Direct naar artikelinhoud
Reportage

Klimaatbeleid blijft breekbaar vaasje in porseleinkast van Rutte III

Van links naar rechts, in de Tweede Kamer: Stoffer (SGP), Sybrand Buma (CDA), Klaas Dijkhoff (VVD), Tunahan Kuzu (DENK), Lodewijk Asscher (PVDA), Gert-Jan Segers (ChristenUnie) en Rob Jetten (D66); voor aanvang van het Klimaatdebat.Beeld Freek van den Bergh / de Volkskrant

Kort na de mini-coalitiecrisis over het kinderpardon werd de coalitie in de Tweede Kamer opnieuw op de proef gesteld: het uitgestelde debat over het klimaatbeleid kwam er alsnog. En dit keer ging het over de inhoud.

Na pressen van PvdA-leider Lodewijk Asscher komt het hoge woord er dinsdagavond dan toch uit bij Klaas Dijkhoff. Voor de VVD is een CO2-belasting voor de industrie geen taboe, antwoordt de fractievoorzitter van de liberalen. ‘Als straks in die doorrekening van het planbureau staat dat het boetesysteem uit het concept-Klimaatakkoord niet gaat werken, dan begrijp ik dat een CO2-heffing weer op tafel komt.’ Dijkhoff voegt daar wel een aantal mitsen en maren aan toe. Zo’n nationale prijs op de uitstoot van broeikasgassen mag bijvoorbeeld geen groot banenverlies veroorzaken.

Zoals te verwachten valt, zo kort na de mini-coalitiecrisis over het kinderpardon, slaat Dijkhoff tijdens het Kamerdebat over het klimaatbeleid een veel mildere toon aan dan in de media en in eerdere debatten. De oppositie heeft VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff naar de Kamer geroepen om tekst en uitleg te geven over zijn recente interview in De Telegraaf. Daarin laat Dijkhoff weten dat hij desnoods het kabinet laat vallen als ‘drammers’ als D66-leider Rob Jetten de VVD willen vastpinnen op het halen van de klimaatdoelen.

De oppositiepartijen voelen haarfijn aan dat het klimaatbeleid een van de breekbaarste vaasjes is in de porseleinkast van het kabinet-Rutte III. CDA en VVD geven al sinds de zomer voortdurend signalen af dat ze minder klimaatmaatregelen willen nemen dan hun coalitiegenoten D66 en ChristenUnie. De ambivalentie van het kabinet zit ingebakken in het regeerakkoord. Daarin staat weliswaar dat ‘Nederland maatregelen neemt die ons voorbereiden op een CO2-reductie van 49 procent in 2030’, maar al enkele zinnen verderop wordt dit doel genuanceerd: ‘De uiteindelijke doelstelling voor 2030 kan afwijken van de 49 procent waar het kabinet nu van uitgaat’. Ook de onlangs aangenomen Klimaatwet is onder druk van CDA en VVD versoepeld. De juridisch afdwingbare, harde klimaatdoelen uit de oorspronkelijke initiatiefwet van GroenLinks en PvdA zijn daarin vervangen door streefpercentages.

D66 en ChristenUnie kunnen zich daarom niet beroepen op het regeerakkoord als ze CDA en VVD willen dwingen tot een ambitieus klimaatbeleid. De twee rechtse coalitiepartijen hebben het 49 procent-doel daarin gekoppeld aan de voorwaarde dat andere Europese landen voor 2030 minimaal dezelfde doelstelling hanteren. De officiële EU-doelstelling voor 2030 is nu 40 procent en zal waarschijnlijk niet meer omhoog gaan, omdat Duitsland dat afwijst. Premier Rutte houdt de Tweede Kamer dinsdag voor dat de EU in de praktijk afstevent op een hogere CO2-reductie van 45 procent. Het kabinet wil niet onderdoen voor dat EU-gemiddelde, zegt hij. ‘Maar dat kan dus wel minder zijn dan 49 procent.’

Nevelig

Dijkhoff vraagt klimaatminister Wiebes en premier Rutte tijdens het Kamerdebat niet voor niets wanneer er zekerheid komt over die Europese doelstelling. ‘In het voorjaar zal er een pakket klimaatmaatregelen liggen dat optelt naar 49 procent, maar voordat we dat gaan uitvoeren moeten we weten wat de rest van Europa doet. Die 49 procent is niet in beton gegoten.’ Duidelijke taal, ware het niet dat coalitiepartner en D66-fractievoorzitter Rob Jetten een uur eerder nog heeft gezegd: ‘We hebben in het regeerakkoord een heldere doelstelling geformuleerd: we gaan de Nederlandse CO2-uitstoot voor 2030 halveren.’

En zo blijft het toch wat nevelig rond de klimaatintenties van het kabinet-Rutte III. Dijkhoff vertelt de Kamer dat hij met zijn Telegraaf-interview slechts ‘onrust’ wilde wegnemen bij zijn achterban. Die zou lijden onder ‘spookbeelden’ dat ze binnenkort geen benzineauto meer mogen rijden en dat hun huis binnen drie jaar van het gas af moet. Hij kan deze mensen geruststellen: dat is beslist niet het geval, zo snel zal het allemaal niet gaan.

Waarna de oppositie Dijkhoff erop wijst dat hij deze spookbeelden zelf heeft opgeroepen met zijn uitspraak dat ‘de burger op achterlijke kosten wordt gejaagd om een warmtepomp te kopen’. Ook impliceerde Dijkhoff in zijn geruchtmakende interview dat de beleidsvoorstellen van de klimaattafels grote negatieve gevolgen hebben voor ‘gewone mensen’. CDA-leider Buma beschuldigde de klimaatonderhandelaars er vorig jaar zomer al van dat ze niet genoeg oog hebben voor de noden van de gewone man. Ook hij creëerde daarmee het beeld dat het klimaatbeleid een elitair project en een linkse hobby is die veel te duur dreigt te uit te pakken voor de burger.

‘Haalbaar en betaalbaar’

Met dit frame drukken VVD en CDA hun groenere coalitiepartners stelselmatig in de verdediging. Ze wekken daarmee de indruk dat alleen zij oog hebben voor het burgerbelang. Maar ook de voorstanders van een stevig klimaatbeleid hebben er altijd op gehamerd dat klimaatmaatregelen voor iedereen ‘haalbaar en betaalbaar’ moeten zijn. De linkse oppositie (PvdA, GroenLinks, SP, PvdD) vindt een CO2-heffing voor vervuilende bedrijven onder andere noodzakelijk om de klimaatrekening voor burgers te kunnen verlagen. Milieuliefhebber Diederik Samsom, voorzitter van de klimaattafel Gebouwde Omgeving, benadrukte al lang vóór Dijkhoff dat huiseigenaren heus niet onmiddellijk hun cv-ketel van de muur hoeven te trekken.

VVD en CDA kijken met een schuin oog naar de opiniepeilingen. De meeste Nederlanders vinden dat de overheid iets tegen klimaatverandering moet ondernemen, maar minder dan de helft wil daar zelf aan meebetalen. De ochtend voor het Kamerdebat appelleert het CDA opnieuw aan die paradoxale houding van het electoraat. De twaalf provinciale lijsttrekkers van de christen-democraten schrijven in De Telegraaf dat de plannen van de klimaattafels ‘niet getuigen van realisme en gezond verstand’. Ze pleiten voor een ‘realistischer tempo’ in de uitvoering. Met realistischer bedoelen ze langzamer, zo blijkt uit het vervolg. ‘We stellen een eerlijk Europees speelveld als voorwaarde. De realiteit is dat veel omringende landen niet verder komen dan 40 tot 45 procent. Dat maakt de Nederlandse ambities riskant. Daarom moet Nederland aansluiten bij de Europese doelen, ook als die lager zijn dan de ambities waar het kabinet nu van uitgaat.’