Direct naar artikelinhoud
Column

Ik heb niet zoveel gedachten meer over het begin van het menselijke leven

Ik heb niet zoveel gedachten meer over het begin van het menselijke leven
Beeld Trouw

Er zijn onderwerpen waar ik het liefst met een grote boog omheen zou lopen, terwijl ze toch aan me trekken. Of me niet gemakkelijk loslaten, dat is misschien beter uitgedrukt. Abortus is zo’n onderwerp en dat zal vooral komen doordat ik als student aan een evangelische school nog actief ben geweest bij een pro-lifeclub voor jongeren. 

Wat ook een rol speelt is dat ik de vader ben van een dochter wier dood al voor de geboorte was aangezegd – dat een leven kan eindigen voor het goed en wel is begonnen, is voor mij geen abstracte kwestie. Maar, anders dan vroeger, ook geen kwestie voor stevige opvattingen.

Het tv-programma ‘EenVandaag’ bracht deze week een reportage uit Utrecht, waar pro-life-activisten vrouwen die een abortuskliniek bezoeken vastklampen en foto’s van foetussen voorhouden om hen op andere gedachten te brengen. Het gaat om vrijwilligers van de organisatie ‘Schreeuw om leven’, die in meerdere steden zogeheten ‘wakers’ naar klinieken stuurt. Volgens de website van de organisatie gebeurt dit uit ‘bewogenheid met de vrouw in nood’, waarbij een tekst uit het bijbelboek Spreuken als richtlijn geldt: “Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wandelen ter doding, zo gij u onthoudt.”

Het zal niemand verbazen dat menige vrouw in nood deze bewogenheid ervaart als agressief, kwetsend en bedreigend. “Je weet hoe het kindje aan het eind komt?”, vraagt een van de wakers, een vrouw overigens. “Armpjes en beentjes gaan er vanaf, het lijdt heel erg.” Je zou het de Nashville-variant van de pro-lifebeweging kunnen noemen, een volslagen misplaatste aanpak, hoe je ook denkt over het begin van het menselijke leven en de beschermwaardigheid ervan. Zelf heb ik daar niet zoveel gedachten meer over; het is een geleidelijk proces en ik deins ervoor terug daarin heldere scheidslijnen te trekken.

Maar de wet trekt die lijnen onvermijdelijk wel en laat abortus toe tot de 24ste week, daarna is de foetus levensvatbaar. Een mysterieuze term. Het Parool tekende zaterdag het relaas op van een verloskundige die een 20-wekenecho uitvoerde bij een vrouw die via een ivf-behandeling zwanger was geworden van een meisje. Alles leek in orde, tot de verloskundige zag dat het kindje een hazenlip had. Ze wees de vrouw en haar man op de medische mogelijkheden en op het speciale schisis-team van het AMC, maar het echtpaar was vastbesloten: “Wij willen dit kindje niet.” Ze besloten tot abortus, uit angst dat hun meisje er altijd anders uit zou zien dan anderen, nooit goed haar lippen zou kunnen stiften, gepest zou worden. En een half jaar later meldden ze zich weer, met een nieuw verzoek voor ivf.

Dit verhaal leidde tot onthutste reacties, met name van ouders die een kind met een hazenlip wél ­welkom hadden geheten. De Telegraaf liet een ­moeder van een inmiddels 5-jarig zoontje aan het woord. “Wij waren op slag verliefd op Danny”, zei ze. “Hij doet het hartstikke goed.” Ik knikte toen ik dat las. En probeerde vervolgens niet te oordelen over dat andere geval. Viel niet mee.

Drie keer per week schrijft Stevo Akkerman een column waarin hij de ‘keiharde nuance’ en het ‘onverbiddelijke enerzijds-anderzijds’ preekt. Lees meer columns op trouw.nl/stevoakkerman.