Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Foto Goran Tomasevic/Reuters
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Rampen

Doden omarmen kan nu niet meer in Oost-Congo

Ebola In Congo proberen hulpverleners de ebola-epidemie onder controle te krijgen. Ook in het huisje van Kavira staat nu een emmer met water en chloor.

In Kavira’s lemen huisje staren haar vijf kinderen, tussen één en negen, verdwaasd naar de muur. Daar hangt de foto van hun vader. ‘Vaarwel, Innocent Kabala’ staat eronder.

Ook moeder Kavira staart treurig naar de foto. Innocent overleed in september. Hij was een van de eerste ebola-slachtoffers in Ndindi, een gehucht in het uiterste noordoosten van Congo. „Ik weet niet hoe ik verder moet”, zegt Kavira.

Drie maanden geleden wisten ze in Ndindi nog nauwelijks wat ebola wás. Een oude vrouw aan de overkant van het beekje had een begrafenis bijgewoond in Mangina, een stadje dertig kilometer ten westen van het regionale centrum Beni. Toen ze hoge koorts kreeg, ontfermde Innocent zich over haar.

Na haar overlijden dachten sommigen in Ndindi dat ze was vergiftigd. Jongeren vielen de gezondheidswerkers aan die haar lichaam kwamen ophalen, scheurden de lijkzak open en begroeven de vrouw op traditionele wijze, zonder zich te beschermen tegen besmetting. Het virus is op zijn sterkst op het lichaam van net overledenen. Zo barstte de epidemie in en rond Beni los, met het nabijgelegen Ndindi als epicentrum. In de regio overleden meer dan 300 mensen.

Een gezondheidswerker desinfecteert een kamer tijdens een begrafenis van een persoon die vermoedelijk is gestorven aan ebola, Beni, DR Congo. Foto Goran Tomasevic/Reuters

Water en chloor

Inmiddels heeft iedereen zijn les geleerd. Handenwassen, overal en altijd handenwassen, om de ziekte op afstand te houden. Ook in het huisje van Kavira staat nu een emmer met water en chloor.

Maar het virus laat zich niet zomaar klein krijgen. Het verontrust gezondheidswerkers dat kort geleden ebola ook opdook in de grote stad Butembo, op twee uur rijden van Beni. Velen in deze grensregio met Oeganda zitten in de handel en reizen veel, wat verspreiding makkelijker maakt.

Wat ook opvalt bij deze epidemie is het hoge aantal besmette kinderen: een op de drie van alle patiënten. „Wat al deze kinderen gemeen hebben is dat ze plattelandsklinieken hebben bezocht”, vertelt de in Ivoorkust geboren Canadees Michel Yao die namens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van de VN leiding geeft aan de bestrijding van de epidemie. Zodra de regels voor hygiëne niet strikt in acht worden genomen, vormen juist zulke kliniekjes een gevaar.

In het opvangcentrum voor kinderen bij het centrum voor ebolapatiënten in Beni huilt een baby om haar moeder. Tevergeefs, want haar moeder bezweek aan de ziekte en gisteren detecteerden de dokters ook bij haar vader ebola.

Een moeder rouwt om haar baby die vermoedelijk is gestorven aan ebola, Beni, DR Congo.
Foto Goran Tomasevic/Reuters
Foto Goran Tomasevic/Reuters
Gezondheidswerkers dragen een lijkkistje met daarin een baby die vermoedelijk is gestorven aan ebola naar buiten, Beni, DR Congo.
Foto Goran Tomasevic/Reuters

Keizersnee

Een andere baby wordt liefdevol gewiegd door verzorgster Sokala Kitombala. Het kind kwam ter wereld door een keizersnee. De moeder van het kind bleek besmet en het medisch personeel bij de operatie kreeg ebola. Naar Sokala was het virus al twee maanden geleden overgesprongen. Zij overleefde. Ze is nu zelf immuun en kan het virus niet meer verspreiden. Maar haar zoon van negen jaar stierf.

„Ik dacht dat ook mijn tijd was aangebroken om te sterven”, vertelt ze. „Ik wil mijn leed vergeten, daarom bood ik aan om in deze crèche voor kinderen te zorgen.”

Ze heeft kritiek op de inwoners van Beni die nog steeds onvoldoende voorzorgsmaatregelen nemen. Nog steeds lopen velen hand in hand, en lang niet iedereen wast continue de handen. „Mensen willen de ziekte vergeten. Ik voel pijn in mijn borst als ik er aan denk hoe daardoor deze epidemie kan voortwoekeren.”

Twee zaken belemmeren een effectieve aanpak: de onveiligheid en culturele gewoontes. In de beboste en moeilijk toegankelijke regio opereren verscheidene milities en daarom kunnen hulpverleners niet zomaar overal heen. „We overleggen met de milities over toegang”, vertelt Michel Yao. „De milities keren zich niet tegen ons maar de onderhandelingen kunnen dagen duren. Dan is het vaak al te laat.”

Een groter probleem vormt het wantrouwen onder de rurale bevolking. Plattelandsbewoners bekogelden al medisch hulpverleners en staken klinieken in brand. Na jaren van moorddadige aanvallen door milities heeft de getraumatiseerde bevolking het vertrouwen in iedere autoriteit verloren. Voor sommigen is de ziekte een complot van de regering om de bewoners uit te roeien, in een regio waar doorgaans de meerderheid op de oppositie stemt. Een parlementskandidaat van de oppositie in Butembo voerde campagne met de slogan dat ebola niet bestaat.

Een vrouw die ebola heeft overleefd, houdt een jongetje vast die vermoedelijk is geïnfecteerd met ebola, Beni, DR Congo.Foto Goran Tomasevic/Reuters

Beschermende maanpakken

Antropologen vergezellen nu medische teams om tegenwerking en escalatie van de epidemie te voorkomen. Want Congolezen gaan van oudsher anders om met zieken en overledenen. „In onze cultuur neem je geen afstand van doden en stervenden, zoals bij jullie in Europa. Uit barmhartigheid omarmen we patiënten en lijken”, vertelt pater Abbé Aurélien in Butembo. „Velen ervaren een begrafenis waar alleen gezondheidswerkers in beschermende maanpakken de overledene ten grave mogen dragen, als een schande.”

De epidemie is de grootste na die in West-Afrika van drie jaar geleden, waarbij 11.000 doden vielen. Vele lessen zijn geleerd na die uitbraak. De WHO reageerde alerter dan destijds. Betrokkenen prijzen de inzet van het Congolese Ministerie van Gezondheid. En bovenal, er worden nu vaccins en medicijnen gebruikt die tijdens de piek in West-Afrika niet voorhanden waren, of zelfs nog niet uitgevonden.

Bij een zogeheten ringvaccinatie krijgt iedereen een vaccin die in contact stond met een ebolapatiënt, of een begrafenis bijwoonde. Tot nu toe ontvingen bijna 47.000 mensen zo’n vaccin, onder wie de medisch hulpverleners. Ook beschikken artsen in de ebolacentra over vier medicijnen tegen het virus.

De effectiviteit van deze nieuwe medische middelen staat nog niet vast. Evenmin kunnen de bestrijders alle infectielijnen in kaart brengen. Door de onveiligheid en de weerstand onder de bevolking speelt nog veel zich af onder de radar van de officiële gezondheidszorg. Daarom blijft deze epidemie een veenbrand waarbij plotseling nieuwe uitbraken zich kunnen manifesteren.

Maar er zijn lichtpunten. De mortaliteit ligt, voor zover bekend, wat lager dan destijds in West-Afrika. “We hebben de situatie in Beni vermoedelijk onder controle”, zegt Guido Cornale van Unicef. „We kennen niet precies de doelmatigheid van de vaccins. De medicijnen gebruiken we op experimentele basis en we weten nog weinig van mogelijke bijeffecten. Maar de eerste aanwijzingen zijn positief. Het lijkt erop dat het vaccin een veel grotere uitbraak, met veel meer slachtoffers, heeft weten te voorkomen.”