De wijk wordt witter. De school niet

In de Utrechtse wijk Kanaleneiland zijn meer koopkrachtige, autochtone bewoners neergestreken. Zij sturen hun kinderen niet naar de ‘zwarte’ basisschool in de buurt, waardoor die zelfs in haar voortbestaan wordt bedreigd.   

‘Yasmine’, ‘Mina’, ‘Elijah’, ‘Marouan’, ‘Noor’. De namen van de leerlingen van de Lukasschool in de Utrechtse wijk ­Kanaleneiland staan op felgekleurde ­papieren cirkels die naast de deur van de klaslokalen zijn geplakt. Meest Marokkaanse ­namen, een deel Turkse en een paar van een andere herkomst: Surinaams, Somalisch, Syrisch, Oost-Europees. Alle 219 kinderen hebben een ­migratieachtergrond. ‘Onze enige twee leerlingen met een Nederlandse afkomst, broer en zus, zijn vorig jaar met hun ouders naar Friesland verhuisd’, zegt Annelies Maas, met Jolanda Snoek de directeur van de protestants-christelijke basisschool.

De Lukasschool is al jaren nagenoeg volledig ‘zwart’, net als de twee andere ­basisscholen in het gezamenlijke, uit roodbruine bakstenen opgetrokken schoolgebouw in Kanaleneiland-Noord. Gezien de ­bevolkingssamenstelling van de wijk was dat logisch. Maar nu er steeds meer koopkrachtige en ook autochtone bewoners komen te wonen, door de nieuwbouw en renovatie in het voorheen beruchte stadsdeel, weet het basisonderwijs in de wijk daar niet van te profiteren, stellen de schooldirecteuren met spijt vast. Sterker nog: de Lukasschool kan eraan ten onder gaan, het leerlingenaantal halveerde in tien jaar tijd. Hun noodkreet hebben ze aan de gemeente overgebracht: ‘Help ons, doe iets om onze school gemengder te maken.’

Ook het aantal inschrijvingen voor ­komend schooljaar stemt niet optimistisch. Veel kinderrijke gezinnen met een migratieachtergrond vertrokken uit de wijk toen hun flats werden gesloopt. De nieuwe, relatief hogeropgeleide en vaker witte bewoners die er nieuwbouw- of gerenoveerde huizen kochten of huren, sturen hun kinderen buiten de wijk op school.

Binnen maakt de Lukasschool een ­gezellige, maar ook gedisciplineerde ­indruk. De jarige Ilias, met een blauwe, papieren kroon op, laat twee vriendinnen met de traktaties in de klas rondgaan. In groep 6 zijn alle leerlingen muisstil aan het lezen. Een klaslokaal verder verplaatst de juf de wijzers van de klok op het digibord. Als zij vraagt hoe laat het dan is, gaan veel vingers omhoog.

Leegstaande lokalen

In een van de vier leegstaande lokalen zitten zes leerlingen met een leerkracht geconcentreerd te oefenen met begrijpend lezen. Op de Lukasschool krijgen zowel de kinderen met een voorsprong als die met een achterstand extra lessen in kleine groepjes. Hoewel de lege lokalen soms dus goed van pas komen, steekt het toch. In de aangrenzende wijk, het chiquere Oog in Al, komen twee basisscholen zo veel ruimte tekort dat ze de gemeente om een fikse uitbreiding hebben gevraagd.

We breiden niet uit vanwege extra kinderen uit Kanaleneiland, maar vanwege eigen nieuwe aanwas, zeggen die twee schooldirecteuren. Op de St. Dominicus Basisschool in Oog in Al hebben kinderen uit de eigen wijk voorrang. Van de zevenhonderd leerlingen komen er 25 uit Kanaleneiland. De openbare basisschool neemt alleen nog kinderen aan uit Kanaleneiland als er al een broertje of zusje van op school zit. ‘Kinderen uit Kanaleneiland gaan ook in andere wijken op school, tot in Nieuwegein’, zegt directeur Maas van de Lukasschool.

Jolanda Snoek en haar collega Annelies Maas.

In Kanaleneiland, dat jarenlang bekend stond als een Marokkaanse enclave, zijn veel bewoners gewend aan segregatie. De Turks-Nederlandse moeder Serbil (32) vertelt bij het schoolplein van de Lukasschool dat ze er zelf ook op een volledig zwarte basisschool heeft gezeten. Daarna heeft ze toch mooi een hbo-afleiding afgerond. Zij vindt het geen probleem dat haar dochter nu op de zwarte Lukasschool zit. ‘Mengen is niet nodig, ik ben ook goed terechtgekomen’, zegt ze op besliste toon.

De 30-jarige moeder Azizza, gekleed in een zwart gewaad met zwarte hoofddoek, zou wel liever ook Nederlandse kinderen op de school zien waar drie van haar kinderen heengaan. ‘Iedereen zou samen met elkaar op school moeten gaan’, zegt de Marokkaans-Nederlandse in hakkelend Nederlands; ze is nog maar een paar jaar geleden door een huwelijk naar Nederland gekomen.

Utrecht gelooft niet, anders dan bijvoorbeeld Amsterdam, dat leerlingenstromen te sturen zijn met bijvoorbeeld beperkende maatregelen voor inschrijving op scholen. ‘Als ­gemeente hebben wij de vrijheid van onderwijs te respecteren’, zegt de woordvoerder van onderwijswethouder Anke Klein (D66). ‘De schoolbesturen kunnen zelf hun aannamebeleid bepalen. De gemeente kan helpen bij de dialoog en meer bewustwording.’

Vorige week kwam de wethouder zelf een kijkje nemen bij de Lukasschool. Een goed gesprek, maar er moet toch echt actie komen, vinden de directeuren. ‘Wij weten ook niet of een beperkend aannamebeleid op bijvoorbeeld postcode de oplossing is, wij geloven in de vrijheid van onderwijs’, zegt Snoek. ‘Maar een gemengde wijk met alleen zwarte scholen, dat is toch niet de bedoeling? We hebben de kans ervoor te zorgen dat verschillende groepen wijkbewoners van jongs af aan met elkaar opgroeien; dat bevordert bovendien het onderlinge contact in de wijk.’

Het zou al helpen als ook kinderen zonder taalachterstand zouden worden toegelaten tot de voorschoolse opvang in hun gezamenlijke schoolgebouw in Kanaleneiland, denkt Maas. Die peutergroep trekt zo bijna louter peuters met een migratieachtergrond, die, al ­gewend aan het gebouw, er doorstromen naar de basisscholen.

Snoek en Maas gaan geregeld zelf flyeren in de wijk. Zo wekken ze soms de interesse van ouders, bijvoorbeeld met het extra aanbod ­talentontwikkeling, van schaken tot taekwondo. Toch denkt zo’n ouder dan uiteindelijk: toch maar niet. Een initiatief van hoogopgeleide ouders die gezamenlijk besluiten hun kinderen naar een achterstandsschool te brengen, is nog niet van de grond gekomen.

Het schrikt bijvoorbeeld af dat veel leerlingen op de Lukasschool beginnen met een taalachterstand. ‘Door de extra inspanningen van onze leerkrachten zijn die grotendeels weggewerkt in groep zes’, zegt Snoek. De Cito-resultaten zijn net iets onder het landelijke gemiddelde, wat een prestatie is gezien het gemiddelde opleidingsniveau van de ouders.

Bij elkaar spelen

‘Het onderwijs op de Lukasschool is heel goed’, beaamt een Nederlandse vader, die er tot anderhalf jaar geleden zijn twee kinderen op school had. Vanwege zijn werk in het sociale veld wil hij niet met zijn naam in de krant, maar de schooldirecteuren weten wie hij is: hij was immers de enige ouder zonder migratieachtergrond in de medezeggenschapsraad van de school. Nu zijn kinderen na zijn scheiding naar een overwegend witte school zijn gegaan, vraagt deze vader zich toch af of hij ze, als hij het over mocht doen, weer naar de Lukasschool zou sturen. ‘Er kwamen nooit vriendinnetjes bij mijn dochter spelen, dat is in de Marokkaanse en Turkse cultuur minder gebruikelijk. Nu bloeit ze helemaal op.’

Wel lijken de prestaties van zijn dochter op de wittere school met vrijer onderwijs achteruit te gaan, zonder de extra inspanningen van de docenten van de Lukasschool. ‘Als ik extra lessen wil, moet ik 50 euro per uur betalen, bij het Lukas kreeg je die vanzelf. Mijn dochter is veel gelukkiger, dat is het belangrijkste. Misschien is het voor kinderen ­relaxter in een klas met meer kinderen van de eigen achtergrond.’

Maas en Snoek weten dat het bij elkaar spelen een lastig punt is. Juist als er meer Nederlandse ouders zijn, durven meer ouders met een migratieachtergrond die drempel over, daar is Maas van overtuigd. ‘Als ze elkaars ­wereld leren kennen, wordt het normaler. Ik heb weleens een moeder aangemoedigd om haar kind na schooltijd bij een klasgenootje te laten spelen. Dat lukte.’

De directeuren zijn bereid veel energie te steken in het overeind houden van hun school. ‘Wij willen voorkomen dat wij straks hier bevlogen leerkrachten moeten ontslaan. En dat hier een gebouw leegstaat, terwijl een kilometer verder nieuwe klaslokalen worden gebouwd. Dat is toch kapitaalvernietiging?’

Meer segregatie in het basisonderwijs

In veel wijken wonen bewoners met eenzelfde opleidingsniveau of etniciteit bij elkaar en in het onderwijs is het nog meer soort-zoekt-soort. De segregatie naar opleidingsniveau van de ­ouders neemt alleen maar toe in het basisonderwijs, blijkt uit recent onderzoek van het ministerie van Onderwijs.

Dat op veel scholen kinderen van laag- en hoogopgeleide ouders of met of zonder migratieachtergrond niet bij elkaar in de klas zitten, komt vooral doordat veel wijken niet gemengd zijn. In gemengde buurten stuurt daarbij nog een aanzienlijk deel van de (hogeropgeleide) ouders zijn kind buiten de wijk naar school – of naar een school in de eigen buurt met de meeste ouders van de eigen groep. Deze extra onderwijssegregatie door de schoolkeuzes van ouders speelt niet alleen in de vier grote steden, maar ook in bijvoorbeeld Dordrecht en Enschede.

Veel gemeenten zeggen hardop dat zij vinden dat basisscholen een afspiegeling moeten zijn van de wijk. Maar ze willen liever niet tornen aan de vrije schoolkeuze van de ouders, die in de wet is verankerd. Onderwijsprestaties worden bovendien niet altijd beter van een gemengde populatie.

Enkele gemeenten, zoals Amsterdam en Nijmegen, voeren wel actief beleid. In Amsterdam bijvoorbeeld krijgen sinds het schooljaar 2015-2016 leerlingen voorrang op de acht dichtstbijzijnde scholen. Sinds de invoering van dit Amsterdams Stedelijk Toelatingsbeleid zijn de Amsterdamse basisscholen iets gemengder geworden.

De meeste steden hopen dat zwarte scholen vanzelf gemengder worden, als zij er bijvoorbeeld investeren in beter onderwijs of als de buurten waarin de scholen staan gemengder worden door nieuwbouw. Rotterdam zegt het daarnaast te ondersteunen als een groep hoogopgeleide ouders er gezamenlijk voor kiest hun kinderen naar een zwarte school te sturen. Dat is een van de effectiefste manieren om een school te mengen: maar dan moeten er wel eerst ouders opstaan die dat willen gaan doen.