En Galileo Galilei dan? Ging hij niet ook dwars tegen de vermeende consensus in, gedreven door een onstilbare honger naar de waarheid, onbevreesd voor intimidatie en wars van dogma’s? Is zijn verhaal niet het ultieme bewijs dat de meerderheid niet altijd het gelijk aan haar zijde heeft? Nee, geharnaste klimaatontkenners laten zich niet zomaar overtuigen door de tegenwerping dat minstens 97 procent van de klimaatwetenschappers het erover eens is dat de mens verantwoordelijk is voor de opwarming van de aarde. Zoals Galileo de leerstellingen van de katholieke kerk trotseerde, zo weigeren zij zich te conformeren aan de ‘klimaatreligie’. Hoe groter de overeenstemming, hoe verdachter de bevindingen, lijkt hun credo.

Het is een beproefd recept: schilder je tegenstanders af als een dominante kliek die geen tegenspraak duldt en je meet jezelf automatisch de heroïsche rol van verzetsstrijder aan. Jij zegt wat ‘niet gezegd mag worden’ en trekt je niets aan van de verstikkende ‘politieke correctheid’. Of het nu gaat over migratie of over duurzaamheid, je vijand is dezelfde: de ‘deugende’ elite die het land naar de knoppen helpt. Eerst door de grenzen wagenwijd open te zetten, nu door burgers peperdure warmtepompen door de strot te duwen. Maar jij laat je niet misleiden door de alarmistische verhalen van de zogenaamde ‘klimaatwetenschappers’, jij weet dat het allemaal indoctrinatie is. Alleen hoor je dat natuurlijk niet in de mainstream media.

Dat er mensen bestaan die weigeren te geloven dat de mens de temperatuur doet stijgen, is geen nieuws. Maar sinds de presentatie van het voorlopige klimaatakkoord is het duurzaamheidsdebat een frontlinie geworden van de voortwoekerende cultuuroorlog. Na het Marrakesh-pact hebben de usual suspects in rechtse Twitter-kringen een nieuw doelwit gevonden. Als op commando richten ze hun pijlen op de woordvoerders van het ‘groene evangelie’: onder ieder bericht van weerman Gerrit Hiemstra duikt een schuimbekkend trollenleger op en ook ‘klimaatpaus’ Ed Nijpels, de vvd-coryfee die het polderoverleg coördineert, moet het ontgelden. De ‘nijpelitaanse maffia’ is hun scheldnaam voor de mensen aan de klimaattafels.

Naar goed gebruik gaat zo’n cultuuroorlog gepaard met een desinformatiecampagne, compleet met verdraaide feiten, misleidende data en klinkklare onzin. En wie hoopte dat dit offensief beperkt zou blijven tot sociale media of obscure websites komt bedrogen uit. Vlak voor de jaarwisseling pakte De Telegraaf groot uit met nieuws over een ‘manifest’ dat was ondertekend door ‘24 professoren, ingenieurs en andere experts’. Daarin waarschuwen ze voor ‘rampzalige’ gevolgen van de klimaatwet. ‘Handhaving ervan veroorzaakt een catastrofe van armoede, kou en honger. Economisch maakt het Nederland tot een derdewereldland.’

Wetenschappelijke onderbouwing voor die tamelijk alarmistische stelling ontbreekt, maar dat mag eigenlijk geen verrassing wekken als je het lijstje ‘deskundigen’ onder de loep neemt. Bijna een derde van de ondertekenaars werkte vroeger bij Shell en minder dan de helft komt uit de wetenschap, ontdekte weblog Sargasso. Alle academici zijn bovendien al lang en breed met emeritaat en geen enkele heeft een achtergrond in klimaatwetenschap. Dat verklaart waarschijnlijk waarom er in het Telegraaf-artikel gretig wordt geput uit het standaardrepertoire van klimaatontkenners (laten we wel wezen: met ‘scepsis’ heeft dit niets te maken).

Nu de simplistische argumenten (‘Het is de zon!’ of ‘Het klimaat verandert altijd!’) aan kracht hebben ingeboet, zijn de meeste ‘twijfelaars’ overgestapt op vernuftigere drogredeneringen. Stellingen die op zichzelf niet zozeer onwaar als wel bedrieglijk zijn. ‘Hoe meer CO2, hoe groener de aarde’, stelde een ingenieur in De Telegraaf. Inderdaad is koolstofdioxide bevorderlijk voor plantengroei, alleen is dat een nogal schrale troost voor de ellende die ons te wachten staat als we op dit tempo doorgaan met het uitstoten van het broeikasgas. Of wat te denken van de bewering dat het klimaat een ‘supertechnisch en superfysisch onderwerp is’? Het zal best, maar gelukkig zijn er superslimme wetenschappers die snappen dat het in de kern niet zo bijster ingewikkeld is: hoe meer fossiele brandstoffen we verbranden, hoe sneller de aarde opwarmt.

Populair is de laatste tijd vooral het argument dat iedere inspanning vergeefs is, omdat onze nationale bijdrage verwaarloosbaar is. Alsof er ook maar iemand is die zal beweren dat Nederland in z’n eentje het hoofd kan bieden aan zo’n overweldigend mondiaal probleem. Daarom zijn er internationale afspraken gemaakt. En anders dan sommige pseudosceptici het nu doen voorkomen is ons land allerminst het braafste jongetje van de klas. Op Europese lijstjes voor duurzame energie bungelen we steevast onderaan. Ook het terugdringen van de CO2-uitstoot gaat nog lang niet hard genoeg, oordeelde de rechtbank afgelopen oktober in de Urgenda-zaak.

Het probleem is niet, zoals het wel eens klinkt, dat het klimaatdebat op deze manier gepolitiseerd raakt. De klimaatcrisis ís in de kern namelijk een politiek vraagstuk. Hoe we de verduurzaming van Nederland vormgeven en hoe we de bijbehorende lusten en lasten verdelen, zijn vragen die raken aan opvattingen over solidariteit en rechtvaardigheid. Daar zal de vvd ongetwijfeld een andere invulling aan geven dan de SP. Dat er verontwaardiging ontstond na de presentatie van het klimaatakkoord is dan ook niet zo verwonderlijk. Want terwijl burgers te horen krijgen dat de elektriciteitsrekening omhoog gaat, wordt de vervuilende industrie uit de wind gehouden. Sybrand Buma voelde de gele hesjes al aankomen. Maar wat de cda-leider maar niet lijkt te begrijpen is dat je de zorgen van de minderbedeelde bevolkingsgroepen prima serieus kunt nemen zonder het klimaatprobleem te bagatelliseren. Door de grote vervuilers te laten betalen, bijvoorbeeld.

‘Handhaving van de klimaatwet veroorzaakt een catastrofe van armoede, kou en honger’

Eigenlijk zou het heerlijk zijn als de klimaatontkenners gelijk hebben. Het leven zou een stuk eenvoudiger zijn als onze economie niet op de schop hoeft om de planeet leefbaar te houden. We zouden met een gerust geweten op vliegvakantie kunnen, de thermostaat van ons slecht geïsoleerde huis ongegeneerd een graadje hoger zetten en lucratieve aandelen Shell kopen. Waarom zouden wetenschappers dat feestje willen verstoren? Waarom zouden ze ons massaal voor de gek houden of onnodig angst aanpraten?

Sommige libertariërs zien de ‘klimaathype’ als een complot van ‘linkse’ politici die erop uit zijn om vrijheden te vernietigen. Een andere, veel gehoorde verklaring is een stuk banaler: ‘groen’ zou big business zijn. Het zou pleitbezorgers van duurzaamheid niet te doen zijn om een betere wereld, maar om hun eigen portemonnee. ‘Het geld gaat ongetwijfeld naar de clubs en aanhangers van klimaatpaus Nijpels, die van Samsom en naar andere belangen in de klimaatindustrie’, suggereerde een van de ondertekenaars in De Telegraaf.

In het spiegeluniversum van klimaatontkenners is het de groene beweging die beleidsmakers in de houdgreep heeft, de hard werkende Nederlander op kosten jaagt en ondertussen haar eigen zakken vult. Het is een even brutale als bespottelijke omkering. In werkelijkheid is het natuurlijk de fossiele industrie die politieke invloed koopt, alles in het werk stelt om haar schadelijke winstmodel overeind te houden en de rekening doorschuift naar de belastingbetaler. Onderzoekers van Drexel University becijferden dat er in Amerika tussen 2000 en 2016 meer dan twee miljard dollar werd uitgegeven aan de lobby rondom klimaatbeleid. Slechts 145 miljoen daarvan kwam van milieuorganisaties of voorstanders van hernieuwbare energie. Een bedrag dat verbleekt bij de 1,1 miljard die de fossiele industrie, energiemaatschappijen en de transportindustrie gezamenlijk spendeerden.

Dat zijn alleen nog maar de bestedingen voor rechtstreekse beïnvloeding van wetgeving. De trukendoos van de fossiele industrie bevat veel meer geraffineerde instrumenten, zo beschrijven Naomi Oreskes en Erik M. Conway in het boek Merchants of Doubt. Net als de tabaksindustrie zijn oliemaatschappijen als Shell, ExxonMobil en BP meesters in het zaaien van twijfel. Ze veegden onwelgevallige informatie onder het tapijt, financierden pseudowetenschappelijke denktanks en huurden pr-bureaus in voor uitgekookte communicatiestrategieën. Kosten noch moeite werden gespaard om burgers en beleidsmakers zand in de ogen te strooien. ‘Communicatief gezien is de klimaatsceptische campagne een meesterstuk’, schreef duurzaamheidsadviseur Jan Paul van Soest in het boek De twijfelbrigade (2014).

Daarbij maakten ze handig gebruik van de angst bij veel media om beticht te worden van partijdigheid of activisme. Zeker in het begin, toen de journalistiek nog niet goed wist wat ze aan moest met dit complexe onderwerp, was de initiële reflex om tegenover iedere wetenschapper die waarschuwde voor de catastrofale opwarming van de aarde iemand te zetten die beweerde dat het allemaal wel mee zou vallen. Zo kreeg een marginale minderheid een onevenredig groot podium. In zijn satirische show toonde John Oliver hoe een ‘statistisch representatief’ debat over klimaatverandering eruitziet: drie ‘twijfelaars’ versus 97 klimaatwetenschappers. Dat zou gebalanceerde verslaggeving zijn.

Het is bewonderenswaardig om te zien hoe een groep klimaatwetenschappers onvermoeibaar onzin bestrijdt. Als Thierry Baudet strooit met grafiekjes die moeten aantonen dat het allemaal wel meevalt met de opwarming van de aarde schrijven zij een stevig onderbouwd artikel waarin ze uitleggen waarom selectief winkelen in wetenschappelijke publicaties misleidend is. Als journalist Marcel Crok in Elsevier betoogt dat klimaatbeleid onhaalbaar en onbetaalbaar is, ontleden zij de aaneenschakeling van drogredeneringen die tot zo’n vertekenende conclusie leiden.

Maar het is ook een ondankbare taak, want zulke fact checks zullen fanatieke twijfelzaaiers niet ontmoedigen. ‘De grootste prestatie van klimaatontkenners is dat ze de wetenschappelijke gemeenschap in de val lokken om tijd, energie en middelen te verspillen aan een marginaal groepje dat zich toch niet laat overtuigen’, twitterde de vooraanstaande klimaatwetenschapper Michael E. Mann onlangs. Een paar jaar geleden maakte hij samen met cartoonist Tom Toles het boek The Madhouse Effect waarin ze op een komische manier de absurditeit van klimaatontkenning blootleggen. Op een van de cartoons tuurt een bebaarde man in een wijd zwart gewaad door een telescoop. De lens staat verkeerd om gedraaid. ‘Mensen lachen niet omdat je Galileo bent’, zegt een mannetje op de achtergrond. ‘Ze lachen omdat je een mafketel bent die zich heeft verkleed en doet alsóf hij Galileo is.’

Frustrerend genoeg is niet iedereen in staat de wannabe-Galileo’s te zien voor wat ze zijn. Voor cda-europarlementariër Annie Schreijer-Pierik was het manifest in De Telegraaf reden om schriftelijke vragen te stellen aan de Europese Commissie. ‘Ik wil weten wat waar is en wat is niet waar (sic.)’, lichtte ze toe op Twitter. Daarmee trapt ze met open ogen in de val van de klimaatontkenners. Om hun doel te bereiken hoeven ze het publiek niet te overtuigen van hun gelijk, het verdacht maken van de wetenschappelijke consensus is al genoeg.

Terwijl: we weten al lang wat waar is en wat niet. Het valt allemaal te lezen in de ipcc-rapporten die met iedere update verontrustender klinken. Die rapporten zijn het resultaat van werkelijk sceptische wetenschapsbeoefening, het onophoudelijk toetsen van hypotheses en die waar nodig bijstellen en aanscherpen. Juist daarom is de consensus over klimaatverandering zo stevig: sinds de Britse fysicus John Tyndall in 1859 het broeikaseffect beschreef, zijn er talloze onderzoeken gedaan naar het effect van de menselijke activiteit en de uitstoot van CO2 op de temperatuur op aarde en hoewel de wetenschap nooit af is, staat één ding buiten kijf: als we de uitstoot van broeikasgassen niet rap terugdringen, zal het leven op aarde voor toekomstige generaties een stuk onaangenamer worden. Daar verandert een manifest van een stel verwarde kwakzalvers die zich moedige vrijdenkers wanen niets aan, net zo min als dat zwaartekracht zich laat afschaffen met een referendum. Om Galileo te parafraseren: eppur si scalda (en toch warmt het op).