Direct naar artikelinhoud
WETENSCHAP

De psychologie is in crisis. ‘Het moet radicaal anders’

De psychologie is in crisis. ‘Het moet radicaal anders’
Beeld Hollandse Hoogte, Ikon Images

Het is crisis in de psychologie. Klassieke experimenten geven bij herhaling niet meer de klassieke uitkomsten. Het probleem zit dieper, beweren twee psychologen. ‘Onze antwoorden zijn niet meer relevant.’

Telkens weer verbaast hij zich over de blinde vlekken van de psychologie. Op welke vragen geeft het vak eigenlijk antwoord? “Ik onderzocht ooit de emoties die producten oproepen”, vertelt psycholoog Martijn Veltkamp. “Welke sensatie krijg je bij het drinken van een kopje koffie, wilde ik bijvoorbeeld weten. Daar zijn zogeheten gevalideerde vragenlijsten voor. Lijsten waarover consensus bestaat, die meten wat je onderzoekt. Maar wat meet je dan? De lijst onderscheidde 39 emoties. Als je mensen een blanco vel papier voorlegt, zullen er niet veel zijn die 39 emoties kunnen benoemen. Dus meet je dan de emoties die het gevolg zijn van de koffie? Of de interpretatie van de proefpersoon die de lijst invult?”

Wat Veltkamp nog meer verbaasde, was dat zijn kritiek geen weerklank vond. “We moeten verder kijken dan het laboratoriumhokje, zei ik. De realiteit is zoveel weerbarstiger. Maar niemand deelde die kritiek. Mijn vragen riepen juist weerstand op. Buiten het laborato­riumhokje spelen zoveel factoren mee, zei men dan. Als je die meeneemt, ben je de controle over het experiment kwijt. Dan weet je niet meer welke verbanden er zijn.”

Het is een catch22: je moet de controle loslaten om relevant te worden, maar dan is het experiment oncontroleerbaar
Martijn Veltkamp, psycholoog

Het is crisis in de psychologie. Een replicatiecrisis. Tal van studies, die al een stevige positie hadden verworven in de handboeken van de psychologie, blijken bij herhaling niet meer dezelfde uitkomsten te geven. Zeker de helft valt door de mand. Zelfs de paradepaardjes van het vak liggen onder vuur. Het idee dat wilskracht net als een spier uitgeput kan raken (na tien verleidingen te hebben weerstaan, zwichten we sneller voor de elfde): niet waar. De marshmallow-test (kinderen die zich weten te beheersen en een aangeboden snoepje niet meteen opeten, zijn succesvoller in hun latere leven): bij herhaling blijft er niet veel van over.

De replicatiecrisis is slechts een symptoom van het kernprobleem, zegt Veltkamp, die naast een baan aan de Universiteit Twente een eigen psychologiepraktijk runt. Samen met organisatiepsycholoog Matthijs Bal, hoogleraar aan de universiteit van Lincoln in Groot-Brittannië, wil hij een debat over de psychologie op gang brengen. Het vak heeft een radicaal andere aanpak nodig, vinden ze.

Sinds de Tweede Wereldoorlog is de psychologie volledig kwantitatief geworden, zegt Veltkamp. “Het vak heeft een natuurwetenschappelijke aanpak gekregen. Mede dankzij filosoof Karl Popper, die zei dat wetenschap falsifieerbaar moet zijn. Daarom werken we met grote groepen, in een gecontroleerde omgeving. En zetten we, onder allerhande aannames, een vraag om in een meetbare grootheid, en als we dan een verschil tussen de groepen vinden, concluderen we dat we iets essentieels te pakken hebben.”

Strengere regels

We zitten vast in dat denkpatroon, vult Bal aan. “Nu die bèta-aanpak bij herhaling niet dezelfde resultaten oplevert, is de reactie dat de regels strenger moeten worden. We moeten onze hypotheses vooraf kenbaar maken, en niet achteraf zeggen dat we op zoek waren naar dat toevallig gevonden effect. We moeten transparanter worden in de aannames die we maken en de data die we verwerven. Alsof daar het probleem zit. Zo maak je het onderzoek misschien betrouwbaarder, maar de vraag is of de uitkomsten relevant zijn.”

Strengere regels
Beeld Hollandse Hoogte, Ikon Images

De mens is geen object uit de natuurkunde. Bal: “Menselijk gedrag laat zich niet in een natuurwet vangen. Het idee achter die natuurwetenschappelijke aanpak in de psychologie is dat als je A doet, ieder mens dan steevast met B reageert.”

Maar de mens neemt een sociaal-culturele achtergrond met zich mee, zegt Veltkamp. “In mijn vakgebied, de sociale psychologie, vielen de eerste klappen van de replicatiecrisis. Neem een fenomeen als priming, het idee dat je iemands gedrag of gedachten kunt sturen met een – onbewuste – prikkel vooraf. Laat mensen een tekst lezen waarin veel woorden voorkomen die met ouderdom te maken hebben, en ze gaan daarna langzamer lopen. Als je de oude onderzoeken herhaalt, met exact dezelfde opzet en dezelfde proefpersonen, krijg je dezelfde resultaten. Maar dat gaat niet, al was het maar omdat woorden nu soms heel andere associaties oproepen dan twintig, dertig jaar geleden.”

Wie carrière wil maken in de wetenschap, blijft op zijn eigen terrein. En kiest voor onderzoek dat snel resultaten oplevert
Matthijs Bal, organisatiepsycholoog

En wat was de relevantie van dit onderzoek?, vervolgt hij. Werkte het ook in realistische scenario’s? “Priming is heel erg hip geweest, ook in de wereld van de reclame. Wat blijft er in de praktijk van over? In een supermarkt is een prime slechts één van de duizend impulsen die een bezoeker krijgt. Wie dat wil onderzoeken, wordt weggehoond. Twee à drie variabelen, dat is overzichtelijk. Maar tientallen of honderden, dat is veel te veel. Het is een catch 22: je moet de controle loslaten om relevant te worden, maar dan is het experiment oncontroleerbaar.”

Het is de ironie van de psychologie, zegt Bal. “Dit vak is de studie van de individuele mens, maar in die studie behandelen we hem als een robot.”

Veltkamp: “Die gedachte zat er al in bij de pioniers van het vak als Wundt of Ebbinghaus. Zelfs Freud geloofde in de kracht van data verzamelen. Als je maar genoeg wist van een patiënt, zou je altijd tot dezelfde diag­nose komen. Ongeacht welke therapeut er zat. Ironisch genoeg wordt Freud tegenwoordig juist verguisd vanwege zijn onwetenschappelijke aanpak.”

Er zijn zoveel andere manieren om inzicht te verkrijgen, betogen ze. Het interview, de observatie of de dialoog. Introspectie, vult Veltkamp aan: “Hoe kun je nou tot een bepaalde conclusie komen als je bij jezelf ervaart dat het anders werkt? Maar dat mag niet. Je eigen ervaring is de statistiek van één persoon, zeggen ze dan.”

Alleen al die verscheidenheid in het onderzoek zou een belangrijke stap zijn voor relevantere waarheden, zegt Bal. “Het doel van de psychologie is toch om te begrijpen hoe de mens in deze wereld functioneert en hoe je dat zou kunnen verbeteren?”

Burn-out

Daarvoor is het ook belangrijk om over de grenzen van het vak heen te kijken. De organisatiepsychologie van Bal doet bijvoorbeeld veel onderzoek naar burn-out. “Dat is altijd gericht op het individu. Het individu dat geacht wordt zich te redden in de moderne participatie­samenleving. Dat het gevoel heeft altijd te moeten presteren. Het gaat soms nog over de organisatie waarin hij of zij werkt. Maar het gaat nooit over die maatschappij, nooit over de vraag wat het betekent dat er tegenwoordig zoveel burn-out is. Ik zou zeggen, het heeft met vervreemding te maken, een begrip dat Karl Marx al muntte. Een burn-out lijkt mij ­typisch het gevolg van vervreemding van je werk. Dat wordt niet onderzocht. Het is out of scope.”

Toen hij laatst tijdens een sollicitatie­gesprek een pleidooi hield om bij dit soort onderwerpen de sociologie te betrekken, werd hem dat niet in dank afgenomen. “Het ging nota bene om een taskforce burn-out op de academies. Ik zei: We moeten onderzoeken wat de structurele factoren zijn dat er zoveel burn-out is op de universiteiten. Maar de reactie was: ‘Wat heb je daar nou aan?’”

We zitten op allerlei manieren vast in het huidige patroon. De trend is juist dat iedereen zich steeds meer specialiseert binnen zijn eigen discipline. Veltkamp: “Sociaal psychologen bezoeken congressen voor sociaal psychologen en wisselen nauwelijks gedachten met klinisch- of ontwikkelingspsychologen.” Bal: “Ieder vakgebied heeft zijn eigen tijdschrift. Wie carrière wil maken in de wetenschap, blijft op zijn eigen terrein. En vraagt subsidie aan voor onderzoek dat snel tastbare resultaten oplevert. Er zijn heel veel prikkels om binnen het eigen gebied te blijven en juist niet de vragen te stellen die over de grenzen gaan.”

Veltkamp: “De gevestigde orde heeft belang bij de status quo. Veel mensen hebben hun positie te danken aan de huidige manier van onderzoek. Die ga je niet zomaar ter discussie stellen. Het is ook een vaste, bijna religieuze overtuiging geworden dat de natuurwetenschappelijke aanpak de beste manier is om ­onderzoek te bedrijven. En als je ergens zo vast van overtuigd bent, ben je er ook minder kritisch over.”

Het is ook de tijdgeest. Alles moet meetbaar zijn, het is snel en vluchtig. Veltkamp: “Wij worden als wetenschappers ook op dit soort kwantitatieve analyses beoordeeld. Zorgverzekeraars meten de kwaliteit van een therapie af aan de hand van vragenlijsten. Die schijnbare exactheid spreekt aan, maar ik zou het naïef empirisme noemen, het idee dat alles meetbaar is en dat een getal het exact maakt.”

Bal moet denken aan Immanuel Kant, de filosoof die tien jaar niets van zich liet horen en toen met zijn meesterwerk kwam, ‘Kritik der reinen Vernunft’. “Dat was tenminste van werkelijke waarde. Kom daar nu nog maar eens om. Niet dat ik mij ook maar op enigerlei wijze met Kant wil vergelijken, maar waar zouden wij die tien jaar vandaan moeten halen? Nou ja, Thomas Piketty dan met zijn boek over economische ongelijkheid. Ook hij nam tien jaar de tijd om alles te lezen over kapitaal, welvaart of belastingconstructies. Maar in Frankrijk kon dat toen nog. Nu ook niet meer, denk ik.”

Het maakbare individu

De twee psychologen snijden terechte punten van kritiek aan, reageert Trudy Dehue, emeritus hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen – tot juli 2016 bezette ze de leerstoel theorie en geschiedenis van de psychologie. In haar proefschrift liet ze al zien dat achter wetenschapsopvattingen in de psychologie opvattingen schuilgaan over de omgang in de samenleving. Dat ziet ze in het betoog van Bal en Veltkamp ook. “We zijn ontzettend gaan psychologiseren. Het ideaal van de maakbare samenleving is ingeruild voor dat van het maakbare individu.”

Ook ondersteunt ze hun pleidooi om verder te kijken dan het laboratorium. “Wij leerden altijd dat je buiten het lab hypotheses opdoet, waarna je in het lab de geldigheid toetst. Dat zou andersom moeten: de geldigheid in het lab moet zich in de rommelige wereld daarbuiten bewijzen.”

Lees ook:

Hoe Daniël Lakens de psychologie uit het slop wil halen

Daniël Lakens wil de psychologie uit het slop halen. Dat wordt tijd, die wetenschap heeft rake klappen gehad. ‘Het is onze verantwoordelijkheid om de belastingbetaler meer efficiëntie terug te geven.’