In de week dat de wereldleiders zich hadden verzameld in het Poolse plaatsje Katowice om de catastrofale opwarming van de aarde een halt toe te roepen, kwam het nieuws dat de wereldwijde CO2-uitstoot dit jaar opnieuw toenam. De klimaattop van drie jaar geleden, in Parijs, wordt wel eens ‘het einde van het fossiele tijdperk’ genoemd. Maar daar valt voorlopig weinig van te merken. De doelstellingen die in de Franse hoofdstad werden geformuleerd zijn hoogstens een eerste stap in de goede richting en worden deze week in Polen hopelijk verder aangescherpt, maar de vraag die zich nu opdringt is hoe die ambities vervolgens moeten worden gerealiseerd.

Het Nederlandse bedrijfsleven hoopt op subsidies; de overheid zou duurzame initiatieven moeten belonen om de transitie op gang te helpen, redeneren zij. Maar zo werkt het niet, blijkt uit een onderzoek dat De Groene deze week publiceert. Een extra zak geld zorgt er niet voor dat de ‘grijze’ industrie plots een groene koers gaat varen. Er is een andere oplossing die veel effectiever is, zo weten economen en klimaatwetenschappers: belasting heffen op CO2. De overheid zou ‘vieze’ activiteiten moeten beprijzen.

Het is een maatregel die zo voor de hand ligt dat je je afvraagt waarom die nog niet is ingevoerd, maar het antwoord op die vraag is bijna even voor de hand liggend: een gebrek aan politieke wil. Op Europees niveau werd een halfslachtige poging gedaan door een emissiehandelssysteem op te tuigen, maar omdat er te veel rechten werden uitgegeven bleef de prijs lange tijd bespottelijk laag en verdienden vervuilende bedrijven zelfs geld aan de verkoop van overtollige uitstootrechten. Vandaar dat het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Finland, Ierland en Zwitserland besloten om zelf maar een fatsoenlijke CO2-heffing in te voeren. Maar minister Wiebes blijft aarzelen. Hij is bang dat de zware industrie massaal naar het buitenland verhuist, ook al is die angst wetenschappelijk ongegrond.

Je creëert geen draagvlak door vervuilers te subsidiëren

Ondertussen dreigen de onderhandelingen over een nieuw klimaatakkoord spaak te lopen, omdat het cda en de vvd de kont tegen de krib gooien, berichtte het Algemeen Dagblad. Dezelfde partijen die geen moeite hadden met de afschaffing van de dividendbelasting claimen nu plots begaan te zijn met de hard werkende arbeiders die zich meer zorgen maken over het einde van de maand dan over het einde van de wereld. De schaamteloze hypocrisie is stuitend.

Wat ook niet helpt is dat het bedrijfsleven zo nodig een plekje aan de klimaattafels moest krijgen en zich nu – surprise, surprise – verzet tegen een CO2-heffing. En als dat niet verandert, zetten de milieuorganisaties hun handtekening niet onder het akkoord, lieten ze vorige week weten. Gelijk hebben ze, want zonder een breed maatschappelijk draagvlak is het een onmogelijke opgave om Nederland te verduurzamen. En dat draagvlak creëer je niet door vervuilers te subsidiëren en minderbedeelde burgers te laten opdraaien voor de kosten van de energietransitie.

Ook in dat licht bezien is een koolstofbelasting een logische maatregel. Natuurlijk, het kan zijn dat de industrie de kosten doorberekent aan de consument, waardoor de energierekening alsnog hoger uitvalt. Maar met de extra inkomsten kan de overheid dat verlies aan koopkracht op allerlei manieren compenseren. Door het geld te gebruiken om sociale huurwoningen te isoleren, bijvoorbeeld. Of door te investeren in het openbaar vervoer, de btw te verlagen of de bijstandsuitkering te verhogen. Kortom, door burgers te subsidiëren, in plaats van multinationals.

Dus als politici werkelijk willen voorkomen dat klimaatbeleid de sociaal-economische tegenstellingen vergroot, moeten ze ervoor zorgen dat de overgang naar een duurzame samenleving een nivelleringsfeestje wordt.