld een duidelijk scheppingsverhaal, waarin God bij Adam tijdens zijn slaap een rib wegnam: “En de Heere God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en hij bracht haar tot Adam.” Voorgangers in de kerken waren mannen. Het bijproduct van de man diende haar mond te houden.

Geest van een kind

Charles Darwin beschouwde vrouwen als zwakke schepselen. Voor zijn trouwen zag hij een echtgenote als “een voortdurende metgezellin (een vriendin in ouderdom) die zich voor je interesseert; een voorwerp om te worden bemind en om mee te spelen - in elk geval beter dan een hond - iemand die het huishouden bestiert”.

Vrouwen hadden volgens Darwin de geest van een kind; een Duitse psychiater rond 1900 maakte het nog bonter met zijn populaire ‘Über den psychologischen Swachsinn des Weibes’.

In dat klimaat kregen de Nederlandse vrouwen gek genoeg eerst het recht om gekozen te worden voor ze zelf mochten stemmen. Toen dat de eerste keer gebeurde, bij een gemeentelijke herindeling in Maastricht en Gronsveld in 1920, maakte een verslaggever van De Telegraaf zich vrolijk over de onkunde van het nieuwe deel van het electoraat. Bij de nodige dames meende de journalist te zien dat ze de begeleiding van ‘hun gemaal’ toch wel prettig vonden. De krant schreef ook over de beproeving van hen die moesten toezien op een goed verloop van de verkiezingen: “Een van de leden van zoo’n stembureau zeide met een zucht en het zweet van zijn voorhoofd wisschend: ‘’t Is verschrikkelijk zooveel leed als wij met die vrouwtjes hebben. En praatgraag dat ze zijn!’ Maar hij zou geen Limburger geweest zijn, wanneer hij niet hartelijk om al dat ‘leed’ had gelachen.”

Kijvende wijven

De eerste vrouwen in politieke ambten stuitten op soortgelijke vooroordelen. “De sluitzegelblouse van Suze Groeneweg maakt ons tureluurs”, verzuchtte een parlementair redacteur over het optreden van het eerste vrouwelijke Tweede Kamerlid.

Een kabinetsgenoot omschreef Marga Klompé, de eerste vrouwelijke minister als ‘die pacifistische schooljuffrouw’. Collegaminister Jelle Zijlstra, wiens eigen vrouw blijkens zijn biografie vooral mooi en dienstbaar moest zijn, zei over Klompé: “Ze bleef charmant, bij al haar kordaatheid, maar in later jaren kreeg de kordaatheid het volledige overwicht.” Een kordate minister - gruwelijke gedachte.

Oud-minister Marga KlompéBeeld ANP

Voorbeelden uit de oude doos? Het is niet moeilijk recentere te vinden. Met Femke Halsema (GroenLinks), Mariëtte Hamer (PvdA), Agnes Kant (SP) en Marianne Thieme (Partij voor de Dieren) telde de Tweede Kamer een kleine tien jaar geleden meer vrouwelijke fractievoorzitters dan nu. Een deel van de pers maakte van de Algemene Beschouwingen onmiddellijk the Battle of the Babes - zoals de Kamercommissie voor de zorg in de Haagse wandelgangen wegens het hoge aantal vrouwen ‘de commissie van de kijvende wijven’ heette. Elbert Dijkgraaf (SGP) was ook lid en merkte op dat het goed was dat er ook nog een man bij zat om op de portemonnee te letten.

Bedachtzaamheid

Waarom al die heisa over de positie van vrouwen in de politiek? Voegen vrouwen iets toe? Zijn ze beter dan hun mannelijke collega’s? Wellicht. Wobine Buijs, burgemeester van mijn geboortestad Oss, werd onlangs uitgeroepen tot beste lokale bestuurder van het jaar.

Ze zat er zelf een beetje mee in haar maag. Zo’n prijs gaf eigenlijk geen pas gezien de aanleiding, haar optreden na het ongeluk met de Stint op een spoorwegovergang in Oss afgelopen september.

Het is ondertussen wel interessant om te kijken waarmee Buijs zoveel waardering oogstte. Ze stelde zich terughoudend op, toonde zich wars van overdaad, maakte geen tournee langs de talkshows en gaf geen toestemming voor een stille tocht voor Ossenaren en niet-Ossenaren, hoe goed bedoeld ook. Menig man zou -oké, ik generaliseer een beetje - zich vol overgave in het circus hebben gestort. Buijs vond op veel momenten even rust nemen en het stellen van de juiste vragen belangrijker dan het geven van heel veel antwoorden. Zelfs kort na het dodelijke ongeval nam ze naar eigen zeggen na het regelen van het broodnodige even rust voor introspectie: Wat was er gebeurd? Welke impact was te verwachten? Bedachtzaamheid die misschien wel typisch vrouwelijk is.

Menig man zou -oké, ik generaliseer een beetje - zich vol overgave in het circus hebben gestort

Ander voorbeeld: de eerste vrouwelijke Commissaris van de Koningin, Tineke Schilthuis. Voordat ze in de jaren zeventig en tachtig Drenthe ging leiden (daar gebeurde volgens de benoemende minister immers toch niks), was ze vicevoorzitter van de Partij van de Arbeid. Overal klonk de roep om verandering, ook in de partij via de beweging Nieuw Links, met mensen als André van der Louw en Jan Nagel. Schilthuis was niet het type dat alles per se bij het oude wilde houden, maar waarschuwde wel voor al te drastische en snelle stappen. Ze zei: “Je kunt wel een droomkasteel willen bouwen, maar je moet bij de realisering weten waar je de stopcontacten moet plaatsen.” En: “Je moet je niet verbeelden dat je van de kelder op de zolder kunt springen.” Realiteitszin en praktisch denken waar mannen wellicht sneller neigen naar het radicale.

Volwassen democratie

Maar eigenlijk doet het er niet toe of vrouwen iets toevoegen, of ze beter zijn dan hun mannelijke collega’s. Misschien belemmert het almaar hoog opgeven over bijzondere kwaliteiten, het veronderstellen van het bestaan van een soort Wonderwomen wel het boeken van snelle vooruitgang. Want het gevolg is dat het in werkelijkheid tegen kan vallen. Vrouwen hoeven niets toe te voegen. Ze hoeven niet beter te zijn. Sterker zelfs, ze mogen net zo hard falen als mannen.

Het draait om iets anders. Het belang van fatsoenlijke representatie van vrouwen zit ingebakken in de term ‘evenredige vertegenwoordiging’. Een normaal aandeel getuigt niet alleen van fatsoen maar ook van volwassenheid van een democratie.

Tineke Schilthuis, eerste vrouwelijke Commisaris van de KoninginBeeld Hollandse Hoogte /beeldbew liselore Kamping

In sommige opzichten lijkt het wel alsof vrouwen in de ogen van een groot deel van de mannen nog altijd in opleiding voor volwaardige politieke burger zijn. Ze mogen op kandidatenlijsten staan. Ze mogen in ambten worden benoemd. Maar liefst niet in al te groten getale. En als het er echt op aankomt, regelen de mannen het liever onderling. De vier partijen die het huidige kabinet vormen, hadden stuk voor stuk een mannelijke lijsttrekker en vrouwen op nummer twee. Maar alleen de politiek leider van de ChristenUnie nam die mee naar de onderhandelingen. Waren de plekken van de andere vrouwen louter cosmetisch en verder betekenisloos?

Een nogal hardnekkige, misplaatste tevredenheid (‘Kijk eens hoever we al gekomen zijn’) ligt bovendien voortdurend op de loer. CDA’er Aart Jan de Geus vond het in 2003 als minister voor sociale zaken, werkgelegenheid én emancipatie tijd om achterover te leunen, want ‘de emancipatie van de autochtone Nederlandse vrouw is voltooid’.

Niet vanzelf

Hoe is de situatie anno 2019? Slechts zes procent van de commissarissen van de Koning is vrouw. Een kwart van de burgemeesters. 29 procent van de wethouders. Een derde van de Tweede Kamerleden, en dit aandeel loopt de laatste jaren terug.

Net als Neelie Kroes ben ik een late bekeerling: het gaat kennelijk niet vanzelf. Diep van binnen verzet alles in mij zich tegen positieve discriminatie, maar zonder ambitieuze, afrekenbare doelen, schiet het niet op. Dan maakt nauwelijks iemand van de lezers van dit artikel een Tweede Kamer mee met gelijke man-vrouwverhoudingen, duurt het tot in de 22ste eeuw voordat we evenveel vrouwelijke als mannelijke burgemeesters hebben en duren de levens van meerdere honderdjarigen nog te kort om iets van evenwicht bij de commissarissen van de Koning mee te maken.

Historicus Paul van der Steen (1969) is journalist, schrijver van de Trouwrubriek ‘Déjà Vu’ en recensent. Zijn boek ‘De ongehoorde helft’ is deels gebaseerd op de serie over de eerste vrouwen in de politiek, die hij voor deze krant schreef.

Dit artikel is een bewerking van delen uit:
Paul van der Steen
De ongehoorde helft. De eerste vrouwen op het politieke pluche.
Vantilt; 156 blz. € 19,95

Lees ook:

Vrouwen hadden in 1917 nog niets te vieren

Het jaar 1917 is geen jubeljaar. Beter is het om het einde van de kiesrechtstrijd in 1919 te vieren, aldus Mineke Bosch. “Wat mij betreft vieren we de invoering van het algemeen kiesrecht op 27 september 2019.”