Ga naar de inhoud

Fascisme en postfascisme

De opkomst van Bolsanaro in Brazilië, Trump in de VS en extreemrechts in heel Europa brengt het woord ‘fascisme’ op ieders lippen. Maar dat opkomende rechts onderscheidt zich in belangrijke opzichten van het twintigste-eeuwse fascisme. Nicolas Allen en Martín Cortés intervieuwde Enzo Traverso hierover voor Jacobin.

20 min leestijd

(Dit interview verscheen eerder in Jacobin, de vertaling is van grenzeloos, waar we het van overnamen, foto Marie-Lan Nguyen, cc/wikicommons)

Frankrijk, Italië, Hongarije, Polen, Oostenrijk, zelfs voormalige uitschieters als Spanje en Duitsland – de lijst van landen waar de schaduw van extreemrechts vallen, groeit. De overwinning van Bolsonaro in Brazilië en het presidentschap van Trump in de Verenigde Staten hebben een debat geopend over de planetaire schaal van wat ooit een Europees fenomeen leek.

Het debat keert onvermijdelijk terug naar de kwestie van het fascisme. Hoe begrijpen we de extreemrechtse bewegingen die de herinnering aan het fascisme oproepen, maar in een radicaal andere historische context opduiken en een andere taal spreken dan het ‘bloed en bodem’ van de twintigste eeuw?

In The New Faces of Fascism richt historicus Enzo Traverso zich op dit bewegende doelwit. Het resultaat is ‘post-fascisme’, Traverso’s poging om een antwoord te formuleren dat de historische continuïteiten en discontinuïteiten tussen het klassieke fascisme en een radicaal recht dat een sterke gelijkenis vertoont.

Nicolas Allen en Martín Cortés spraken met Traverso over de poging van radicaal rechts om zichzelf heruit te vinden en hoe ook links zichzelf opnieuw uit kan vinden.

Hedendaagse debatten over fascisme en populisme verzanden vaak in semantiek. In The New Faces of Fascism ga je anders te werk. Je maakt je meer zorgen over hoe die woorden worden gebruikt in het publieke debat en wat ze kunnen onthullen over het ‘publieke gebruik van de geschiedenis’. Kun je in een paar woorden iets zeggen over de algemene inspiratie voor het boek?

Interpretaties van het verleden kunnen niet los gezien worden van het publieke gebruik ervan in het heden. Ik ben geïnteresseerd in het conceptualiseren van het fascisme, maar deze inspanning is niet alleen historiografisch en niet politiek ‘neutraal’. Zo maak ik een onderscheid tussen fascisme en populisme: het eerste betekent de vernietiging van de democratie; het tweede is een politieke stijl die verschillende, soms tegengestelde richtingen kan aannemen, maar meestal binnen een democratisch kader.

Ik weet niet zeker hoe ik vandaag de dag het begrip fascisme kan ontleden. Het wordt vaak misbruikt. Meestal was de dreiging van de terugkeer van het fascisme een zorg van links. Vandaag de dag is het een klaagzang van elites die bedreigd worden door rechtspopulisme en postfascisme (denk aan Madeleine Albright en Robert Kagan in de VS, of Matteo Renzi in Italië).

Het soort ‘antifascistisch’ verenigd front dat de traditionele elites voorstellen, verbergt echter hun eigen verantwoordelijkheid voor het creëren van de voorwaarden die het nieuwe radicale recht in staat stelden om zich van Oost- tot West-Europa, van de VS tot Brazilië, te ontwikkelen en te verspreiden.

De algemene inspiratie voor mijn boek ligt in een vraag: wat betekent fascisme in de eenentwintigste eeuw? Moeten we de opkomst van het nieuwe recht op wereldschaal beschouwen als een terugkeer naar het klassieke fascisme van de jaren dertig, of als een totaal nieuw fenomeen? Hoe moeten we het definiëren en wat moeten we er tegenover stellen?

Op basis van de titel zou je kunnen denken dat het boek over ‘neofascisme’ gaat. In plaats daarvan beweert u dat de rechtse draai in de Europese politiek een ‘postfascistisch’ fenomeen is, verbonden met het klassieke fascisme, maar ook ver ervan verwijderd. Kunt u kort uitleggen waarom het verschil er toe doet?

Het neofascisme, de bewegingen die beweren verbonden te zijn met het klassieke fascisme, is een marginaal fenomeen. Een van de sleutels tot het succes van rechtsradicalen ligt in hun presentatie van zichzelf als iets nieuws. Of ze hebben geen fascistische oorsprong (Trump of Salvini), of ze hebben aanzienlijk met hun eigen verleden gebroken, (Marine Le Pen, die haar vader uit het Front National zette).

Nieuw rechts is nationalistisch, racistisch en xenofoob. In de meeste West-Europese landen, althans in de landen waar radicaalrechts aan de macht is of aanzienlijk sterker is geworden, hanteert het een democratische en republikeinse retoriek. Het heeft zijn taal, zijn ideologie en zijn stijl veranderd.

Met andere woorden, het heeft haar oude fascistische gewoonten losgelaten, maar is nog niet helemaal anders geworden. Het is nog geen normaal onderdeel van onze politieke systemen.

Aan de ene kant is het nieuwe extreemrechts niet langer fascistisch; aan de andere kant kunnen we het niet definiëren zonder het te vergelijken met het fascisme. Het nieuwe rechts is een hybride ding dat terug zou kunnen keren naar het fascisme, of het zou kunnen veranderen in een nieuwe vorm van conservatieve, autoritaire, populistische democratie. Het concept van het post-fascisme probeert dit vast te leggen.

Het is vandaag de dag onmogelijk om de toekomstige evolutie ervan te voorspellen. Op dit punt is de vergelijking met het twintigste-eeuwse interbellum belangrijk: in beide gevallen is er een gebrek aan internationale orde. De chaos na de eerste wereld oorlog was het gevolg van een ineenstorting van het zogenaamde ‘Concert van Europa’ – het negentiende-eeuwse klassieke liberalisme – vandaag de dag is het een gevolg van het einde van de Koude Oorlog. Fascisme en post-fascisme zijn geboren uit deze chaotische en fluctuerende situatie.

U neemt  het Franse Front National als schoolvoorbeeld van postfascisme. Moedigt de opkomst van Vox in Spanje of het Italië van Salvini u aan om bepaalde aspecten van de fundamentele werkdefinitie van post-fascisme te nuanceren, of ziet u ze als een bevestiging van uw brede conceptuele schets?

Het succes van extreemrechts in Frankrijk, Italië, Hongarije, Oostenrijk, Polen en meer recentelijk in Spanje en Duitsland, twee landen die gewoonlijk als uitzonderingen werden beschouwd, versterkt een algemene tendens. Het Franse nationale front was een voorloper. Dit opent natuurlijk een dramatische vraag over de toekomst van de Europese Unie. Ik denk niet dat de EU kan overleven als deze postfascistische bewegingen in zowel West- als Midden-Europese landen de volgende verkiezingen in de EU dit voorjaar winnen. Ze zou waarschijnlijk niet van de ene op de andere dag verdwijnen, maar de ineenstorting van de EU zou op de middellange termijn onvermijdelijk worden.

De opkomst van deze reactionaire en nationalistische ‘eurofobe’ bewegingen is echter een product van het beleid dat de Europese Commissie zelf al meer dan twintig jaar lang voert. De EU is een instrument van het financieel kapitalisme geworden dat zijn regels aan al zijn regeringen heeft opgelegd door middel van een verplichte juridische structuur, die bestaat uit een complex stelsel van wetten die soms in de grondwet zijn opgenomen.

De meest spectaculaire prestatie van de neoliberale elites is het transformeren van hun eigen sociaal faillissement – in 2008 werden ze gered door de staten zelf – in een financiële crisis van de staten zelf, die zogenaamd geld hebben uitgegeven dat hun middelen te boven gaat en die zichzelf nu zouden moeten omvormen tot winstgevende en concurrerende eenheden. Na twee Commissievoorzitters als Barroso (vandaag adviseur van Goldman Sachs) en Junker (voormalig leider van een fiscaal paradijs als Luxemburg); na de Griekse crisis en tien jaar bezuinigingsbeleid op continentale schaal is de opkomst van rechtse populistische leiders als Matteo Salvini en Viktor Orbán helemaal niet opvallend: ‘de slaap van de rede leidt tot monsters ‘.

We kunnen niet effectief strijden tegen het postfascisme door de EU te verdedigen. Door de EU te veranderen kunnen we het nationalisme en het rechtse populisme verslaan.

Veel van uw analyses zijn gericht op Frankrijk. Daar lijkt het er bijna op dat extreemrechts in feite beter begrepen wordt als een terugkeer van de onderdrukten: dat de ‘normalisering’ van het Nationaal Front een proces is dat de autoritaire, koloniale geschiedenis die aan de wortels liggen van de Vijfde Republiek duidelijk maken. Klopt dit? Zo ja, zou het zich kunnen uitbreiden naar andere landen die worstelen met extreemrechtse tendensen?

In Europa heeft de xenofobe en racistische golf gericht tegen Aziatische en Afrikaanse immigranten onvermijdelijk een neokoloniale smaak. Moslimimmigranten en vluchtelingen, die het doelwit zijn, komen uit voormalige Europese koloniën. Dit is een ‘terugkeer van de onderdrukten’ die op indrukwekkende wijze het voortbestaan van een Europees koloniaal onbewustzijn onthult. Maar de oude koloniale en racistische retoriek is verlaten.

Het Front National is niet langer een beweging van nostalgische boodschappers van Frans Algerije; het schildert zichzelf nu af als een verdediger van de Franse nationale identiteit die bedreigd wordt door globalisering, massale immigratie en islamitisch fundamentalisme. Deze neokoloniale houding kan republikeinse en ‘progressieve’ gewoonten omvatten: enerzijds willen ze de christelijke wortels van Frankrijk en Europa beschermen tegen de islamitische ‘invasie’; anderzijds doen ze alsof ze de mensenrechten (soms zelfs van vrouwen en homo’s) verdedigen tegen islamitisch obscurantisme.

Deze argumenten zijn zeer populair in de Franse media, ver buiten de gelederen van het Front National : veel publieke intellectuelen die niet in verband gebracht willen worden met Marine Le Pen zijn haar meest effectieve bondgenoten geworden, zoals Alain Finkielkraut, die onlangs is toegetreden tot de Académie française. Na de terroristische aanslagen van 2015 hebben François Hollande en zijn premier Manuel Valls een door het Front National voorgesteld beleid aangenomen: uitzonderingstoestand, avondklok, massale uitzetting van immigranten zonder papieren. Ze probeerden zelfs het ontnemen van het staatsburgerschap aan te nemen voor terroristen (met een dubbele nationaliteit, dat wil zeggen:. Franse burgers van Noord-Afrikaanse afkomst.

Hecht je überhaupt enig geloof aan termen als ‘microfascisme’ of andere concepten die fascisme zien als een transhistorische dynamiek binnen het kapitalisme?

‘Microfascisme’ lijkt een ongeschikte definitie, omdat we te maken hebben met een wereldwijd fenomeen. Aangezien een authentieke democratie sociale gelijkheid vereist, kunnen we zeggen dat, vooral in het neoliberale tijdperk, het kapitalisme bestaat uit het ‘ongedaan maken’ van de democratie, zoals Wendy Brown zo goed heeft uitgelegd. Dit is een algemene tendens van het kapitalisme zelf, niet een van zijn ziekelijke of ontaarde vormen.

Sinds de eerste helft van de negentiende eeuw begreep een klassiek liberaal denker als Tocqueville dat de ontwikkeling van het kapitalisme een bedreiging vormde voor wat hij beschouwde als de ‘electieve affiniteit’ tussen marktmaatschappij en democratie. Deze visie van een identiteit tussen kapitalisme en democratie werd een mythe in de tweede helft van de twintigste eeuw, in het tijdperk van de welvaart staten.

Deze ‘vermenselijking’ van het kapitalisme was in feite een gevolg van de Oktoberrevolutie. Na de ineenstorting van het echte socialisme en het einde van de dekolonisatie, herontdekt het kapitalisme zijn ‘wrede’ aard. De sociale ongelijkheden explodeerden op wereldschaal en de democratie begon van haar inhoud te worden ontdaan.

Het fascisme heeft zeker een ‘transhistorisch’ karakter – denk aan de militaire dictaturen in Latijns-Amerika in de jaren zestig en zeventig – en kan niet losgekoppeld worden van het kapitalisme, dat een van de uitgangspunten was. Maar het zien van het fascisme als gevolg van de wereldwijde crisis van het kapitalisme betekent niet dat het als een onvermijdelijk gevolg ervan moet worden beschouwd.

In de Verenigde Staten was de uitkomst van de crisis van het kapitalisme niet het fascisme. Het was de New Deal. Het fascisme behoort tot een historische tijd – de twintigste eeuw – waarin het de democratie vernietigde. Vandaag de dag heeft het postfascisme de subversieve dimensie van zijn voorouders verloren: het wil het parlementarisme en de individuele rechten niet onderdrukken, maar probeert de democratie van binnenuit te vernietigen.

U schrijft over het hedendaagse ‘doorbreken van het taboe’ rond openlijke beweringen van fascistische of ultralichte politieke identiteiten. U erkent dat extreemrechts in Europa een zekere legitimiteit heeft bereikt door de vacature die is ontstaan door terugtrekkende sociaaldemocratische partijen in te vullen, maar toch lijkt u een groter punt te maken dat raakt aan het idee van wat u een ‘regime van historiciteit’ noemt. Kunt u het verband dat u legt tussen onze ‘aan geheugenverlies lijdende democratieën’ en de opkomst van extreem- verder uitdiepen?

Post-fascisme is een wereldwijd fenomeen dat geen monolithische of zelfs homogene kenmerken heeft. De explosieve cocktail van nationalisme, vreemdelingenhaat, racisme, charismatisch leiderschap, reactionair ‘identiteitsdenken’ en regressieve anti-globaliseringspolitiek kan verschillende vormen aannemen.

De radicale vorm van het neoliberalisme die door Bolsonaro wordt onderschreven is bijvoorbeeld onbekend in Europa, waar het postfascisme wordt gevoed door woede en ontevredenheid over het neoliberale beleid van de EU. Vanuit dit oogpunt lijkt het mij dat een fundamenteel uitgangspunt voor de opkomst van het postfascisme ligt in het ontbreken van een links alternatief voor het neoliberalisme.

Zowel het communisme als de sociaaldemocratie, de hegemoniale modellen van links in de twintigste eeuw, hebben gefaald: het ware socialisme is ingestort, verlamd door zijn eigen tegenstrijdigheden, en de sociaaldemocratie – het instrument voor de humanisering van het kapitalisme tijdens de Koude Oorlog – heeft zijn historische functie verspeeld toen het kapitalisme neoliberaal werd. Het socialisme moet opnieuw worden uitgevonden.

In de concurrentie tussen links en rechts om zichzelf opnieuw uit te vinden, ligt het postfascisme echter nog een groot stuk op ons voor. Maar anders dan zijn voorouders, die in de jaren dertig door de heersende klassen van continentaal Europa werden gesteund, is het postfascisme nog niet de belangrijkste optie van de neoliberale elites. Het zou de belangrijkste optie kunnen worden na een algemene crisis van het kapitalisme of een plotselinge ineenstorting van de EU. De angst voor het bolsjewisme, de belangrijkste bron van fascisme in de jaren tussen de twee wereldoorlogen, bestaat niet meer.

In mijn boek heb ik het over een neoliberaal ‘regime van historiciteit’ waarvan de horizonten door het heden worden ingeperkt. Dit is een handicap voor zowel de rechtse- als de linkse beweging. Het postfascisme heeft niet de utopische horizon van zijn voorouders. Het probeert de collectieve verbeelding niet te veroveren met de mythe van een ‘Nieuwe Mens’, het ‘Duizendjarige Rijk’ en een nieuwe beschaving. De logica van het post-fascisme is eerder die van het ‘cultureel pessimisme’: verdediging van traditionele waarden en ‘bedreigde’ nationale identiteiten; aanspraken op nationale soevereiniteit tegen globalisering, en de zoektocht naar een zondebok bij immigranten, vluchtelingen en moslims.

Het boek gaat vooral over Europa. Zelfs uw korte bijdragen over de Amerikaanse politiek zijn er meestal op gericht om het idee te weerleggen dat Trump kan worden begrepen door middel van een fascistische optiek. Ziet u een bredere toepasbaarheid voor het algemene ‘regime van historiciteit’ dat u beschrijft? Nodigt de overwinning van Bolsonaro in Brazilië ons niet uit om na te denken over de wereldwijde schaal van het postfascistische fenomeen.

Zoals veel waarnemers hebben opgemerkt, vertoont Trump typische fascistische kenmerken: autoritair en charismatisch leiderschap, haat tegen de democratie, minachting voor de wet, tentoonstellingen van geweld, minachting voor mensenrechten, open racisme, misogynie, homofobie. Maar er zit geen fascistische beweging achter hem. Hij werd gekozen als kandidaat van de Republikeinse Partij, een pijler van het Amerikaanse politieke establishment. Deze paradoxale situatie kan niet permanent worden zonder het democratische kader van de Verenigde Staten ter discussie te stellen.

In Brazilië is er na de verkiezing van Bolsonaro een vergelijkbaar dilemma, in een nog dramatischer en treffender vorm. Hij is radicaler dan zijn Amerikaanse of Europese tegenhangers: terwijl Marine Le Pen met het antisemitisme van haar vader heeft gebroken en een democratische retoriek heeft aangenomen, is Bolsonaro een verdediger van foltering en militaire dictatuur. Terwijl Marine Le Pen en Salvini een protectionistisch beleid willen voeren, is Bolsonaro een fanatiek neoliberaal.

D oliemaatschappij Petrobras, de pijler van het Braziliaanse kapitalisme, staat echter niet achter hem. Zoals veel Braziliaanse analisten hebben opgemerkt, staan er achter Bolsonaro drie machtige conservatieve krachten: ‘bala’s, bois, e biblia’ – het leger, landeigenaren en evangelisch fundamentalisme.

Met andere woorden, een echte klassieke fascistische beweging zou die twee dingen combineren die Trump en Bolsonaro missen: massamobilisatie en de verenigde steun van de elites. Klopt dat?

Ja, ik denk dat dit een groot verschil is dat hen onderscheidt van het klassieke fascisme, ook al kan de heersende klasse perfect in beide voorzien, vooral bij gebrek aan een effectief alternatief. In de EU-landen staat deze optie echter niet op de agenda. De gemilitariseerde massabewegingen van het klassieke fascisme waren een gevolg van de brutalisering van de politiek als gevolg van de wereldoorlog. Vandaag de dag gebeurt dit in Irak, Libië, Syrië en Jemen, maar niet in de landen van de EU, de Verenigde Staten of Brazilië. Daarom is de voorloper van Trump en Bolsonaro niet Mussolini of Hitler, maar Berlusconi. Maar een nieuwe, wereldwijde crisis zou het profiel van extreemrechts in veel landen kunnen veranderen.

Een van de interessantere onderdelen van uw nieuwe boek is een discussie over de Europese school van ‘anti-antifascistische’ historici en hun zogenaamd ‘politiek neutrale’ herziening van de geschiedenis. Waarom vindt u ze zo gevaarlijk en waarom zou het belangrijk zijn om het belang van een antifascistische geschiedschrijving opnieuw te bevestigen?

De scheidslijn tussen fascisme en democratie is zowel moreel als politiek. In continentaal Europa en, meer recentelijk, in Latijns-Amerika, is de democratie ontstaan uit het verzet en het antifascisme. Hoewel deze strijd tot democratie heeft geleid zal een ‘anti-antifascistische’ democratie alleen maar fragiel, amnesisch en ontrouw aan de eigen geschiedenis zijn.

De linkerzijde moet deze genetische link tussen antifascisme en democratie in gedachten houden. Democratie kan niet gereduceerd worden tot een juridisch en politiek dispositief, tot ‘de regels van het spel’. Democratie is ook geen eenvoudig uitvloeisel van de marktmaatschappij; het is een historische verovering van politieke revoluties en antifascistische strijd. Het verbreken of ontkennen van deze historische band is de meest directe manier om de demos ongedaan te maken.

U hebt de recente ‘plein bewegingen’ zoals Occupy Wall Street en de Spaanse Indignados beschreven als een poging om een ‘nieuw communisme’ uit te vinden. Tegelijkertijd lijkt het alsof u suggereert dat zonder kritisch te kijken naar het ‘oude communisme’ en zonder enkele bruikbare aspecten van die erfenis te ontdekken, de linkerzijde van de wereld roerloos zal blijven. Waar zijn sommige van die bruikbare aspecten van de communistische erfenis?

Occupy Wall Street en de Indignados in Spanje hebben de wens uitgesproken voor een alternatief, net als Syriza in Griekenland voor de politieke verschuiving in de zomer van 2015. Vandaag bewijzen Bernie Sanders, Jeremy Corbyn en Podemos dat links op zoek is naar nieuwe ideeën, nieuwe wegen en nieuwe hoop. Sanders belichaamt een verschuiving in de geschiedenis van de Amerikaanse linkerzijde, na de New Deal in de jaren dertig en de New Left in de jaren zestig. Hij geeft een nieuwe legitimiteit aan het idee van het socialisme in een land waar het nooit hegemonisch was. In het Verenigd Koninkrijk en Spanje symboliseren Corbyn en Podemos een radicale breuk met de lange periode van sociaal-liberalisme.

Deze ervaringen zijn stappen in de richting van de uitvinding van een nieuw model voor een mondiaal links. De oude paradigma’s zijn mislukt, maar nog niet vervangen. Een nieuw model moet een kritische interpretatie van de wereld combineren met een project voor de revolutionaire transformatie ervan, zoals Marx in zijn beroemde ‘elfde thesis’ suggereerde.

Het communisme belichaamde deze combinatie en stelde de utopische horizon voor de twintigste eeuw vast. Mijn enige zekerheid is dat een nieuw, alternatief voor de eenentwintigste eeuw antikapitalistisch zal zijn, maar ik weet niet of het zich ‘communistisch’ zal noemen. Het zal waarschijnlijk nieuwe concepten en beelden verzinnen – zoals het socialisme en het communisme in de afgelopen twee eeuwen. Maar een nieuw mondiaal links zal niet op basis van een tabula rasa worden uitgevonden. Zeggen dat er een historische breuk heeft plaatsgevonden met vroegere modellen betekent niet dat wereldwijd links geen geheugen en historisch bewustzijn nodig heeft.

Een kritisch begrip van nederlagen uit het verleden is onvermijdelijk. Wat links hielp om zijn nederlagen te overwinnen, van de Commune van Parijs tot de Chileense staatsgreep van 1973, was de overtuiging dat de toekomst toebehoorde aan het socialisme, en zelfs de meest tragische mislukkingen waren slechts verloren gevechten. Dit geloof in een historisch doel werd belast door een teleologische dimensie, maar het gaf links ook een buitengewone kracht, die vandaag de dag niet meer bestaat. Links is ‘verweesd’. Zij kan het verleden niet opeisen of vergeten – zij moet het overwinnen.

U lijkt sceptisch over het politieke nut van het populisme voor links. Omdat het een woord is dat vaak wordt gebruikt om ongelijksoortige verschijnselen als La France Insoumise en het Nationaal Front op één hoop te gooien suggereert u dat populisme uiteindelijk de grenzen tussen links en rechts vervaagt. Dat bepaalde linkse intellectuelen en politieke partijen het label ‘links-populisme’ hebben omarmd en een koers proberen uit te zetten tussen ‘het plein’ en de verkiezingen’, lijkt niet in uw overwegingen voor te komen. Denkt u dat er plaats is voor een linksopulisme in de strijd tegen het postfascisme?

Naar mijn mening is populisme een politieke stijl die kan worden gebruikt door leiders van verschillende en zelfs tegenstrijdige oriëntaties, zowel ter rechter- als ter linkerzijde van het politieke spectrum. Maar een stijl en retoriek waarin deugd wordt belichaamd door het ‘volk’ tegenover de gecorrumpeerde elites, bepalen eenvoudigweg de vorm, niet de inhoud van een politieke kracht. In Latijns-Amerika gebruikte het linkse populisme demagogie en kreeg het vaak autoritaire kenmerken, maar het doel ervan was om de lagere klassen in het sociale en politieke systeem op te nemen. In West-Europa is rechtspopulisme xenofoob, racistisch en claimt het een beleid van uitsluiting.

Zoals Marco D’Eramo heeft benadrukt, onthult stigmatiserend ‘populisme’ in de meeste gevallen een aristocratische en elitaire minachting voor het ‘volk’. Als populisme betekent dat Corbyn, Sanders en Podemos uitwisselbaar zijn met Salvini, Orban, Trump en Bolsonaro, is het een volstrekt nutteloos of zelfs gevaarlijk concept.

Ik weet dat sommige radicale denkers populisme zien als een alternatief voor een zogenaamd verouderde scheiding tussen links en rechts, en vaak komen ze met waardevolle argumenten. Onder bepaalde omstandigheden kan dit gebruik van populisme werken, maar in een mondiale context van opkomende post-fascistische bewegingen kan het gevaarlijke misverstanden veroorzaken.

Tot slot willen wij u vragen stellen over de recente controverse rond de zogenaamde ‘linkse zaak voor gesloten grenzen’, die een aantal vragen oproept over soevereiniteit en het politieke gebruik ervan als concept voor links. Heeft u hierover nog gedachten?

Het claimen van ‘gesloten grenzen’ in het tijdperk van ‘ommuurde staten’ en gemilitariseerde grenzen tegen immigranten en vluchtelingen lijkt mij uiterst gevaarlijk. Het legitimeert uiteindelijk xenofobie, reactionaire verdediging van ‘nationale identiteit’ en een terugkeer naar nationale soevereiniteit – het refrein van het post-fascisme. Denken dat de kapitalistische globalisering tegengegaan kan worden door het opnieuw instellen van nationale grenzen is een regressief idee, omdat alle cruciale kwesties van de eenentwintigste eeuw, van ecologie tot sociale ongelijkheden en demografische transfers, een wereldwijde oplossing vereisen.

Sinds haar ontstaan behoort het internationalisme toe aan links, en ik denk niet dat we het universalisme gemakkelijk kunnen opgeven of afwijzen. In een tijdperk van globalisering moet het socialisme de oorspronkelijke betekenis van grenzen herontdekken als ontmoetingsplekken in plaats van scheidingslijnen.

Dit interview verscheen op Jacobin. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos.