Het is om horendol van te worden: de reactie van het Nederlandse establishment op het fenomeen van de gele hesjes. De gevestigde journalistiek zet het verzet op z’n best weg als het egocentrische belastingoproer van mensen die hun goedkope ritje van en naar werk belangrijker vinden dan het voortbestaan van de planeet en op z’n slechtst als een rechts-extremistisch oproer. Terwijl prominente politici het verzet zeggen te omarmen, te begrijpen of, in de warme woorden van CDA’er Sybrand Buma, ‘er voor in de bres te staan’.

Het is een strategie van apaiseren die typerend is voor de polder en die bijvoorbeeld haaks staat op de respons van de Franse elite. Macron liet pas vier dagen na de felle demonstraties van november voor het eerst van zich horen. In een tweet waarin hij politie, beveiligers en vuilnismannen bedankte voor hun inzet. Het past in de hooghartige feodale Franse traditie van ‘laat ze maar cake eten als ze geen brood kunnen krijgen’.

De Nederlandse elite doet dat anders. Die beweegt retorisch mee, suggereert gelijkheid, neemt daarmee de demonstranten de wind uit de zeilen om vervolgens alles bij het oude te kunnen laten. De Nederlands-Amerikaanse historicus James Kennedy heeft in Nieuw Babylon in aanbouw over de modernisering van Nederland in de jaren zestig prachtig beschreven hoe dit mechanisme werkt: de oude elite tooide zich in de kleuren van de nieuwe om op het pluche te kunnen blijven zitten. Om het werk van de neomarxist Herbert Marcuse aan een tweet van Marleen Stikker te paren: repressieve tolerantie door toe-eigening van de taal en de symbolen van je tegenstander.

Het werd perfect geïllustreerd in het wekelijkse gesprek met premier Rutte. Die deed een onvervalste #jesuischarlie door te zeggen dat we allemaal tot op zekere hoogte een geel hesje dragen, dat hij de zorgen begreep en serieus nam, om vervolgens luchtigjes te keuvelen over Syrische vluchtelingenstromen die ons eind 2015, begin 2016 dreigden te overlopen en klimaatmaatregelen waar we allemaal in gelijke mate voor zouden moeten opdraaien.

Waar grootvervuilers bepalen, betalen kleinverbruikers

Met de retorische constructie van een inclusief ‘wij’ suggereert Rutte gelijkheid en solidariteit, terwijl hij tegelijk de oorzakelijke verantwoordelijkheid voor het vraagstuk in kwestie versplintert en daarmee verdoezelt, en de oplossing ervan in de maag splitst van diegenen die er het minst aan kunnen doen, die over de minste middelen beschikken om er iets aan te doen en wier individuele bijdragen aan de oplossing van het probleem ook het geringste gewicht in de schaal leggen.

Dat klinkt abstract maar is het niet. Neem het klimaatvraagstuk. Rutte III presenteert zichzelf graag als het groenste kabinet ooit, maar heeft de uitwerking van zijn klimaatambities uitbesteed aan klimaattafels waar grootvervuilers zijn oververtegenwoordigd. En waar grootvervuilers bepalen mogen kleinverbruikers betalen. En dus mogen gewone Nederlanders het leeuwendeel van de Haagse klimaatdoelstellingen voor hun rekening nemen via afgedwongen ontgassing en hogere energiekosten, terwijl een schatrijk bedrijf als Shell dat verantwoordelijk is voor liefst twee procent van de mondiale CO2-stijging tussen 1880 en 2010 weigert zijn verantwoordelijkheid te nemen. Rutte’s inclusieve ‘wij’ dekt het comfortabel toe.

Daarnaast negeert Rutte dat het ongenoegen dat de gele hesjes vertegenwoordigen niet alleen komt door vluchtelingen en klimaat, maar minstens zoveel te maken heeft met de abominabele wijze waarop de politiek onder zijn leiding heeft gereageerd op de bankencrisis. Door de kosten ervan op gewone burgers af te wentelen en de gezondheid van het huishoudboekje van de staat zwaarder te laten wegen dan het sociaal-economische wel en wee van de gemiddelde Nederlander heeft Rutte het land in de langste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog gestort en Nederland tien jaar na dato zestig miljard euro armer gemaakt dan noodzakelijk was geweest. Lees de uitmuntende blog De rekening van Rutte van econoom Bas Jacobs.

Voeg er veertig jaar stagnerende inkomens; stijgende zorgkosten; uit de pan rijzende woonlasten; een koopkrachtpeil dat onder dat van Frankrijk en Italië ligt; een dalende arbeidsinkomensquote; looneisen die ver achterblijven bij de stijging van de arbeidsproductiviteit; matig en snel verslechterend onderwijs; onderbetaalde verpleegkundigen, brandweerlieden en politieagenten; en overbetaalde bestuurders en managers aan toe en je snapt waarom het ook in gezagsgetrouw Nederland gist en broeit. Daarover zweeg Rutte wijselijk. En uiteraard vroeg de journalist er niet naar.