Start van hoofdcontent

Stad

nl

Eritrese statushouders krijgen extra hulp met integreren: 'Alles goed, meneer?'

27 november 2018, 13.00 uur

De Eritrese gemeenschap groeit al jaren gestaag in Amsterdam, maar deze groep blijkt relatief veel moeite te hebben met integreren. De gemeente wil dat probleem oplossen en heeft het Amsterdams Vrijwilligers Collectief (AVC) in de arm genomen om daarbij te helpen.

Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat Eritreeërs al jaren moeite hebben met integreren. Emnet Gliay (20) is één van de statushouders die daar nu bij wordt geholpen. Zij volgt sinds maart bij het AVC extra, speciale lessen Nederlands en 'mindset-training' die haar de Nederlandse omgangsvormen leert begrijpen. 

In acht jaar tijd is het aantal Eritrese Amsterdammers flink toegenomen. In 2010 waren dit er nog 270, momenteel wonen er ruim 1100 in de stad. Deze nieuwe groep bestaat voornamelijk uit jonge statushouders, die hun thuisland moesten ontvluchten voor oorlog, armoede of om politieke redenen. 

Cultuurshock
Eenmaal in Nederland aangekomen beleven zij een heftige cultuurshock, zegt Terry Maipauw, de oprichter van het Amsterdams Vrijwilligers Collectief. 'Die shock is zo enorm, dat zij gewoon verdwijnen in een hoekje.' Volgens haar hebben deze Eritreeërs een speciale manier van hulp nodig.

'Als je deze groep vergelijkt met bijvoorbeeld Syriërs, die zijn al veel vlugger met leren omdat zij vaak ook Engels praten. Daarom landen zij makkelijker hier en voelen ze zich veel sneller senang dan de Eritreeër, die een langere aanloop nodig heeft.'

Met handen en voeten
Lena Rohmer is één van de vrijwilligers die twee keer in de week lesgeven aan deze groep. Vanwege de taalbarrière moet dat soms met handen en voeten en zij benadrukt dan ook het belang van interactief lesgeven. 'Extra geduld om bij alles stil te staan en hen laten deelnemen aan de lessen zelf, werkt goed. Dat zie ik echt. Ze waren in het begin heel verlegen, maar nu willen ze zelf graag meedoen.' 

De gemeente steunt het AVC in totaal zes weken, maar ook daarna wil de organisatie het werk doorzetten.