Direct naar artikelinhoud
Column

De kans op Europese eenheid is groter als elk land zijn eigen neurose wordt gegund

Het was de woensdagochtend na de afgang van premier May en haar Brexitdeal. In een zaaltje van de Tweede Kamer kreeg een handvol Kamerleden een expert-briefing over twee rapporten en de vraag hoe verder met de Europese Unie. Afgezien van een jongedame en ikzelf waren er geen journalisten. Niet verwonderlijk, want er ligt al een toren rapporten over hoe verder met de EU, allemaal saaimans keukenmeester, over kopgroepen, het einddoel en de communautaire methode ja dan wel nee.

Ditmaal hadden de wegblijvers ongelijk. De twee rapporten waren achtereenvolgens van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV). En de auteurs zijn het erg oneens, al zullen ze dat zelf als nette hooggeleerden nooit zo zeggen. Wat moeten we na de Brexit, had de regering de AIV gevraagd. Het antwoord kwam een halfjaar geleden, met een zekere bravoure.

Nederland is de grote Britse broer kwijt, die in de EU altijd de rol van tegenstribbelaar vervulde. Dat structurele nee-zeggen is voor ons voortaan een onvruchtbare weg. Van de AIV moest Nederland aansluiting zoeken bij Macron en Merkel, die allebei ‘met nieuw elan’ een Europagezinde koers hadden ingezet. Macron met zijn nieuwe, brede mandaat en Merkel met haar nieuwe Europagerichte kabinet.

Het kan snel gaan, ook met de inzichten van deskundigen. Van het frisse koppel Macron en Merkel is zes maanden later weinig over. Zondag, twee dagen voor de dag des oordeels in het Lagerhuis, begon in Frankrijk het brede nationale debat waarmee president Macron zijn politieke hachje probeert te redden. De president schreef in Le Monde een ellenlang stuk, waarin het thema Europa geen rol speelde. Hij heeft inmiddels dringender zaken aan zijn hoofd. Ook in Duitsland zijn de bordjes verhangen en spreekt men nu van Merkeldämmerung.

Meer Europese eenheid, was kortweg de inzet van de AIV. Het kabinetsoordeel dat zo’n rapport altijd krijgt, was nogal zuinig: ‘met belangstelling kennisgenomen’. Nee dan het WRR-rapport getiteld Europese variaties. Dat kreeg ‘waardevol rapport’ als kabinetspredikaat. Dat is een acht. Ogenschijnlijk was dit het zoveelste onderzoek naar verscheidenheid in de Europese Unie. Niet de vaststelling dat er verschillen zijn, is nieuw. Wel de waardering ervan. WRR-lid Ernst Hirsch Ballin begon zijn toelichting met de opmerking dat het vertrek van de Britten uit de EU ook een nederlaag voor de EU zelf was. Een opmerking om in je oren te knopen. De Britten als halvegaren typeren, levert niet zoveel inzicht op. Ze hebben besloten weg te willen bij de EU. Daarbij past ook voor de verlaten partij zelfonderzoek.

De Europese Unie lijdt onder het dogma van eenheid of uniformiteit, zoals Hirsch Ballin het noemde. Waar de AIV vanwege dreigende Russen, migratie en klimaatopwarming kiest voor de oude groef van meer Europa, meer stootkracht en macht, wijst de WRR die denkwijze af. We moeten weg van de Ever Closer Union, zei Hirsch Ballin. Dat begrip dateert van 1957, toen heette het ‘een steeds hechter verbond van volkeren’, maar dat had nooit staatsrechtelijke betekenis. In 1957 waren het volkeren. En volkeren zijn het gebleven. De EU is geen staat en zal dat ook niet worden.

Met bijna dertig lidstaten die zo verschillen qua achtergrond, mentaliteit en geschiedenis, is het geen wonder dat er spanningen ontstaan over dwangmatige eenvormigheid. Iedereen ziet dat er feitelijke verschillen bestaan, bijvoorbeeld bij Schengen of de euro. Maar verschillen worden nog altijd als onwenselijk beschouwd. Ergens niet aan meedoen wordt gezien als het voorportaal van wel meedoen. Maar juist omdat de steun van de bevolking voor de EU zo broos is, wordt het tijd minder krampachtig met verschillen om te springen, aldus de WRR.

Afgezien van D66 kreeg de WRR van de aanwezige Kamerleden net als van het kabinet een acht. SP en VVD waren broederlijk blij met de wetenschappelijke kritiek op de Ever Closer Union. SGP-Kamerlid Roelof Bisschop snorde als een tevreden kater, omdat dit rapport zo mooi aansluit bij de gereformeerde soevereiniteit in eigen kring. Inderdaad kun je het neutrale begrip variatie van de WRR ook conservatisme noemen. De afkeer van uniformering en harmonisatie lijkt als twee druppels water op de conservatieve roep om zichzelf te blijven. De Europeaan is niet alleen een consument met rechten, maar heeft ook gevoelens, opvattingen, een historisch gewortelde nationale identiteit.

Het is evident dat er een conservatieve golf door Europa trekt. Dat brengt zeker risico’s mee, zoals de Oost-Europese landen laten zien. Eng nationalisme bestaat en gaat ten koste van rechtsgelijkheid. Andersom kunnen we van de Brexit leren dat gebrek aan ruimte voor nationale eigenaardigheden juist nationalistische gevoelens aanwakkert. De Britten raakten pas goed in de anti-Europese stemming toen de immigratie geweldig toenam en ze daaraan van Brussel niets mochten doen.

Hierover laat de WRR zich wijselijk niet uit, hoewel de raad best ver gaat in de tegemoetkoming aan variatie-behoeften. Onder het kopje ‘flexibele solidariteit’ mogen lidstaten die beslist geen asielzoekers willen hebben, hun toebedeelde quotum afkopen met een financiële bijdrage of een extra inspanning bij het bewaken van de buitengrenzen. Dat is de feitelijke situatie die al veel Brusselse boosheid heeft gebracht. Maar ook de kans op eenheid is groter als elk land zijn eigen neurose wordt gegund.