Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Binnenlands bestuur

‘Kamerleden bekommeren zich niet om mensen zoals ik’

De kiezer Kiezers vertrouwen het politieke systeem en denken dat verkiezingen eerlijk verlopen. Maar als je ze vraagt naar parlement, partijen en politici, kantelt het beeld.

Buurtbewoners ageren tijdens de gemeenteraadsvergadering in Steenbergen.
Buurtbewoners ageren tijdens de gemeenteraadsvergadering in Steenbergen. Foto Robert Vos/ANP

Een vrouw heeft zojuist haar gele hesje aangetrokken en vraagt aan een mannelijke voorbijganger waarom die zich niet aansluit bij het protest aan de voet van de Rotterdamse Erasmusbrug. „Denk je dat ze naar jou wel luisteren? Gaat het bij jou niet slecht dan?”, vraagt ze aan de man.

Wat de mensen hier bindt, is een diep gebrek aan vertrouwen in de politiek. „Ze luisteren nooit”, zegt mevrouw Boersma uit Rotterdam-Overschie. „Als burger zit je niet aan tafel als de beslissingen worden genomen.”

Het moest een dag van massaprotest worden, maar meer dan 250 mensen zijn er deze zaterdagochtend in Rotterdam niet. In Amsterdam en Den Haag is de opkomst niet veel groter. Parijs brandt, en overal in Frankrijk zijn grote demonstraties, in Nederland blijft het rustig.

Veel politici zien het anders, alsof de gele hesjes de mondige voorhoede zijn van een grote groep burgers die de politiek wantrouwt en die serieus genomen moet worden. „We hebben allemaal een geel hesje”, zei premier Mark Rutte (VVD) een dag voor de demonstraties. De gele hesjes moeten meepraten bij de onderhandelingen voor een klimaatakkoord, vond CDA-leider Sybrand Buma. SP-leider Lilian Marijnissen zag mensen die „hun eerlijke deel opeisen”.

Lees ook de column van Tommy Wieringa over de gele hesjes

Dit is het tijdperk van de wantrouwende kiezer. Hij (m/v) is overal: in de taal van politici, in krantenkolommen, in tv-rubrieken. Uit angst een volgende opstand van de menigte te missen, wordt de groep tot het middelpunt van het electoraat gemaakt. Neem ze serieus, waarschuwde Buma dit najaar, of er dreigt een volksopstand.

Maar is die vertrouwenscrisis er ook?

Monster van Loch Ness

De zoektocht van politicologen naar die crisis heeft iets weg van de vroegere expedities naar het monster van Loch Ness. Steeds als er tekenen van bestaan zouden zijn, gaan politieke wetenschappers op pad. En steeds tevergeefs.

De laatste jaren slaan de empirici terug. 86 procent van de Nederlandse kiezers is van mening dat verkiezingen eerlijk verlopen, bleek uit het Nationaal Kiezersonderzoek (NKO) bij de Tweede Kamerverkiezingen vorig jaar. In boeken als De Wankele Democratie (2014), Niet de kiezer is gek (2017) en Nep parlement? (2017) laten Nederlandse politicologen aan de hand van kiezersonderzoek zien dat van een vertrouwenscrisis geen sprake is. Integendeel: Nederlanders hebben veel vertrouwen in het politieke systeem. De steun voor democratie als beste regeringsvorm schommelt al jaren rond de 90 procent. De tevredenheid over het functioneren ervan is zelfs toegenomen: van rond de 60 procent in de jaren zeventig naar rond de 75 procent nu.

‘Mensen zoals ik’

Maar wie vraagt naar parlement, partijen en politici, ziet het beeld kantelen. Nederlanders vertrouwen democratie, maar niet degenen die het uitvoeren. Ruim 40 procent vertrouwt het parlement niet. Zes op de tien Nederlanders hebben geen vertrouwen in politieke partijen. Ongeveer de helft van de kiezers vindt bovendien dat Kamerleden zich niet bekommeren om de mening van „mensen zoals ik”, blijkt uit kiezersonderzoeken.

Die mensen zijn vooral laagopgeleid, leven in weinig luxe en hebben een beperkt sociaal netwerk, wordt duidelijk in onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Gender en leeftijd maken weinig verschil.

Waar hoogopgeleiden zien „dat mensen zoals zijzelf de touwtjes in handen hebben”, vinden laagopgeleiden dat politici meer beloven dan ze waarmaken, ministers vooral uit zijn op eigen belang, en de juiste politieke vrienden hebben belangrijker is dan je capaciteiten om Kamerlid te kunnen worden. Politici zouden vooral hun stem willen en niet geïnteresseerd zijn in hun mening. Het is niet alleen dat politici niet luisteren, ze hóren mensen niet eens.

Dus dit is de paradox: de kiezers die politici wantrouwen, worden door diezelfde politici omarmd.

Je zou daarmee kunnen zeggen dat de wantrouwende kiezer is geëmancipeerd. Het wantrouwen is niet groter dan veertig jaar geleden, maar heeft wel een tamelijk dominante plaats gekregen in het systeem.

Dat komt ook doordat middenpartijen hun vanzelfsprekend dominante positie hebben verloren. Bij gebrek aan alternatieven stemde een kiezer in de jaren zeventig uiteindelijk toch op Van Agt (CDA) of Den Uyl (PvdA). Pim Fortuyn brak het partijenstelsel open, wantrouwen wordt nu politiek gemobiliseerd. Juist óók door de partijen en politici die zelf gewantrouwd worden. En op de flanken zijn uitdagers ontstaan die drijven op mobilisatie van de wantrouwende kiezer.

Vooral PVV, Forum voor Democratie, SP, 50Plus en de Partij voor de Dieren trekken bovengemiddeld wantrouwende stemmers, blijkt uit kiezersonderzoek. Samen kregen ze in 2017 nog geen derde van de stemmen.

Gerommel

Toch rommelt het wel degelijk onder de oppervlakte van de democratische tevredenheid.

De steun voor een sterke leider neemt toe: rond de 40 procent van de Nederlanders is voorstander van iemand die zich weinig hoeft aan te trekken van verkiezingen, volgens het recentste onderzoek uit 2008 - de World Values Survey. Dat is 13 procent meer dan in 1999.

Ook dreigt de kloof tussen wantrouwende laagopgeleiden en optimistische hoogopgeleiden groter te worden, constateert het SCP. De onzekerheid neemt toe: middengroepen zijn ongerust over wat ze kunnen verliezen of al verloren hebben. De belofte van de globalisering dat welvaart naar beneden zou doorsijpelen, dat economische groei niet alleen bij grote bedrijven en de superrijken terecht komt, maar ook in de portemonnee van ‘gewone burgers’, bleek een mythe. En wie gaat er straks betalen voor de warmtepomp en andere klimaatmaatregelen?

Een groeiende groep, waarschuwt SCP-directeur Kim Putters daarom al langer, dreigt af te haken, zowel maatschappelijk als politiek. Daarvoor waarschuwde ook Johan Remkes vorige week bij de presentatie van zijn aanbevelingen voor democratische vernieuwing: „Teveel mensen voelen zich niet gehoord.” De burger wíl wel meedoen, maar ziet er te weinig mogelijkheden voor, blijkt uit kiezersonderzoeken. Bij gebrek aan een vaste groep loyale stemmers, proberen partijen nu vooral die groep onzekere kiezers aan te spreken.

Lang waren politieke partijen juist het bindmiddel tussen groepen kiezers met verschillende achtergronden. Maar die maatschappelijke rol verliezen ze, constateerde de overleden politicoloog Peter Mair in Ruling the Void. Partijen verliezen leden en houden zichzelf in stand met staatssteun en een klasse van professionele politici. De band met burgers verzwakt, zij veranderen van deelnemers in toeschouwers, op steeds grotere afstand van de politiek.

De uitdaging van Westerse democratische politiek, schreef Mair dan ook, is het regeren over die politiek-maatschappelijke leegte. Nederlandse politici en partijen die de wantrouwende kiezer zo nadrukkelijk omarmen, doen in die zin vooral verwoede pogingen de leegte te vullen.