Wie afgelopen weekend in de Volkskrant het duidende artikel over de bekering van Joram van Klaveren las, kon de indruk krijgen dat de ex-pvv’er een jihadist is geworden, of toch op z’n minst lid van de Moslimbroederschap. Om zijn frappante ommezwaai te doorgronden werd het ‘hoefijzermodel’ van stal gehaald. Die betwiste theorie stelt dat extremen aan beide zijden van het politieke spectrum meer met elkaar gemeen hebben dan met centrumpartijen. Zo moesten we het geval Van Klaveren kennelijk ook begrijpen. Hij zou het ene extreme standpunt hebben ingeruild voor het andere. En daarmee paste hij volgens de journalist in een rijtje ideologische bekeerlingen, dat verder bestond uit linkse fanatici die fascist of (neo)nazi waren geworden.

Opmerkelijk, want het bekeringsverhaal zoals Van Klaveren dat zelf uit de doeken deed in een interview met NRC was behoorlijk tam. Hij begon de koran te bestuderen en merkte dat de islam helemaal niet zo’n verderfelijke religie is als hij dacht. Sterker nog, hij kon zich wel vinden in de boodschap van de Heilige Schrift. En tsja, als hij dat werkelijk geloofde, dan was hij moslim. Maar dat betekent niet dat hij er plots compleet andere politieke denkbeelden op nahoudt, benadrukte hij. Hij is nog steeds voorstander van een kleine overheid, lage belastingen en een strenger immigratiebeleid. Van een rechtse politicus met een hekel aan de islam werd hij een rechtse politicus die bidt tot Allah.

Zelfs keurige middenpartijen buigen mee met wildersiaanse retoriek

Dat is natuurlijk pikant nieuws, maar de reacties die volgden zijn vooral veelzeggend over de manier waarop er in Nederland naar de islam wordt gekeken. Niet als een religie, maar als een politieke ideologie. Een radicaal gedachtegoed bovendien. Dat blijkt ook uit het onderzoek naar de verschuiving van het publieke debat over de multiculturele samenleving, dat we deze week publiceren (zie het stuk ‘Wat ik van IS vind? Wat denk je zelf?’). Daarvoor analyseerden we meer dan een miljoen spreekbeurten in de Tweede Kamer en tienduizenden krantenartikelen. Wat blijkt? Over de islam wordt na de eeuwwisseling steeds minder gesproken en geschreven als een religie of levensbeschouwing. ‘Radicaal’ is sinds 2004, zowel in het parlement als in de Volkskrant en NRC, een van de meest gebruikte woorden in combinatie met ‘islam’. Dat zal deels te maken hebben met de aandacht voor aanslagen uit naam van het geloof, maar eenzijdige aandacht bestendigt schadelijke beeldvorming. Wie kijkt er nog op van de islamofobe scheldkanonnades die Van Klaveren afgelopen week te verstouwen kreeg op sociale media? Moslims in ieder geval niet. En hoewel zulke sentimenten gelukkig beperkt blijven tot een minderheid van de bevolking klinkt het geluid alleen maar luider en extremer. Dat is zorgwekkend, zeker omdat het niet bij verbale vuilspuiterij blijft. Niet voor niets besloot de gemeente Amsterdam vorige maand om moskeeën extra te beveiligen.

Uit onderzoek van De Montfort University in Leicester bleek onlangs dat Britse moslims in de dagen na een terroristische aanslag vaker het slachtoffer zijn van intimidatie en geweld. Afgaande op onze interviews met hun Nederlandse geloofsgenoten is dat hier niet anders. ‘Ik heb het gevoel dat moslims public enemy number one zijn geworden’, zei Nawal Mustafa, die als kind vanuit Somalië naar Nederland vluchtte en hier een veilige haven gevonden dacht te hebben. Maar dat veiligheidsgevoel ‘is de afgelopen twintig jaar afgebrokkeld’.

De rol van politici en media mag niet onderschat worden, stellen de Britse onderzoekers. Zij kunnen haatgevoelens temperen of juist aanwakkeren. ‘Politieke partijen zouden helder leiderschap moeten tonen door een tegengeluid te bieden aan anti-moslimsentimenten’, luidt een van de aanbevelingen van het rapport. Daar lijkt het in Nederland, waar zelfs keurige middenpartijen meebuigen met wildersiaanse retoriek, voorlopig aan te schorten.