Opinie: Bedrijfsleven vervreemdt zich van de politiek

Het dedain waarmee de top van het grote bedrijfsleven over de politiek spreekt is zowel ergerlijk als zorgwekkend. Fraude, corruptie, het toedekken van criminele activiteiten en zelfverrijking. Kun je bij zoveel affaires nog wel spreken van incidenten?

Lees meer over
Opinie

In plaats van zelfreflectie gevolgd door een nederig mea culpa, zoeken CEO’s en hoge commissarissen de aanval op Haagse politici, ‘de club van 150’ zoals een van de verongelijkte bovenbazen onze Kamerleden noemde. Die Kamerleden hadden het gewaagd om het foute deel van het bedrijfsleven tot de orde te roepen en hen te manen zich fatsoenlijk te gedragen. Ja, hoe durven ze.

Volgens de bovenbazen zetten de politici zich uit electorale overwegingen af tegen het bedrijfsleven en begrijpen ze niet dat het bedrijfsleven voor de banen zorgt. Wat een arrogantie. Politici begrijpen heel goed dat het bedrijfsleven de ruimte moet worden geboden om voor werkgelegenheid te zorgen. Daarom worden er ook elk jaar miljarden die kant op gesluisd. Uit een recent proefschrift blijkt zelfs dat het bedrijfsleven elk jaar veel meer belastingvoordelen krijgt dan bij de verkiezingen beloofd is en de ‘gewone werknemer’ veel minder dan beloofd. Dus politici zorgen goed voor het bedrijfsleven. Maar er zijn grenzen. Zelfs voor politici ter rechterzijde.

Ongegeneerd lobbyen

Het ongegeneerd lobbyen vanuit het bedrijfsleven is tot daaraan toe, maar het overvragen en steeds weer de randen van het betamelijke opzoeken en soms overschrijden, wordt niet meer gepikt. De bevolking komt er tegen in opstand en dus pikken ook de meeste Kamerleden het niet meer. De spreekbuizen van het bedrijfsleven lijken nauwelijks te beseffen hoe link het is om met zoveel minachting over onze democratie te spreken. Als de overheid en onze democratische processen zowel vanuit de populisten als het bedrijfsleven onder vuur worden genomen, kan dat voor de stabiliteit van onze rechtstaat funest uitpakken. Het lijkt wel of het bedrijfsleven dat niets interesseert.

Wanneer is het voor het bedrijfsleven nu eens genoeg? De winsten klotsen al weer jaren tegen de plinten op. Het aandeel van het nationaal inkomen dat naar de aandeelhouders gaat is inmiddels opgelopen tot 27 procent. In 1995 was dit nog maar 19 procent. Het aandeel van de lonen is in die periode dus teruggelopen van 81 procent naar 73 procent. Ons land staat volgens de cijfers van Oxfam-Novib inmiddels op de tweede plaats in de wereld als het om de scheefheid van de vermogensverdeling gaat: slechts 1 procent van onze bevolking heeft niet minder dan 49 procent van het totale vermogen. Ondanks de hoge bedrijfswinsten en een bijna ongekende economische groei, blijven de lonen al lange tijd zo laag, dat de koopkracht van de gewone werknemer al jaren nauwelijks stijgt. Ja, het aantal banen stijgt sterk, maar nog steeds gaat het in vele gevallen om schrale flexbaantjes, waarin werknemers weinig te vertellen hebben. Moderne uitbuiting, waaraan niets gedaan kan worden omdat de vakbeweging nauwelijks nog een machtsfactor is. Met deze opstelling wordt het populisme gevoed.

Werken aan vertrouwen

In plaats van lobbyen voor nog meer voordelen en in plaats van zoveel mogelijk van de koek naar de aandeelhouders harken, zouden de bedrijven weer eens moeten gaan werken aan vertrouwen. Bij bevolking en politici. Niet verongelijkt mokken als ze terecht op hun fouten gewezen worden, maar blij zijn met die hoge winsten en nu ook eens aan de werknemers gaan denken met stevige loonstijgingen, goede scholing en degelijke arbeidscontracten op basis waarvan de werknemers kunnen investeren in hun eigen toekomst en een hypotheek kunnen afsluiten.

Heeft het grote bedrijfsleven wel iets met democratie? Zien zij het gevaar van het populisme? Zien ze wel hoe ze dat zelf voeden? Volgend jaar zijn er provinciale statenverkiezingen en Europese verkiezingen. De sentimenten tegen de globalisering, het uitbuitende bedrijfsleven en politici die daar te weinig tegen doen zullen grote invloed hebben op het stemgedrag en daarmee op de stabiliteit van het regionale, landelijke en Europese bestuur. Een stabiel bestuur lijkt toch ook in het belang van het bedrijfsleven. Investeer daar dan in en niet in winstmaximalisatie op korte termijn. Dat wordt niet meer gepikt.

Concrete initiatieven

Ik weet uit eigen ervaring dat VNO-NCW Noord veel oog heeft voor de bredere belangen van het Noorden en daar hard aan trekt met concrete initiatieven. Ze doet er ook van alles aan om maatschappelijk ondernemen te promoten en ondernemers te betrekken bij versterking van het regionale bedrijfsklimaat. Maar ik vraag me af of die initiatieven en geluiden voldoende doordringen naar de regionale samenleving en de politiek. Ik vrees dat ze een beetje wegvallen tegen de mokkende en schimpende megafoon van de grote jongens op nationaal niveau. Dat is problematisch omdat zeker in een provincie als Groningen politici, bedrijfsleven en bevolking elkaar moeten vertrouwen om samen de gigantisch opgaven voor het komend decennium op te pakken. De vele honderden miljoenen extra die de komende jaren deze regio binnenstromen, kunnen alleen in eendrachtige samenwerking worden ingezet op nuttige projecten. Ook op dat punt moeten we naar een ‘next level’.

Jan Vos is inwoner van Groningen