Direct naar artikelinhoud

Help, de hipsters nemen mijn buurt over

"Onze wijk kreeg door alle onenigheid een heuse 'projectmanager kerstverlichting'."

Tot zijn schrik verandert de stadswijk, waar redacteur Seije Slager vier jaar geleden naartoe verhuisde, langzaam in een monocultuur. Hippe jonge mensen krijgen er de overhand. Wat doe je als je vermoedt dat je zelf onderdeel van het probleem bent?

Het is een decembernamiddag in de Jan Evertsenstraat in Amsterdam-West, de Baarsjes. De kerstverlichting is aangezet, en steekt af tegen de schemerende lucht. Gezellig.

Er worden laatste boodschappen gedaan. Een vrouw met een hoofddoek keurt de groenten in Turkse supermarkt Istanblue. Aan de overkant van de straat komt een hip gekleed meisje van eind twintig uit de vintage kledingwinkel 'Things I Like Things I Love' getrippeld. Ze passeert de kale portier die de automatenhal ernaast bewaakt, en werpt een nieuwsgierige blik naar binnen, waar een paar Amsterdammers van middelbare leeftijd aan hun gokautomaat gelijmd zitten.

Uit een zijstraat klinkt onze goedgemutste buurtzwerver met winkelwagen die 'I like to move it move it!' schreeuwt. Geregeld horen we hem het volledige activiteitenprogramma van het nabijgelegen Erasmuspark scanderen.

Wie door zijn oogharen kijkt, ziet een bedrijvige winkelstraat in een gemengde buurt die het goed gaat. Het was hier weleens anders: rond de eeuwwisseling kwam het Mercatorplein door rellen als probleembuurt bekend te staan. Inmiddels wordt het café op de hoek van datzelfde plein bevolkt door witte, goed verdienende dertigers, die gemoedelijk converserend scharrelvleesburgers en speciaalbier tot zich nemen.

Geryclede jerrycans

Toch broeit er iets, onder de oppervlakte van dit idyllische stadstoneel. En om uit te leggen wat precies, kun je misschien het beste beginnen bij die kerstverlichting in onze straat.

Die verdeelt onze buurt namelijk tot op het bot. Sinds een paar jaar hingen er in de winter gerecyclede jerrycans met lichtjes erin. Lekker ruig, ecologisch verantwoord, feestelijk maar toch niet truttig. Althans, volgens de smaak van de nieuwe bewoners: de twintigers en dertigers die hun kleren kopen bij 'Things I Like Things I Love'.

Als je het in de automatenhal ernaast gaat vragen, of in een van de bruine kroegen die de buurt nog rijk is, dan zul je te horen krijgen dat het toch geen porem is, al dat ongezellige plastic, terwijl december juist een maand voor gezelligheid hoort te zijn.

En dus kreeg onze buurt een heuse 'projectmanager kerstverlichting', die na uitgebreid draagvlakonderzoek onlangs de knoop doorhakte in het voordeel van de oude bewoners: sinds deze winter lichten er in het donker boven de 'Jan Eef' weer traditionele hartjes op.

Het is een symbolische zege op vier meter hoogte, want op straatniveau zijn de hipsters en de yuppen aan de winnende hand. Daar lijkt nu elke maand wel een nieuwe barbershop of biologische tostibakkerij te openen, en neemt het aantal koffietentjes haast epidemische vormen aan.

Op straatniveau zijn de hipsters en de yuppen aan de winnende hand

Mannen met knotjes

Ik mijd dat soort plekken. Al die mannen met knotjes die daarbinnen achter hun laptop aan hun overprijsde Kirgizische lauwgeperste slowdrip-koffie zitten te sippen, ze stemmen mij nogal meewarig.

Ja, ik maak er nu een karikatuur van, en niet eens een bijster originele. Want hipsters ridiculiseren is al een paar jaar lang een nationale sport. Geen verjaardagspartijtje of etentje van grootstedelijke dertigers gaat meer voorbij zonder dat de aanwezigen zich er even aan bezondigen. Dat nieuwe cupcake-café om de hoek, dat is écht te overdreven, vinden we dan allemaal eensgezind.

Maar de populariteit van dat gefoeter vraagt wel om uitleg. Er zijn immers wel meer lachwekkende types in deze wereld. Waarom voelt het juist zo bevredigend om af te geven op mensen die hun baarden pommaderen en een voorkeur hebben voor fietsen zonder remmen en versnellingen? Daar doen ze toch niemand kwaad mee?

Het makkelijkste antwoord is: jawel, dat doen ze wel. Kijk maar rond in onze buurt, of in willekeurig welke buurt net buiten het centrum van Amsterdam, Utrecht of Rotterdam. Een paar jaar terug waren dat nog levendige, gemêleerde buurten, met een rauw randje, waar van alles door elkaar woonde, zoals dat hoort in een grote stad. Dat is ook de sfeer waar wij op afkwamen, toen we hier vier jaar geleden een huis kochten.

Maar langzamerhand verandert dit soort buurten in monoculturen, waar het winkelaanbod zich richt op de kapitaalkrachtigste bewoners, en de huren en huizenprijzen meestijgen.

Gentrificatie, heet dat. Stadssociologen verschillen erover van mening. Sommige vinden het een welkome impuls voor buurten die in het slop zijn geraakt. Andere wijzen eerder op het 'waterbedeffect': de problemen verdwijnen wel uit de buurt, maar niet uit de wereld. Ze steken elders de kop op, waar de bewoners terecht zijn gekomen die de huizen niet meer konden betalen.

Waarom voelt het juist zo bevredigend om af te geven op mensen die hun baarden pommaderen en een voorkeur hebben voor fietsen zonder remmen en versnellingen?

Duidelijke scheiding

Hoe dan ook levert het ongemak op in de buurt zelf. Al vrij snel nadat we verhuisd waren, maakten we daar kennis mee. We kregen mensen te eten, met wie we 's avonds in de tuin nog een sigaret rookten. Ineens klonk er vanaf een balkon verderop: 'En nou naar binnen, yuppen! Wij proberen hier te slapen!'

De eerste reactie is dan defensief. Want wíj zijn toch zeker niet die aanstellers van die overprijsde koffietentjes! Wij halen ons gehakt bij de Hollandse slager, ons brood bij de Turkse bakker, drinken een biertje in het eetcafé, maar net zo lief in de bruine kroeg.

Misschien dat het gescheld op hipsters daar wel vandaan komt. Het is een poging om een duidelijke scheiding aan te brengen. "Waar kom je vandaan?" vroeg iemand met wie ik aan de praat raakte in café De Krommerdt, waar André Hazes ooit begon als glazenwasser. "Gewoon, Amsterdam", antwoordde ik, omdat ik al sinds 1989 in de stad woon. "Ja, leuk geprobeerd", zei hij. "Zeg gewoon, waar kom je vandaan?"

Nee, in het café zien ze echt het verschil niet tussen mij, een journalist met baard van in de dertig met een vaste baan, en een freelancende koffiedrinker met een knotje die sinds kort in de stad woont, aangetrokken door alle hippe plekken.

Ineens klonk er vanaf een balkon: 'En nou naar binnen, yuppen! Wij proberen hier te slapen!'

Maar als je eens eerlijk nadenkt over dat verschil, dan kom je misschien wel tot een ongemakkelijke conclusie. Want het is maar de vraag of die hipster zonder vaste baan nou echt de motor is van de veranderingen van de buurt. Of het zijn schuld is dat mijn kennis aan de bar hier geen huis meer kan betalen.

Misschien ligt dat wel meer aan al die anderhalf keer modaal verdienende dertigers, die hier massaal goedkope huizen kopen. Aan mijzelf, dus. En als ik afgeef op hipsters, probeer ik misschien wel een vaag schuldgevoel te overstemmen, dat ergens aan het knagen is.

Is dat schuldgevoel terecht? Misschien wel niet: steden en buurten zijn altijd in verandering. Dat is een complex samenspel van woonmodes, marktkrachten en gemeentelijk beleid, waar je als individu weinig tegenin brengt. Dus misschien is het niet zo zinvol om daar heel erg mee bezig te zijn. Al ben ik wel bewust mijn boodschappen gaan spreiden, en is de Albert Heijn op zaterdag taboe. Aan mij zal het niet liggen als een kleine winkelier weer het veld ruimt voor een volgende koffietent.

Het is maar de vraag of die hipster zonder vaste baan nou echt de motor is van de veranderingen van de buurt

Gentrificatiekater

Café De Krommerdt is inmiddels wel dicht, en heeft plaatsgemaakt voor het hippe eetcafé Evert-Jan. Het wordt bevolkt door het type geslaagde gasten dat je daar ook zou verwachten.

Even verderop staat café Het Stoplicht. Daar hebben ze nog wel van die dikke perzen op tafel liggen, en nota bene een Marokkaanse uitbater. Kortom, de perfecte plek om een gentrificatiekater weg te drinken. "Al dat geklaag over de verandering", zegt een vrouw tegen me, die al veertig jaar om de hoek woont. "Er gebeurt tenminste weer wat in de buurt. Ik vind het wel leuk."

Ja, dat is en blijft het natuurlijk ook, een leuke buurt, waar ik graag blijf wonen. Helaas ben ik niet de enige. Sinds we hier naartoe kwamen, zijn de huizenprijzen vrolijk doorgestegen. Als er nog een kind bij zou komen, en we groter moeten gaan wonen, is het zeer de vraag of we niet op onze beurt de buurt uitgejaagd worden, door de yuppen die nóg beter verdienen.

We hebben al in buurten verder van het centrum rondgekeken. Het was ergens een verademing: een buurt met gewone winkels, zonder biologische hamburgers of koffiebarretjes. Maar er was ook dat stemmetje in mijn achterhoofd: je kunt ze wel ontvluchten, maar ze halen je vanzelf weer in.