Direct naar artikelinhoud

Nederlandse vrouwen altijd al beter op Olympische Spelen

Ilse Paulis en Maaike Head worden gehuldigd voor het behalen van de gouden medaille tijdens de finale van de lichte dubbeltwee.

Het zesde goud in Rio de Janeiro was maandag met recht historisch. Met de pirouettes van haar monumentale balkoefening wervelde Sanne Wevers een cirkel van 88 jaar rond. In 1928 won het Nederlands turnteam het eerste olympische goud bij de vrouwen. Die van Wevers was de 43e.

In de tussenliggende periode kwamen de Nederlandse vrouwen er in het internationaal hoogstaande turnen niet aan te pas. Met titels in zwemmen, atletiek, hockey, wielrennen, paardensport, roeien, waterpolo en gisteren zeilen werd wel een totaal opgebouwd waarmee de mannen verre zijn overtroffen.

Dat gebeurt zeker in Rio. Tegenover zes gouden medailles, van zeilster Marit Bouwmeester, de wielrensters Anna van der Breggen en Elis Ligtlee, zwemster Sharon van Rouwendaal, de dubbeltwee roeien van Maaike Head en Ilse Paulis en turnster Sanne Wevers staan tot dusverre zeges van van plankzeiler Dorian van Rijsselberghe en open waterzwemmer Ferry Weertman.

Vrouwelijk goud meer dan verdubbeld
In het grootste deel van de olympische geschiedenis presteerden voor Nederland vrouwen beter dan mannen, al valt een flinke dip te noteren in de decennia die werden gedomineerd door met doping versterkte Oostblokvrouwen. Het sterk groeiende verschil springt sinds 2000 wel erg in het oog. Destijds in Sydney, tijdens de voor Nederland succesrijkste Spelen ooit, zette de succesvolste olympiër Inge de Bruijn de toon met het negentiende goud. Dat aantal is nu meer dan verdubbeld.

Tekst gaat verder onder de afbeelding.

Welke Nederlanders komen er vandaag in actie? Kijk op Wie is wie in Rio en lees meer over onze sporters.

Overzicht Nederlandse medailles.

Wat titels betreft stonden de vrouwen gisteravond laat met 44-34 voor; de totaalstand voor alle medailles is 123-120. Die telling begint bij de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam, waar vrouwen voor het eerst substantieel deel uitmaakten van de Nederlandse afvaardiging. Zelfs als wordt gerekend vanaf 1900, blijven de mannen in olympische titels achter.

De dominantie is in die zin opmerkelijk, dat voor Nederland twee keer zoveel mannen als vrouwen aan de Olympische Spelen hebben deelgenomen. Rio is het eerste evenement waar vrouwen ruimer zijn vertegenwoordigd: 135 om 107. Dat komt vooral door de ruimere inbreng van teams, met handbal en volleybal. De consequentie van die groei is dat de kloof tussen vrouwen en mannen verder splijt.

Grootste competitiedichtheid
De verklaring daarvoor moet worden gezocht in een complex van factoren. Volgens een nog te publiceren onderzoek van het Mulier Instituut zijn er evenveel mannen als vrouwen met een topsportstatus van NOC-NSF. Jongens en meisjes, mannen en vrouwen doen, in tegenstelling tot elders, evenveel aan sport. Daarbij heeft Nederland de grootste competitiedichtheid, zijn overal hoogwaardige faciliteiten voorhanden en komt een groot deel van de topsporters uit hogere welstandsgroepen en zijn ze hoogopgeleid.

Voor Nederland hebben twee keer zoveel mannen als vrouwen aan de Olympische Spelen deelgenomen. Rio is het eerste evenement waar vrouwen ruimer zijn vertegenwoordigd: 135 om 107.

Het niveau van internationale vrouwensport is in vergelijking met die van de mannen in veel sportdisciplines relatief lager, domweg omdat de ontwikkeling later is begonnen. In veel Afrikaanse, Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen is deelneming van vrouwen in topsport niet zo vanzelfsprekend als hier. Om niet te spreken van islamitische landen.

Met minder concurrentie levert intensivering van topsportprogramma's meer op. Daarbij hebben Nederlandse vrouwen de goede bouw, ze zijn lang en sterk. En ze zijn op de Spelen relatief rijk vertegenwoordigd.

Focusprogramma
Voor de investeringen binnen het focusprogramma van NOC-NSF is de kansrijkheid bepalend. Aangezien die bij vrouwen over het algemeen hoger ligt, gaat er meer geld naar hen. Dat geldt bovendien voor een steeds breder scala aan sporten, waardoor de kans op succes groter is geworden. Dat blijkt in Rio, waar de historisch gezien succesrijkste sport, het traditionele zwemmen, het heeft laten afweten. Turnen, zeilen, roeien, het nieuwe openwater zwemmen en wellicht straks atletiek, handbal en volleybal vullen die gaten op.

Al voor en vlak na de Tweede Wereldoorlog werden door vrouwen de meeste titels gewonnen, al was het succes voor rekening van een beperkt aantal sporters. In 1936 won zwemfenomeen Rie Mastenbroek drie titels; twaalf jaar later zwengelde Fanny Blankers-Koen met het nog altijd ongeëvenaarde totaal van vier gouden atletiekmedailles de emancipatie in de vrouwensport aan. En met uitzondering van Pieter van den Hoogenband in 2000, zijn de succesvolste olympiërs ook deze eeuw vrouw.

Vrouwelijke coaches
De relatie tussen de huidige vrouwenprestaties en emancipatie is er niet. Is de succesvolle sportcarrière voorbij, dan zijn de blikvangers weg. Dat geldt in sportbesturen, maar ook in de begeleidende teams. Bij NOC-NSF is slechts 10 procent van de betaalde coaches vrouw. Tot zijn spijt kent het highperformance team van Maurits Hendriks er niet een.

De technisch directeur, chef de mission in Rio, ziet de scheefgroei al beginnen binnen de opleidingsprogramma's van coaches. "En dan ga ik nog een stapje verder terug, naar het hockeyveld waar ik als vader naar mijn zoontje kijk. Het zit heel diepgeworteld bij ons dat het de papa's zijn die coachen. Waarom hebben we die instroom van vrouwen niet? Dat heeft uiteindelijk te maken met wat er bij de 27.000 verenigingen gebeurt."

Fanny Blankers Koen wint de 200 meter op de Olympische Spelen 1948 in Londen.
Het zit heel diepgeworteld bij ons dat het de papa's zijn die coachen. Waarom hebben we die instroom van vrouwen niet?
Maurits Hendriks, technisch directeur NOC-NSF