Direct naar artikelinhoud

Ook de cultuur volgt Darwin

Genetisch-culturele co-evolutie: Jamaicaanse sprinters laten het zien.Beeld ANP

De evolutietheorie is niet alleen machtig in de biologie, maar kan ook veel verklaren in de sociale wetenschappen. Nieuwe theorieën leveren frisse hypotheses op, bijvoorbeeld over politiek en economie. 

De zoon van de smid wordt niet geboren met de spierballen van zijn vader. Die moet hij zelf kweken. Maar hij erft wel diens gereedschap, en daarmee kennis van ijzer en vuur van vele generaties voor hem. Dat is het verschil tussen biologische en culturele evolutie. Een principieel onderscheid. Of zijn die twee zo verschillend niet, en hebben ze meer gemeen dan gedacht?

Het idee dat de smid zijn ontwikkelde spierbundels zou doorgeven aan zijn nageslacht, is van Jean-Baptiste Lamarck, een Franse bioloog die twee eeuwen geleden leefde. Charles Darwin, die werd geboren een decennium voor Lamarck overleed, zou zijn ongelijk bewijzen.

Van een direct doorgeven van gunstige eigenschappen was geen sprake, liet Darwin zien in zijn evolutietheorie: de variatie tussen individuen is willekeurig en ongericht. Het is de natuurlijke selectie die er richting aan geeft, omdat in gegeven leefomstandigheden de ene eigenschap meer voordeel oplevert dan de andere en daarmee de kans op overleving en nageslacht vergroot.

Dat is inmiddels gesneden koek. Maar bedenk wel dat Lamarck noch Darwin wist hoe eigenschappen werden overgeërfd. De genetica werd pas aan het eind van de negentiende eeuw ontdekt. En nog eens een halve eeuw later werd de genetische code van het DNA ontrafeld. Daarmee werden de onderliggende mechanismen duidelijk, en die bevestigden Darwins gelijk: de smid kan zijn getrainde spierbundels niet in de vorm van genen doorgeven aan zijn nageslacht, omdat zijn harde werken wel zijn spierbundels verandert, maar niet zijn genen.

Maar voor de culturele evolutie, de gereedschappen van de smid, zou Lamarck toch heel goed gelijk kunnen hebben? We kunnen naar believen gereedschappen overnemen die het goed doen en weggooien wat niet werkt. De mens kan zijn cultuur verrijken met een harmonieus klinkende symfonie en dissonanten schrappen.

Chaos van ideeën

Het idee dat de mens niet zijn genetische, maar wel zijn culturele evolutie kan sturen is inderdaad wijdverbreid, maar het is de vraag of het klopt, zegt Jeroen van den Bergh, hoogleraar milieueconomie is in Amsterdam (VU)) en Barcelona. “We denken dat we heel slim en selectief zijn in het overnemen van kennis en gewoonten, maar dat valt tegen. We leven met z’n allen in een behoorlijke chaos van ideeën. We doen een heleboel zonder ons dat bewust te zijn; we worden vaak gestuurd door ons onderbewustzijn. Bovendien zijn veel culturele veranderingen het resultaat van ongecoördineerde acties van heel veel individuen. Zo doelgericht is die culturele evolutie dus niet.”

De culturele evolutie van de mens is een van de grote onderwerpen in het nieuwe boek van Van den Bergh. Hij betreedt daarmee gevaarlijk terrein. Darwins evolutietheorie werd vanaf het prille begin door anderen op de mens geplakt. Op zich niet zo raar, zegt Van den Bergh, want Darwin vond inspiratie voor zijn theorie in de sociale wetenschappen, vooral de demografie van Thomas Maltus en de economie van Adam Smith. Toepassing van zijn evolutietheorie in de sociale wetenschappen leidde aanvankelijk tot pleidooien dat ook in menselijke samenlevingen de sterkste zou moeten overleven en de zwakste het veld zou moeten ruimen en dat de overheid zich niet in die overlevingsstrijd moest mengen. Pleidooien die met wetenschap niets meer van doen hadden. Het waren ideologieën, die nu als ‘sociaal darwinisme’ te boek staan.

Charles Darwin, rond 1878.Beeld EPA

Inmiddels worden er serieus wetenschappelijke pogingen ondernomen om tot een evolutionaire theorie van menselijke cultuur te komen, zegt Van den Bergh. Daarin zijn twee extremen te vinden, namelijk theorieën die alles herleiden tot genetische eigenschappen en theorieën die zeggen dat culturele evolutie ‘eigen’ genen heeft: de memen. De eerste categorie heeft wortels in de sociobiologie, die sociaal gedrag verklaart uit verspreiding en overleven van genen. Dat zou bijvoorbeeld verklaren waarom we verwanten liever hebben dan vreemden en waarom zusters grootbrengen bij sommige diersoorten, zoals de honingbij, een evolutionair betere optie is dan zelf voortplanten.

Het idee dat memen motor zijn van culturele evolutie is een extreme theorie, maar Van den Bergh ziet er wel wat in

Daartegenover staat het idee dat culturele evolutie van de mens niet is terug te voeren op genen, maar op memen die zich verspreiden om te overleven. Een meme kan van alles zijn: een idee, een opvatting, het recept voor appeltaart, een goeie mop, een muzikale harmonie: alles wat een mens van een soortgenoot kan overnemen. In die opvatting is de mens het vehikel waarmee memen zich voortplanten, geheel naar analogie van de biologie, waar een kip de beste manier is die het ei heeft kunnen vinden om een nieuw ei te maken.

Het idee dat memen motor zijn van culturele evolutie is een extreme theorie, maar Van den Bergh ziet er wel wat in. “Het is een nuttige theorie, ze schudt de sociale wetenschappen op en genereert frisse hypothesen. Dus laten we die een kans geven. Hiermee wordt in ieder geval zichtbaar dat genen niet in alles de baas zijn.”

Stapeling

De meest vruchtbare benadering tot nu toe ligt in het midden, concludeert Van den Bergh, en ziet de mens als een product van genetische én culturele invloeden. En die benadering stopt niet bij de constatering dat behalve genen ook de omgeving invloed heeft op de mens; dat is het oude debat over erfelijke aanleg versus opvoeding (nature versus nurture). De moderne wetenschap van genetisch-culturele co-evolutie gaat verder door culturele evolutie te beschrijven als een stapeling van waarden, kennis, verhalen etcetera, in een onophoudelijk leerproces. Want imiteren en leren, van zichzelf en van anderen, is wat de mens als geen ander kan.

Wat genetisch-culturele co-evolutie vermag laten Jamaicaanse sprinters zien. Ze halen een groot deel van de olympische medailles binnen. Kwestie van genetische aanleg? Inderdaad, veel Jamaicanen hebben genen die zorgen voor een krachtig hart en snelle spiersamentrekking. Maar dat die genen bij Jamaicanen meer voorkomen dan bij andere volkeren, komt doordat ze afstammen van slaven die van West-Afrika naar het Caraïbisch gebied werden gebracht; een vreselijke reis die alleen de sterksten overleefden. Cultureel gedreven evolutie dus, die nog eens wordt versterkt doordat Jamaicaanse jongeren die de grote voorbeelden zien, ook willen sprinten.

De evolutie van de prijs

Evolutie is niet alleen een machtige theorie in de biologie, maar in vele takken van wetenschap. Neem de politicologie: als er een collectieve beslissing moet worden genomen, komen er verschillende voorstellen op tafel, die met elkaar concurreren en moeten vechten om te overleven, zoals een plantje op rotsige bodem vecht om te overleven. De eigenschappen van een voorstel (zijn genen) en de politieke omstandigheden (de ‘natuurlijke’ selectiedruk) bepalen zijn lot. Zo maakt het nogal uit wanneer je een voorstel op tafel brengt: doe je dat te vroeg dan zal het verdorren, kom je ermee als de voorzitter aan de rondvraag begint, dan kan het niet meer aarden.

Dit is meer dan een speelse analogie tussen politicologie en biologie. Evolutie doet op beide terreinen zijn werk, betoogt Jeroen van den Bergh, hoogleraar aan de Vrije Universiteit en de Autonome (‘vrije’) Universiteit van Barcelona. Van den Bergh heeft net een boek gepubliceerd over de betekenis van evolutie voor de sociale wetenschappen (‘Human Evolution beyond Biology and Culture’, Cambridge University Press). Het een is lijvig overzicht geworden dat reikt tot in de uithoeken van de sociale wetenschappen. Van den Bergh begon er vijftien jaar geleden aan, toen hij aan de VU een cursus evolutionaire economie opzette.

In dit overzicht wordt evolutie losgemaakt van zijn biologische oorsprong en behandeld als een algoritme, een stelsel van wetten die in allerlei ontwikkelingen te herkennen zijn. Het algoritme heeft vier onderdelen: variatie, selectie, innovatie, replicatie. Variatie, verschillen tussen individuen in een populatie, is een gegeven omdat anders van evolutie geen sprake kan zijn. Selectie maakt het onderscheid tussen gunstige en minder gunstige eigenschappen. Innovatie zorgt voor nieuwe variatie. En replicatie betekent dat die variatie aan eigenschappen wordt doorgegeven. In de biologie kan dit leiden tot giraffen met lange nekken, in de politiek tot consensus over het (hopelijk) beste voorstel.

Toepassing van dit algoritme in de sociale wetenschappen staat nog in de kinderschoenen. Van den Bergh beschrijft in veel gevallen terrein dat nog nauwelijks ontgonnen is. Een illustratie van de betekenis voor de sociale wetenschappen komt uit zijn eigen vak, de evolutionaire economie, namelijk: prijs.

Voor de klassieke econoom is prijs het evenwicht tussen vraag en aanbod. Hij tekent voor de vraag naar een bepaald goed een lijn: de vraag wordt minder naarmate de prijs stijgt. Voor het aanbod tekent hij nog een lijn: het aanbod wordt minder als de prijs daalt. Die twee lijnen snijden elkaar, en op het snijpunt vind je de prijs waartegen het goed verhandeld wordt.

Maar de evolutionair econoom kijkt niet naar twee lijnen, maar naar populaties van producenten en consumenten. Producenten die elkaar met innovaties de loef afsteken, en consumenten die eigenzinnig zijn maar ook de neiging hebben elkaars keuzes te kopiëren. Dat levert een variatie aan prijzen op die producenten in rekening willen brengen, en een variatie aan prijzen die consumenten willen betalen. Welke prijs hier zal ‘overleven’ is afhankelijk van allerlei selectiefactoren, zoals hoe er onder producenten en consumenten wordt gepraat over dat product en die prijs.

Lees ook:

Charles Darwin wist het al: in de evolutie geven vrouwen de doorslag

Vrouwen waren niet in staat tot wetenschap, zo heette het. Maar Charles Darwin, de vader van de evolutietheorie, correspondeerde veel met vrouwelijke collega’s, rebelse uitzonderingen in Victoriaans Engeland