Direct naar artikelinhoud
Column

Homo's die welkom zijn in de kerk? Het is als drabbig afwaswater

Homo's die welkom zijn in de kerk? Het is als drabbig afwaswater
Beeld Trouw

Dat Nashville-gedoe zette mij aan het denken in een heel andere richting. Ik voelde enige wrevel bij de woorden van een predikant die twitterde dat homo, trans en hetero allemaal welkom zijn in Gods huis. Ik zal proberen het aan u uit te leggen.

Na 1945 ontstond er een nieuwe ruimte in onze levens. We werden vrijer op het gebied van seks, godsdienst, levensinvulling. Hetero’s vonden dat ze zich lichamelijk met elkaar mochten verenigen wanneer zij dat wilden. Homo’s volgden. Lesbiennes sloten aan. Het onderwijs werd door elkaar geschud. De universiteiten werden overstroomd door een generatie studenten die niet langer afkomstig waren uit een beperkte sociale laag. 

Je koos zelf een levenspad en een levensbeschouwing. Je zat niet langer gevangen in een godsdienstige groep, of een maatschappelijk gemarkeerde kliek. Je las wat jij wilde, je luisterde naar de muziek die jij mooi vond, je ging niet naar de kerk die jou niet aanstond en bovenal, je kuste de man, de vrouw, of beide, of omstebeurt, die jij wilde kussen.

Het enige wat we uit godsdienstige kring naar ons hoofd kregen was afkeuring, verguizing, uitsluiting, minachting, veroordeling en als bonus eeuwige vervloeking

Het fascinerende van ‘The Sixties’, is dat het een internationaal fenomeen was. Het gebeurde in heel West-Europa, en zo’n beetje overal in de USA. Niemand weet hoe het precies tot stand kwam, maar er zijn wel theorieën. Teenagers kregen voor het eerst in de geschiedenis geld ter beschikking en vormden een markt waarin je niet alleen kauwgum en sigaretten, maar ook muziek en politieke ideeën kwijt kon. Of deze: De opkomst van Rock and Roll is toe te schrijven aan de transistor: jongeren konden met hun eigen radiootje buiten bereik van het ouderlijk oor luisteren naar wat ze wilden horen.

Hoe het ook zat, wij hadden ineens genoeg van de Tweede Wereldoorlog, onze Bevrijders, alle priesters en dominees, Brylcreem, The Ramblers, streekromans, de Heilige Bisschop Bekkers, Sweet Sixteen, de familie Doorsnee, de Katholieke Illustratie, en we staken over naar Provo, Hadimassa, The Stones, Hendrix, The Beatles, Dylan, het inspraakgedoe, de happening, Vietnam, de minirok, de Pil, allerlei andere pillen, Marcuse, Oosterse mystiek, lang haar, vieze voeten en vooral ook veel vrolijke minachting voor maatschappelijk succes.

Naar fenomeen

Maar of het nou door die transistorradiootjes kwam of ons zakgeld, één ding is duidelijk: dit nieuwe elan kwam niet uit godsdienstige kring. Het enige wat we uit die hoek naar ons hoofd kregen was afkeuring, verguizing, uitsluiting, minachting, veroordeling en als bonus eeuwige vervloeking. Godsdienstigheid kent twee assen, de verticale en de horizontale. De verticale as, de relatie tot God, is hier niet aan de orde. Dit gaat over de horizontale as, de relatie tot je medemens, en op dit punt is religiositeit eeuw in, eeuw uit, een naar fenomeen geweest omdat het naast gezelligheid samen in het kerkgebouw, steevast tot uitermate ongezellige maar druk bevorderde onmin leidde ten opzichte van andersdenkenden.

Dat is allemaal voorbij, behalve dan in een paar uithoeken, en nu komt mijn wrevel in zicht over een dominee die meent te mogen stellen dat homo’s welkom zijn in Gods Huis. Hoe durf je? denk ik dan. Want dat welkom heb je bij ‘ons’ weggehaald. Binnen je eigen club kwam niemand op het idee om fatsoenlijk om te gaan met homoseksualiteit. Wat er ontstaan is op het punt van emancipatie voor vrouw of homo is ontstaan ondanks alle tegenwerking uit godsdienstige hoek. Denk aan het kerkelijke gechicaneer rond de pil.

Priesters en dominees zijn later in groten getale op die trein gesprongen en doen nu net alsof ze hem zelf op de rails hebben gezet. Maar een blik op de recente geschiedenis toont iets heel anders. Ze hadden gewoon de pest aan ‘de moderniteit’ en deden er alles aan om het tegen te houden.

Ik herinner me de dood van John Lennon in 1980. Tot mijn walging werd hij als een Groot Mens bejubeld in kringen die in 1965 over zijn muziek alleen maar konden schreeuwen: ‘Kan die herrie af?’ Nu het je niks meer kost, niet aan deze, en niet aan gene zijde van het graf, is er ineens ruimte voor homo’s in Gods Huis. Ik kan het niet laten te denken: had dat nou in 1963 gezegd, dat was wel ‘een statement’ geweest. Maar nu is het drabbig afwaswater.

Lees hier meer columns van Bert Keizer