Wetenschappers van de Universiteit van Californië Berkeley vergeleken vier recente studies naar oceaanopwarming. De resultaten, gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Science, bewijzen volgens de onderzoekers wederom dat beweringen dat het broeikaseffect zou afremmen of gestopt is, ongegrond zijn.
In een scenario waarbij wereldwijd geen inspanningen worden gedaan om de CO2-uitstoot een halt toe te roepen, zal de temperatuur van de oceanen aan het einde van deze eeuw met 0,78 graden gestegen zijn, stellen de onderzoekers.
Omdat warm water meer ruimte inneemt dan koud water, zal de zeespiegel in datzelfde scenario met ongeveer 30 centimeter gestegen zijn. Dat komt bovenop de al voorspelde zeespiegelstijging veroorzaakt door smeltende ijskappen en gletsjers.
Warmere oceanen zorgen er bovendien voor dat zware orkanen in de toekomst vaker voorkomen en in hevigheid zullen toenemen. Tegelijkertijd neemt wereldwijd de intensiteit van regenbuien toe, worden koraalriffen vernietigd en smelten de ijskappen sneller.
Oceanen graadmeter voor klimaatverandering
Onderzoek naar de opwarming van oceanen is volgens klimaatwetenschapper Bart Strengers van belang "omdat je kunt zien dat de warmte, die niet weg kan door het broeikaseffect, in de oceanen opgeslagen blijft".
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat oceanen fungeren als een buffer, door ruim 90 procent van de warmte te absorberen, die de mens de atmosfeer in pompt. Het aardoppervlak zou nog veel sneller opwarmen als er geen zeeën waren.
Oceaanopwarming is daarom volgens klimaatonderzoekers een belangrijke indicator van klimaatverandering. "De temperatuur in de oceanen loopt steady omhoog, terwijl de warmtewisseling op land bijvoorbeeld veel sterker is door het effect van El Nino", legt Strengers uit.
"Je kunt in die zin beter naar de oceanic heat content (warmteopslag in de oceanen, red.) kijken, omdat die veel minder variabel is dan de temperatuur op land."
Waarnemingen lagen niet in lijn met klimaatmodellen
Het Intergouvernementele Panel tegen Klimaatverandering (IPCC) van de Verenigde Naties voorspelde in 2013 een snellere stijging van de oceaantemperatuur dan de waarnemingen tot dan toe lieten zien. Kort gezegd hield dit in dat de voorspellingen niet in lijn lagen met de waarnemingen op zee.
Dat komt volgens Strengers doordat er nog geen lange tijdreeks is van temperatuurmetingen op zee, zoals dat wel het geval is boven land. "Vanaf 1950 weten we redelijk wat af van de temperatuur tot 700 meter diep, maar dieper was lange tijd heel lastig."
Sinds het jaar 2000 maken wetenschappers gebruik van het observatiesysteem Argo, dat bestaat uit een grote hoeveelheid van kleine sondes die verspreid liggen in de oceaan en tot 2 kilometer diepte informatie kunnen doorgeven.
Vóór die tijd moesten onderzoekers het doen met temperatuursensoren die schepen aan een koperen lijn in de oceaan lieten zakken. Die methode kampte met allerlei onnauwkeurigheden, waardoor onderzoekers moeilijk inzicht konden krijgen in de globale trends.
Door de verbeterde meettechnieken beschikken wetenschappers nu over nauwkeurigere data. In de vier studies, die tussen 2014 en 2017 verschenen, zijn eerdere cijfers gecorrigeerd. Het gevolg is dat de uitkomsten nu beter overeenkomen met de klimaatmodellen van het IPCC. De Amerikaanse wetenschappers hopen dat hiermee een "probleem is opgelost".
Hoop ondanks 'grimmige toekomst'
Bij de klimaattop in Parijs in 2015 hebben 195 landen afgesproken om de gemiddelde temperatuur op aarde niet meer dan 2 graden te laten stijgen. Sinds de negentiende eeuw, na de industrialisatie, is de temperatuur wereldwijd al met 1 graad gestegen.
De onderzoekers hopen dat, hoewel de analyse een "grimmige toekomst schetst", wereldwijde inspanningen tegen verdere opwarming van de aarde ervoor zullen zorgen dat "het worstcasescenario vermeden kan worden".