Stedelijk Museum en gemeente Amsterdam gedagvaard om Kandinsky-schilderij – analyse

wiki

Het Stedelijk Museum en de gemeente Amsterdam worden gedagvaard door de erfgenaam van de Joodse familie Lewenstein. Hun advocaat spant een procedure aan omwille van een Kandinsky. Hij vordert het schilderij ‘Bild mit Häusern’ terug. Dat werd in oktober 1940 door de Joodse familie geveild en wordt sinds een paar jaar teruggeëist. De Nederlandse restitutiecommissie voor roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog wees de claim eerst af. Dit leverde de commissie veel kritiek op uit binnen- en buitenland. Nu rest de gang naar de rechter. Dit artikel biedt duidelijkheid in wat er in de laatste maanden speelde en geeft een analyse op de kwestie. Volgens JMH-directeur en Jonet-columnist Emile Schrijver is er sprake van een structureel probleem in de wijze waarop de Nederlandse autoriteiten omgaan met Joodse roofkunst.

‘Geen band met kunstwerk’
De restitutiecommissie, die haar werk volgens deskundigen zeer zorgvuldig heeft gedaan, kreeg het niet voor elkaar om te achterhalen of de familie Lewenstein het doek in 1940 vrijwillig (vanwege geldnood) of onvrijwillig (wegens de oorlogssituatie) liet veilen. Het doek kwam zodoende in handen van de Nederlandse overheid en het Stedelijk Museum, dat onderdeel was van de gemeente Amsterdam. De huidige erfgenaam van Lewenstein, die volgens de commissie het meest in aanmerking kwam voor teruggave, is echter geen familie en heeft volgens de commissie geen band met het kunstwerk. Zodoende werd er dit jaar gekozen het belang van het schilderij voor het Stedelijk Museum af te wegen tegen het belang ervan voor de erfgenaam. Het mag in het Amsterdamse museum blijven hangen, omdat het gaat om een belangrijk stuk van Kandinsky in de vaste collectie.

Kritiek
Na de uitspraak, die dit najaar werd gedaan, kwam er veel kritiek op de commissie. Hoe kan deze groep het belang van een museum boven dat van de erven stellen? Verschillende prominenten uit de wereld van de restitutie klaagden in de internationale media over de uitspraak. Zo werd in de Duitse krant Süddeutsche Zeitung gezegd dat de Kandinsky-zaak ‘tendentieus’ is en dat de commissie ‘haar geloofwaardigheid als onafhankelijk gremium’ schaadt. Onlangs werd er een conferentie van experts gehouden in Berlijn, waar Nederland ook werd bekritiseerd. Volgens Ronald Lauder van het Joods Wereld Congres is de hoge morele standaard van Nederland ‘helaas veranderd’. Ook Stuart Eizenstat, de Amerikaanse diplomaat die aan de basis stond van de Washington Principles, die wereldwijd leidend zijn in restitutiezaken, is kritisch.

Belangenafweging
Volgens voorzitter Fred Hammerstein van de restitutiecommissie is de kritiek onterecht. “Men baseerde dat op één uitspraak, waar men het niet mee eens is. Dat er sprake is van een belangenafweging tussen de twee partijen is helemaal geen vreemd fenomeen in het recht. Bij regelrechte roof is die afweging natuurlijk eenvoudig, maar als degene die claimt niet nauw verbonden is met de oorlogsomstandigheden, als niet duidelijk is wie er verkoopt en of dat onvrijwillig is gegaan, ligt het al heel anders,” aldus Hammerstein in dagblad Trouw. De uitspraak is volgens hem geen stap terug, maar in lijn met eerdere adviezen. “Daarom is de kritiek geen aanleiding voor ons om van die belangenafweging af te stappen. Wij lopen internationaal niet uit de pas.”

Emile Schrijver
‘De krachtige afwijzing van een in Joodse kring breed gevoelde emotie – kort samengevat: die kunst was van onze voorouders en we hebben een onvervreemdbaar recht die terug te ontvangen – leidt in die kring tot veel boosheid, frustratie en onbegrip,’ schrijft JHM-directeur Emile Schrijver en Jonet-columnist in NRC Handelsblad. Hij stipt aan dat sommige Joden berusten in de situatie en anderen juist weer erg boos worden omdat ze zich nu nog door de overheid gepakt voelen. Waarom ontspoort deze discussie nu precies? ‘Zeker door de meerduidige manier waarop in Nederland beslissingen over restitutie tot stand komen,’ aldus Schrijver, die stelt dat roofkunstdeskundige Wouter Veraart vaak heeft gewezen op de ongemakkelijke combinatie van juridische en beleidsmatige overwegingen in de besluitvorming. ‘Denk aan de regelmatig rijzende vraag of er na een aantal generaties niet een natuurlijk eind dient te komen aan het recht van nazaten om een kunstwerk te claimen, terwijl nota bene het bestaande erfrecht hier uitstekend voor is toegerust.’

Commissie Ekkart
Schrijver wijst ook op de aanbevelingen die de Commissie Ekkart in 2001 deed. ‘Hierbij kan gedacht worden aan het principe dat bij twijfel over de vraag of een kunstvoorwerp als resultaat van het nazi-regime verkocht is, altijd in het voordeel van de vragende partij dient te worden beslist, en aan de later toegevoegde omstreden weging van het belang van het museum en de samenleving,’ aldus Schrijver in zijn ingezonden brief. Hij stelt vast dat de Nederlandse autoriteiten en de restitutiecommissie ‘nauwelijks enige empathie’ tonen voor de emoties binnen de Joodse gemeenschap. Verplaatsing in de Joodse beleving is vrijwel niet aanwezig, stelt Schrijver. ‘En als die empathie er wel is, bijvoorbeeld in het geval van staatssecretaris Medy van der Laan die in 2006 besloot om 202 schilderijen uit de Goudstikker-collectie aan erfgenaam Mahei von Saher terug te geven, dan wordt die beslissing nadien opnieuw met een mengeling van juridische en beleidsmatige argumenten ter discussie gesteld; opnieuw zonder enige vorm van empathie’.

Onnodig veel pijn
Schrijver benadrukt dat de Nederlandse manier van optreden ‘onnodig veel pijn veroorzaakt bij een aanzienlijk deel van de Joodse bevolkingsgroep’. Men zou Joodse organisaties kunnen verwijten dat ze te hoog van de toren blazen en hun verontwaardiging. De praktijk laat zien dat zulke emoties vaak ook contraproductief werken. ‘Maar dat doet aan de oprechtheid en de historische onvermijdelijkheid van die emoties bij Nederlandse Joden van na de Holocaust niets af. En van de Nederlandse overheid mag verwacht worden dat te allen tijde, en tot in de lengte van dagen, niet alleen juridisch en beleidsmatig wordt gewogen, maar ook empathisch.’ Volgens Schrijver gaat zijn oproep niet alleen over restitutie en rechtsherstel, maar ook over ‘een beschaafde omgang met de gevolgen van de donkerste tijd uit onze recente nationale geschiedenis’.

Washington Principles
In de eerder genoemde Washington Principles staat dat nabestaanden van Joodse families die in de Tweede Wereldoorlog kunst verloren hebben ‘een rechtvaardige en billijke oplossing’ moeten krijgen. Roofkunst (circa 600.000 werken) moet terug naar deze families. Op de conferentie van onlangs in Berlijn bleek echter dat het voor Joodse families nog steeds erg lastig is om hun kunst terug te krijgen. Nederland is, onder andere door het baanbrekende werk van kunsthistoricus Rudi Ekkart, altijd een van de voorbeeldlanden geweest met genereuze teruggave-regels. De staat stelde de restitutiecommissie in om te adviseren over teruggave en om bij strijdende partijen een ‘bindend advies’ te geven over wie het kunstwerk toebehoort. Middels deze commissie zijn veel kunstwerken teruggekeerd naar de rechtmatige eigenaren. Behalve in Nederland zijn er dergelijke commissies opgericht in Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. In andere landen is het nog moeilijker om roofkunst terug te krijgen.

Categorie: | |

Home » Nieuws » Stedelijk Museum en gemeente Amsterdam gedagvaard om Kandinsky-schilderij – analyse