Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Archeologie

In slechts 200 jaar werden megalieten overal populair

Prehistorie De prehistorische gewoonte om grote stenen grafmonumenten te bouwen ontstond al rond 4500 voor Christus.

De Haväng dolmen (ca. 3400 v. Chr), aan de Oostzeekust, in het zuiden van Zweden.
De Haväng dolmen (ca. 3400 v. Chr), aan de Oostzeekust, in het zuiden van Zweden. Foto Bettina Schulz Paulsson

Binnen een paar honderd jaar is op vijf plekken in Europa de bouw van de grote stenen monumenten begonnen, in de periode 4500 tot 4250 voor Christus. Dit concludeert de Zweedse onderzoeker Bettina Schulz Paulsson in een overzichtsstuk dat deze week gepubliceerd wordt in de PNAS.

De oudste megalieten werden binnen een paar honderd jaar voor het eerst gebouwd in Bretagne, Galicië, Catalonië, Sardinië en Corsica. Illustratie NRC Studio/FG

Zij analyseerde ruim 2.400 C14-dateringen die sinds de jaren zestig gemaakt zijn, niet van de stenen zelf, maar van grafgiften, botmateriaal, grondlagen en ander organisch materiaal waaruit data voor de bouw kunnen worden afgeleid. De oudste megalieten zijn gesloten grafkamers en werden in de tweede helft van het vijfde millennium v. Chr. binnen een paar honderd jaar voor het eerst gebouwd in Bretagne, Galicië, Catalonië, Sardinië en Corsica. Omdat al deze gebieden goed per schip zijn te bereiken, vermoedt Schulz Paulsson dat de nieuwe mode van de grote stenen monumenten zich per zeeschip heeft verspreid. Uit Nederland zijn vooral de hunebedden bekend, uit een latere fase, ongeveer 3300 v. Chr. En de bekendste megaliet is natuurlijk Stonehenge, die nog eens 1.000 jaar jonger is.

Heel nuttig!

David Fontijn, hoogleraar Europese prehistorie in Leiden, juicht het overzicht van al die C14-dateringen toe: „Heel nuttig!”. Hij voegt eraan toe: „Dit is geen revolutie, deze trend was al wel bekend, al is het nu natuurlijk nóg duidelijker.” Over de verspreiding van de megalietencultuur via zeevaart twijfelt hij. „Het zou best kunnen, maar er zijn meer manieren om van Catalonië naar Bretagne te gaan, of andersom. Er waren ook over land veel contacten. Alleen vroege dateringen van gebieden die aan zee liggen bewijst op zich niks.”

Lees ook: Waartoe dienden de hunebedden?

Waar deze mode van megalieten die millennia lang bleef bestaan, ooit begon, is niet helemaal duidelijk. Maar Schulz Paulsson merkt op dat alleen in Noordwest-Frankrijk niet-stenen monumentale grafmonumenten zijn teruggevonden die ouder zijn dan de megalietencultuur: de Passy-graven in Cerny (50 km ten zuiden van Parijs), met aarden constructies tot 280 meter groot, en aangelegd ca. 5000 á 4500 jaar voor Christus. Vandaar zou het idee zich verspreid kunnen hebben. Voor de vroegste megalieten in de Bretagne zijn trouwens ook geen C14-dateringen beschikbaar.

Waarom de vroege landbouwers zulke monumenten gingen bouwen is niet duidelijk, maar Fontijn vertelt dat een belangrijke theorie is dat de trend zou zijn begonnen door jagers-verzamelaars die al wel enigszins aan landbouw deden en in steen de grote houten huizen van de ‘echte’ landbouwers gingen nabouwen.

De grootste megaliet van Sardinië: Dolmen di Sa Coveccada, uit ca. 4500 v. Chr. Foto Bettina Schulz Paulsson