Hebben de Verenigde Staten überhaupt nog wel een Midden-Oosten beleid?
Arie Elshout en Rob Vreeken becommentariëren beurtelings het buitenlandse nieuws.
Vier jaar geleden maakte ik een ronde langs twaalf Midden-Oostendeskundigen bij denktanks in Washington en New York, om hen te bevragen over het beleid van de Verenigde Staten in de regio. Bij terugkeer, na het doornemen van alle aantekeningen, drong zich onweerstaanbaar een conclusie op, als bezinksel van het dozijn interviews: er deugt helemaal niets van.
Het beleid van de VS in het Midden-Oosten was op z’n slechtst een totale mislukking en op z’n best een kwestie van pappen en nathouden. In een tekening bij het artikel was de metafoor verbeeld die ik ervoor had bedacht: Amerika – in de persoon van president Barack Obama op een eenwieler – als de jongleur die een tiental op dunne staken balancerende bordjes draaiend moet zien te houden. Af en toe valt er een bord in scherven. ‘De VS als brandweer? Waren ze dat maar’, verzuchtte Daniel Serwer van de Johns Hopkins University. ‘Dan zou er af en toe nog iets goed gaan.’
Vier jaar later zijn we halverwege de ambtstermijn van Donald Trump en moeten we vaststellen: het kan altijd nog erger. De president trekt zich er soms niets van aan als een bordje vervaarlijk schuin gaat hangen, en af en toe wekt hij zelfs de indruk een stuk serviesgoed het liefst eigenhandig kapot te smijten. De impulsief twitterende president is zo grillig dat de vraag rijst: hebben de VS nog wel een Midden-Oostenbeleid?
Zelfs Trumps ondergeschikten, als we zijn ministers zo mogen noemen, zullen zich dat soms afvragen. Vorig weekend zei de president tegen verslaggevers dat hij Turkije ‘economisch zal vernietigen’ als het Turkse leger het waagt de Koerden in Syrië aan te pakken. Minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo probeerde, om nadere uitleg gevraagd, er maar het beste van te maken. Zinloos. ’s Maandags gaf Trump aan de telefoon met collega Erdogan alweer hoog op van het ‘grote potentieel van nauwe economische samenwerking’ tussen de VS en Turkije.
Trumps grootste flater is ongetwijfeld zijn besluit de Amerikaanse troepen snel uit Syrië terug te trekken. In cadeaupapier verpakt overhandigt hij het land zo aan Rusland, Iran en het Assad-regime. Zelfs als er Amerikanen blijven tot het laatste IS-bolwerk is opgeruimd, zal Trump dat niet op zijn conto kunnen schrijven. Hij heeft dan niet meer gedaan dan Obama’s karwei afmaken. De anti-IS-coalitie werd gesmeed door diens minister John Kerry.
En toch moet niet onderschat worden hoeveel continuïteit er is, ook onder Trump. Het Amerikaanse Midden-Oostenbeleid was altijd gestoeld op vier pijlers. 1) De veiligheid van Israël. 2) Beschermen van de oliemarkten. 3) Bestrijding van terrorisme. 4) Voorkomen dat Iran een kernmacht wordt.
Daarin is eigenlijk geen verandering gekomen. Alleen: Trump doet het allemaal wat minder slim. Niets wijst er bijvoorbeeld op dat zijn alternatief voor het nucleair akkoord met Iran – Teheran tot capitulatie dwingen – inderdaad gaat werken. Intussen blijft de deal gewoon in stand en is de invloed van Iran in de regio, mede dankzij Trump, alleen maar groter geworden.
Schoonzoon Jared Kushner zou wel even voor vrede tussen Israël en de Palestijnen zorgen, maar sinds zijn aanstelling als speciaal gezant is van hem niets belangwekkends meer vernomen. Een vredesregeling is verder weg dan ooit en de verhuizing van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem heeft aan de geloofwaardigheid van de VS als bemiddelaar alleen maar afbreuk gedaan.
O ja, er was nog een vijfde pijler: mensenrechten en democratisering. Dat was met de Amerikanen altijd al onderdeel van de koehandel, maar onder Trump hebben ze er geheel en al afscheid van genomen. ‘De regering-Trump heeft het beleid ontdaan van vrijwel elk spoor van moreel of ethisch leiderschap’, zei Aaron David Miller van het Woodrow Wilson Center vorige week tegen CNN.
Bordje!
Rob Vreeken en Arie Elshout becommentariëren beurtelings het buitenlandse nieuws