De ijskoude rivier Evros slokt migranten op

Op de bodem van de Griekse grensrivier de Evros ligt een kerkhof dat niemand ziet: verdronken migranten die recentelijk vanuit Turkije de oversteek hebben gewaagd. Niemand heeft het over hen, want volgens de EU-Turkijedeal bestaan ze niet.

‘Kijk, nog een bootje.’ Visser Athanasios ­Kamilaris wijst op een stuk groen rubber tussen het riet terwijl hij behendig tussen de watergeulen stuurt waar nog steeds dagelijks migranten de oversteek naar Europa wagen. Tientallen heeft hij er de afgelopen ­jaren doorweekt en meer dood dan ­levend opgepikt met zijn vissersboot. Bij een boomstronk aan de oever houdt hij even stil. ‘Daar vond ik vorig jaar nog een lijk. Een grote sterke ­kerel was het.’

In het snelstromende en ijskoude water van de rivier de Evros, die Griekenland van Turkije scheidt in dit ruige grensgebied, zijn de afgelopen jaren duizenden migranten verdwenen. Ze verdrinken als hun rubberbootjes omslaan of sterven aan onderkoeling als ze aan de overkant in hun natte kleren in slaap vallen van uitputting. De meeste doden verdwijnen voor de eeuwigheid in het donkere water, anderen komen soms ­weken later onherkenbaar bovendrijven. Kamilaris, een sigaret in zijn mondhoek en diep ingepakt in zijn jas tegen de snijdende winterkou en de opspattende golven, laat foto’s op zijn telefoon zien van de aangespoelde migrant, zijn gezicht is al onherkenbaar.

Het aantal migranten dat deze barre rivierovertocht neemt, is vorig jaar ineens weer sterk toegenomen. In 2018 kwamen 50 duizend illegale migranten aan in Griekenland, van wie 18 duizend over deze landgrens, drie keer zoveel als het jaar ervoor. De oude landroute richting Europa werd weer populair nadat duidelijk was geworden dat de Griekse eilanden sinds de EU-Turkijedeal zijn veranderd in gevangenissen waar alle hoop op een beter leven in Europa vervliegt in een uitzichtloos vluchtelingenkamp.
Eind jaren tachtig kwamen over de Evros al de eerste vluchtelingen, uit Somalië, Iran en Irak. Daarna waren er de Syriërs. Nu weten vooral Afghanen, Pakistanen, Iraakse-Koerden en Turkse politieke vluchtelingen de ­rivierovergang te vinden, met alle risico’s van dien.

Een kapotte rubberboot, gebruikt door vluchtelingen die de Evros hebben overgestoken, ligt achtergelaten aan de Griekse kant van de rivier.

Lichamen in foetushouding

In het mortuarium van Alexandroupolis toont forensisch arts Pavlos Pavlidis zakjes met de bezittingen van de onidentificeerbare doden. Ze bevatten kettinkjes met kruizen of hoop­gevende spreuken als ‘I believe’, en ­foto’s van tatoeages of opmerkelijke littekens. Elk zakje heeft een nummer. ‘Zo kunnen familieleden later alsnog hun dierbaren terugvinden’, zegt hij als hij nog een sigaret opsteekt en bladert door de honderden foto’s op zijn computer van onherkenbare lichamen die hij in de afgelopen jaren op zijn snijtafel heeft gehad. ‘Kijk een meisje van ongeveer 13 uit Irak, haar gezicht is aangevreten door de vissen.’

Zijn lugubere verzameling is nog maar het topje van de ijsberg, vreest Pavlidis. ‘De Evros trekt de meeste ­lichamen onder water. De migranten dragen veel kleren tegen de kou en zakken direct naar de bodem waar ze door boomtakken worden vastgehouden.’ Ruim tweederde van de ­doden is niet meer identificeerbaar, zelfs die aan land zijn gevonden. Hij toont de foto’s van ver ontbonden ­lichamen in foetushouding in een schuur. En op het spoor waar migranten warmte zochten tussen de bielzen maar uiteen werden gereten door de langsrazende trein.

Forensisch arts Pavlos Pavlidis bij de spullen van drenkelingen.

Opvangkamp Fylakio

‘Hebben jullie mijn dochters al gevonden?’ In het opvangkamp Fylakio loopt de Iraakse vader radeloos rond op een kale binnenplaats tussen witte containers. Bij de overtocht vorige week sloeg zijn bootje om. Zijn drie dochtertjes zakten voor zijn ogen in het ijskoude water. Hij kon niets meer doen. Hij overleefde met zijn twee zoons, zijn vrouw is al eerder in Irak door IS vermoord. Kampmanager ­Rania Varsamidou is zichtbaar aangedaan als ze het peilloze verdriet in de ogen van de man ziet. Ze belooft dat hij zo snel mogelijk uit het kamp mag.

In het gesloten kamp Fylakio verblijven 220 migranten die bij hun illegale rivierovertocht zijn opgepakt door de politie. De helft is minder­jarig. Ze worden conform de wet voor hun eigen veiligheid opgesloten totdat beschermde opvang voor hen is gevonden. Sommigen zitten er al maanden omdat de Griekse opvangfaciliteiten weer overvol zitten. Volwassenen mogen weg zodra ze geregistreerd zijn en moeten zelf op zoek naar opvang. Ook die zitten overal op het vaste land propvol. Een record van ruim 70 duizend migranten verblijft momenteel in de Griekse opvangfaciliteiten, meer dan tijdens het hoogtepunt van de crisis toen in 2016 de grenzen op de Balkan dichtgingen.

‘Is er ergens anders in de wereld een plek waar ze jongens zoals wij opsluiten’, vraagt een Afghaanse jongere verontwaardigd vanachter het hek waarachter ze zijn opgesloten. ‘We worden gek hier. We hebben drie uur per dag wifi, verder is er helemaal niets te doen voor ons’, roepen de jongens die inmiddels met zijn tienen achter het hek staan om hun beklag te doen. Een klein jongetje tussen hun benen kijkt nieuwsgierig toe door het hekwerk.

‘We kunnen niet veel voor ze doen’, zegt Varsamidou spijtig. ‘Er blijven maar nieuwe mensen komen. Vandaag nog 55, gisteren 40. Zelfs in de winter komen er zo’n duizend nieuwe arrivals per maand. En dat zijn alleen nog maar de mensen die door de politie worden opgepakt.’ De meeste migranten proberen de Evros ongezien over te komen om te voorkomen dat zich in Griekenland moeten laten registreren, voordat ze zich verder Europa in laten smokkelen of erger: te worden teruggeduwd naar Turkije waar ze mogelijk worden gedeporteerd.

  • Het gesloten, Griekse opvangkamp Fylakio.

Deze zogeheten push-backs zijn volgens Griekse mensenrechtenorganisaties aan de orde van de dag ondanks het feit dat ze verboden zijn. ‘Vrijwel alle migranten die wij spreken hebben een of meerdere ervaringen dat ze aan de rivieroevers worden opgepakt en teruggestuurd naar Turkije’, vertelt Vasilis Papageorgas van de Griekse hulporganisatie Arsis die alleen reizende minderjarigen bijstaat.

De push-backs, die met klem worden ontkend door de Griekse autoriteiten, gaan gepaard met veel geweld. Migranten worden geslagen en bedreigd, hun telefoons en bezittingen worden afgepakt of voor hun ogen vernield. ‘Dit is geen willekeurig gedrag meer’, denkt Papageorgas. ‘Dit is georganiseerd, bedoeld om een signaal af te geven aan migranten dat ze het niet meer moeten proberen, en zo de druk van de ketel af te halen in Griekenland.’

In Thessaloniki vertelt een knappe 24-jarige Afghaan met een strak getrimd baardje dat hij wel zeven keer is teruggestuurd naar Turkije. De achtste keer lukte het eindelijk. ‘Waarom doen ze dit? Ze behandelen ons als criminelen, maar we zijn vluchtelingen.’ De Afghaan bivakkeert met dertig anderen in een zelfgebouwd tentenkamp aan het spoor. Hij heeft geen keuze. Hij wil zich wel laten registreren als asielzoeker, maar wordt steeds weggestuurd door de politie. Het Griekse asielsysteem kan de aanhoudende toestroom van nieuwe vluchtelingen eenvoudigweg niet meer aan.

Honderden migranten belanden zo tussen wal en schip. Ze leven op straat in Thessaloniki en hebben geen recht op hulp of bijstand of op een plek in een opvangkamp, omdat ze nergens geregistreerd staan. Ze overleven vaak noodgedwongen in de criminaliteit; met de verkoop van illegale sigaretten en drugs en in toenemende mate met ‘gedwongen’ mensensmokkel.

Burgemeester Giorgos Chatzigagidis.

Geronseld

Minderjarige migranten worden door smokkelaars geronseld om nieuwe migranten op te halen bij de Evros en in een bestelbusje naar Thessaloniki te brengen. Tijdens de rit gebeuren steeds vaker ongelukken omdat de ‘chauffeurs‘ proberen de politie te ontwijken. ‘Omdat de ­migranten minderjarig zijn, komen ze ervan af met een kleine straf’, legt advocaat Thodoris Karagiannis in een café in Thessaloniki uit. ‘De echte smokkelaars ontlopen hierdoor hun straf; die is 10 jaar per gesmokkeld individu. De jonge migrantenchauffeurs betalen zo hun schuld af. Soms weten ze niet eens dat ze een misdaad begaan. Ze worden gewoon de criminaliteit in geduwd door de hele situatie’, verzucht Karagiannis.

‘Gisteren nog sloeg hier een busje over de kop, met als gevolg elf gewonden’, zegt burgemeester Giorgos Chatzigagidis van het slaperige dorpje Marasia. ‘Vroeger kwamen hier dagelijks migranten omdat dit het smalste stukje van de rivier is. We hielpen ze met droge kleren en dan gingen ze zonder problemen weer verder. Het waren aardige mensen, ze hadden niets kwaads in de zin. Nu staan er overal camera’s en is er patrouille en zoeken de migranten andere plekken langs de rivier die veel gevaarlijker zijn. Als wij ze nu helpen, worden we aangeklaagd voor mensensmokkel, maar de echte smokkelaars worden ondertussen steeds vindingrijker en meedogenlozer.’

Imam Mehmet Sherif Damadoglou bij het graf van de onbekende migranten.

In Marasia lijkt de tijd stil te hebben gestaan. Het treinstation waar ooit de Orient Express langsraasde, ligt er verlaten bij onder een grauwe winterse wolkenlucht. Alleen blaffende honden verraden de aanwezigheid van mensen. ‘Vroeger woonden hier achtduizend mensen, nu zijn het er honderd. Ik ben de jongste’, lacht de ook al bijna bejaarde burgemeester. Bij de rivier wijst hij naar de overkant. ‘Turkije’, zegt hij met zichtbaar ongemak omdat we ons in de verboden militaire zone bevinden.

De burgemeester begrijpt niet waarom de Europese Unie niets doet. ‘We zouden de vluchtelingen veilig moeten ophalen in Turkije in plaats van ze te laten verdrinken hier in de rivier.’ In het dorpje Sidiro verderop wijst ook imam Mehmet Sherif Damadoglou met de beschuldigende vinger naar Europa. ‘We moeten ons afvragen waarom deze mensen vluchten? Als we die oorlogen niet kunnen of willen stoppen dan moeten we ze helpen. Maar blijkbaar wegen onze ­eigen belangen zwaarder dan deze mensenlevens.’

De inmiddels gepensioneerde islamitische geestelijke sjokt de heuvel op waar hij meer dan 450 anonieme – vermoedelijke – moslims heeft begraven. De verwilderde grafheuvels zijn nauwelijks meer als zodanig te herkennen in het bergachtige landschap. Slechts een heel enkele keer weten ­familieleden hun vermiste dierbaren alsnog te traceren, zoals de twee ­Syriërs uit Aleppo die in 2014 het ­leven lieten in de Evros-rivier. Bij de twee nieuwe grafstenen staat hij stil om een gebed te zingen voor alle trieste doden die hij in zijn leven heeft moeten begraven. ‘Elke keer als ik weer iemand in de aarde liet zakken, bad ik tot God dat dit de laatste moge zijn.’