Direct naar artikelinhoud
Essay

‘Te weinig wordt onderkend dat veel migranten de Jodenhaat van kinds af aan is bijgebracht’

‘Te weinig wordt onderkend dat veel migranten de Jodenhaat van kinds af aan is bijgebracht’
Beeld Anita Huisman

Kerken beroepen zich voor hun band met Israël op de Bijbel. Haal die band aan, adviseert Pieter van der Horst, maar hou op over de Bijbel.

Maandag 14 januari organiseert het landelijke Appèl Kerk & Israël (van de Protestantse Kerk in Nederland) een debatmiddag. Die gaat over een oproep van enkele liberale theologen om de zinsnede over de ‘onopgeefbare verbondenheid’ van de kerk met het Joodse volk uit de kerkorde te schrappen (zie kader).

Al mag die kwestie voor buitenstaanders een futiliteit lijken, het gaat hier wel degelijk om een zaak van vitaal belang. Ongetwijfeld zullen in dit debat over en weer bijbelse argumenten voor en tegen deze stelling worden aangevoerd, zoals ook in ingezonden brieven over deze kwestie in Trouw al het geval was. Maar zo’n gesprek zal hoogstwaarschijnlijk in een patstelling eindigen omdat over de interpretatie en zelfs de geldigheid van bijbelse teksten nu eenmaal zelden overeenstemming wordt bereikt.

Een sceptische theoloog zal de idee van een uitverkoren volk geneigd zijn te zien als wishful thinking van bijbelschrijvers

Daarom wil ik, hoewel ik zelf bijbelwetenschapper ben, hier een pleidooi voeren voor het behoud van de ‘onopgeefbare verbondenheid’ van de kerk met het Joodse volk (en impliciet ook met de staat Israël) waarbij geheel van bijbelse argumenten wordt afgezien.

Immers, de idee van een uitverkoren volk waarmee God een speciaal verbond heeft gesloten zal een sceptische theoloog geneigd zijn te zien als wishful thinking van bijbelschrijvers. De zogeheten landbelofte (het land Kanaän als door God aan de Joden beloofd land) kan gemakkelijk worden gezien als een rechtvaardiging achteraf van het geweld dat door de Israëlieten in oudtestamentische tijden tegen de inwoners van het land werd gebruikt.

Afwijzende houding

Ook Paulus’ idee dat Gods beloften aan Israël nog altijd gelden kan desnoods worden gezien als wensdenken van deze apostel. Zelfs het Joods-zijn van Jezus biedt hierin onvoldoende soelaas, omdat dat al snel leidt tot een debat over de moeilijke kwestie of Jezus de grenzen van het jodendom heeft willen doorbreken of daar juist binnen is gebleven. En als het laatste het geval zou zijn, ook dan kun je je afvragen: wat dan nog? De gedachte dat de Bijbel een door God geïnspireerd en daarom onfeilbaar boek zou zijn, is ook in de kerk allang geen gemeengoed meer.

Kortom: bij een sceptische benadering van bovengenoemde kwesties kom je algauw uit bij een afwijzende houding tegenover de gedachte dat de kerk een onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk heeft. Maar die conclusie is onterecht. Laten we het probleem eens vanuit een andere optiek benaderen.

Realiteit

Geen volk in de wereldgeschiedenis is zo opgejaagd, vervolgd en bijna uitgeroeid als het Joodse volk. Een geschiedenis van twee millennia van traumatiserende ervaringen heeft dat volk getekend tot in het diepst van zijn ziel. Dat is geen victimologische overdrijving, het is een beschrijving van een realiteit die iedereen kan bevestigen die zich erin verdiept. En aan deze situatie is, zoals we allen weten, de kerk in hoge mate medeschuldig geweest. De 2000 jaar oude geschiedenis van Jodenhaat, die is uitgelopen op de grootste misdaad in de geschiedenis van de mensheid, de Holocaust, is voor een aanzienlijk deel een christelijke geschiedenis.

Geen volk in de wereldgeschiedenis is zo opgejaagd, vervolgd en bijna uitgeroeid als het Joodse volk

Die lange en beschamende geschiedenis van christelijk antisemitisme en Jodenvervolging is nog niet eens helemaal voorbij, en soms zelfs helemaal niet voorbij: dan heb ik het niet alleen over de virulente Jodenhaat in de Russische en Grieks-orthodoxe kerken (zelf hoorde ik eens een Grieks-orthodoxe bisschop glashard ontkennen dat Jezus een Jood was!); ook in andere kerken treft men dit kwaad nog aan. 

Het is dan ook geen wonder dat het proces van heling, en van het herwinnen van vertrouwen in de christelijke kerk, aan Joodse kant nog volop gaande is en van langere duur zal zijn dan menigeen beseft. Wie in zo’n situatie zegt dat de kerk het zich onderhand wel kan permitteren het principe van onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk op te geven, verliest niet alleen de geschiedenis maar ook de huidige realiteit uit het oog. En dat is een veel ernstiger zaak dan wellicht op het eerste gezicht lijkt.

Het monster Jodenhaat

Immers, er komt nog iets zeer verontrustends bij. Dat is dat in de afgelopen jaren het monster van de Jodenhaat weer overal zijn kop opsteekt. Er is al dikwijls op gewezen dat Jodenhaat in telkens bredere kring bon ton lijkt te zijn geworden, niet alleen bij uiterst rechts en uiterst links, maar ook in het politieke midden. Wat dit probleem nog ernstiger maakt is dat veel uitingen van Jodenhaat tegenwoordig uit de groeiende islamitische gemeenschap komen, en dat echt niet alleen uit geradicaliseerde kringen. Ondanks goede en goedbedoelde pogingen tot Joods-islamitische dialoog wordt dit probleem niet kleiner, integendeel, het wordt groter door de instroom van vele duizenden moslim-immigranten uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

Te weinig wordt onderkend dat veel van deze migranten de Jodenhaat van kinds af aan is bijgebracht (geholpen door koranteksten en verhalen over Mohammeds bloedige conflicten met de Joden). Waar dat toe kan leiden hebben we de afgelopen jaren in de ons omringende landen al kunnen zien.

Te weinig wordt onderkend dat veel van deze migranten de Jodenhaat van kinds af aan is bijgebracht

De reeks dodelijke aanslagen op Joden door islamitische immigranten in Frankrijk heeft de laatste jaren geleid tot de exodus van zo’n 10 procent van de Joodse gemeenschap. Meer dan 40.000 Franse Joden zijn het land al ontvlucht. En uit een recente en zeer uitgebreide enquête van het EU-Agentschap voor Fundamentele Rechten blijkt dat bijna 40 procent van de Europese Joden overweegt te emigreren vanwege antisemitisme. Dit zijn ronduit schrikbarende cijfers.

Als wij dat hier niet willen laten gebeuren, dan moet niet alleen de politiek, maar ook de kerk haar verantwoordelijkheid nemen. Begrijp mij goed: ik ben beslist niet tegen het opnemen van islamitische vluchtelingen uit oorlogsgebieden, verre van dat. Maar ik pleit er wel krachtig voor dat we meer oog krijgen – veel meer dan nu het geval is – voor de potentiële gevaren van die immigratie voor onze Joodse medeburgers. Die gevaren worden veel te gemakkelijk onderschat, of anders gezegd: er wordt weer te vaak weggekeken. Het is dan wel bemoedigend om te constateren dat de ChristenUnie enerzijds een ruimhartig asielbeleid voorstaat, maar anderzijds tegelijkertijd een wetsvoorstel indient dat een strengere en effectievere bestrijding van uitingen van Jodenhaat mogelijk maakt.

Voortdurend vechten

Welnu, in de huidige situatie is het een primaire verantwoordelijkheid van de kerk om zonder reserve de Joodse gemeenschap te steunen en voor ‘onze’ Joden – religieus én seculier – met alle middelen op te komen. Als de consequentie daarvan is dat de kerk in aanvaring komt met islamitische gelovigen, dan zij dat maar zo; onze belangrijkste verantwoordelijkheid is dan toch de veiligheid van de Joodse gemeenschap.

Dat laatste impliceert ook dat de kerk achter de staat Israël moet staan, ongeacht hoeveel kritiek men (terecht!) ook heeft op de problematische politiek van de huidige Israëlische regering. Geen staat ter wereld heeft vanaf het begin voortdurend moeten vechten om te kunnen overleven als de staat Israël; alleen die staat wordt tot op vandaag bedreigd met totale vernietiging (denk bijvoorbeeld aan het streven van Iran). Maar juist die staat in dat land is en blijft de enige plek waar Joden er zeker van kunnen zijn dat hun Joods-zijn zich niet tegen hen keert.

Als in een situatie waarin een groot deel van de Joden in Nederland zich zorgen maakt over de toekomst en veiligheid van hun gemeenschap de kerk het opnieuw zou laten afweten, dan heeft die kerk opnieuw geen besef getoond van de historische verantwoordelijkheid die zij heeft voor het welzijn van het Joodse volk.

Dat besef van verantwoordelijkheid in verbondenheid kan en moet er óók zijn zonder bijbelse argumenten, ook in de kerk. En daar moet naar gehandeld worden, want het gaat hier om een morele plicht – een categorische imperatief.

Christenen, de bijbel en de band met Israël

De Protestantse Kerk in Nederland (1,8 miljoen leden) heeft in haar kerkorde een artikel opgenomen over de band met Israël: “De kerk is geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël”. Inmiddels poogt een groep liberale theologen zich ervan te ontdoen, hun rechtzinniger collega’s benadrukken juist het belang ervan.

Over één ding zijn ze het eens: de bestaande formulering is vrij vaag. Dat blijkt wanneer discussies losbarsten over de (politiek van de) staat Israël, de claims op land en de verhouding tot Palestijnse christenen.

De rooms-katholieke kerk (4 miljoen leden in Nederland) nam tijdens het Tweede Vaticaans Concilie in de jaren zestig afscheid van haar ‘vervangingstheologie’ - de kerk als vervanger van het jodendom dat sinds Christus’ komst overbodig was geworden. Een uitgesproken (pro-) Israëltheologie is daar niet op gevolgd; katholieken hebben een wat lossere houding.

Professor dr., Pieter van der Horst

De orthodoxe en evangelische kerken en stromingen in het protestantisme duiden het ontstaan van Israël in 1948 doorgaans als een vervulde bijbelse profetie (inlossing van de landbelofte: God belooft Kanaän aan het Joodse volk), waarbij niet zelden een verband wordt gelegd met het eind der tijden en de wederkomst van Jezus. Hun niet geringe Israëlliefde is sterk theologisch gekleurd.

Zich beroepend op de Bijbel komen Nederlandse christenen tot zeer uiteenlopende conclusies. Zo schreef de katholieke oud-premier Dries van Agt: “Menigeen in ons land en daarbuiten merkt de vestiging en uitbreiding van de staat Israël aan als de tenuitvoerlegging van de beloften vanJahweh. Daardoor wordt God te schande gemaakt. Ik verzet mij niet tegen Gods plan, maar tegen wat anderen veroorloven Gods plan te noemen.”

De steil-calvinistische SGP daarentegen ziet in het (voort-) bestaan van Israël ‘Gods hand’; Joden zijn de ‘beminden’ die door de HEERE land hebben toebedeeld gekregen.

Lees ook:

‘Aparte plek voor Israël in de Protestantse Kerk is onnodig en dubieus’

De Protestantse Kerk in Nederland moet af van de speciale plek voor Israël en het jodendom. Ze kan zich beter verbinden aan de strijd tegen antisemitisme, vindt een groep liberale theologen.

‘Wie oordeelt over Israël, oordeelt over de aard van de mens, en dus over zichzelf’

Als Palestijnen de Bijbel lezen, komen ze een uitverkoren volk tegen dat hun tegenwoordige bezetter is. Hoe gaan ze daarmee om? ‘We worden moe van alle mooie woorden uit het buitenland’.