Het standbeeld van zeeheld Michiel de Ruyter in Vlissingen © Harold Versteeg / HH

Het is zes dagen na zijn aantreden als de gemeente Vlissingen minister Hans Hillen aanschrijft. ‘Het college van burgemeester en wethouders feliciteert u van harte met uw benoeming tot minister van Defensie. Wij nodigen u van harte uit binnenkort een werkbezoek te brengen aan Vlissingen en uiteraard onze regio.’

De brief van 20 oktober 2010 lijkt weinig opmerkelijk. Vlissingen stelt vast dat Nederland, en dus ook Defensie, zich voor miljardenbezuinigingen geplaatst ziet, wijst erop dat de gemeente zelf problemen heeft door krimp en ‘sterk afnemende (rijks)inkomsten’ en suggereert dat de havenplaats en Defensie iets voor elkaar kunnen betekenen. In februari van het volgende jaar gaat Hillen naar Zeeland. Daar spreekt hij met de commissaris van de koningin (cvk) Karla Peijs.

Het zal het begin blijken van wat inmiddels een van de grootste hoofdpijndossiers is voor het ministerie van Defensie: de verhuizing van de bestaande marinierskazerne in Doorn naar de nieuw te bouwen Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne bij Vlissingen. De kosten lopen op, maar funester is dat de mariniers zelf niet willen.

Bijna acht jaar na de brief van Vlissingen aan Hillen zoeken ambtenaren van het ministerie van Defensie naar documenten over de besluitvorming rond de verhuizing. Aanvankelijk vinden ze weinig. Er is meer tijd nodig. Uiteindelijk treffen ze stukken aan, maar het houdt niet over. Géén dik dossier over de minutieuze voorbereiding van een belangrijk besluit met verstrekkende gevolgen, maar een enkele nota en wat brieven, die samen gemakkelijk in één enveloppe passen.

Op het departement zorgt het voor gefronste wenkbrauwen. De besluitvorming is wel erg informeel geweest. Toch past dit in het beeld dat al bestaat: een haastige beslissing, waarbij geen ruimte was voor een andere uitkomst dan een verhuizing naar Vlissingen. ‘De procedure die normaal gesproken ruim een jaar duurt, werd in dit geval binnen zes weken afgerond’, constateert de Rekenkamer al in 2012. ‘Wij stellen vast dat zeker vanaf het moment dat de minister zijn voorkeur voor Zeeland uitsprak er niet meer naar alternatieven is gezocht.’

Al jaren zijn er bovendien geruchten dat de marinierskazerne een presentje van Hillen aan Peijs is geweest. Hillens partijgenoot bij het cda heeft in Zeeland alleen maar overheidsdiensten zien vertrekken. Ook zou de komst van de kazerne misschien wel een goedmakertje zijn geweest voor het onder water zetten van de Zeeuwse Hedwigepolder. Peijs en Hillen hebben de verhalen altijd op felle toon naar het rijk der fabelen verwezen.

Uit documenten in bezit van De Groene Amsterdammer blijkt dat Hillen, Peijs en de provincie Zeeland in ieder geval zeer nauw met elkaar hebben opgetrokken tijdens de besluitvorming. Peijs heeft samen met Hillen zeggenschap gehad over het opstellen van de opdracht voor het onderzoek naar de verhuizing naar Zeeland én de uitkomst hiervan. Het ontbrak aan inspraak van anderen, in de fase dat het erom ging. Cadeautje of niet, er stijgt het beeld uit op van twee politici die het vooral in onderling overleg met elkaar hebben geregeld.

‘Hierbij willen wij op volstrekt duidelijke wijze onze verbazing uitspreken en ons ongenoegen kenbaar maken over de door u voorgestane sluiting van de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn en de verplaatsing van de mariniers naar Zeeland.’ Zo begint de boze brief van burgemeester Frits Naafs van de gemeente Utrechtse Heuvelrug aan minister Hillen. Het is begin oktober 2011.

De gemeente Utrechtse Heuvelrug is er bij toeval achter gekomen dat Hillen de marinierskazerne naar Vlissingen wil verhuizen. Een wethouder van de Zeeuwse gemeente heeft zich versproken. De schok is groot. De kazerne in Doorn met zijn bijna tweeduizend mariniers is een van de grootste werkgevers in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De band tussen Doorn en het korps is hecht; er wordt gesproken van ‘onze mariniers’. De ontsteltenis is compleet als de gemeente verneemt dat besprekingen met Peijs van de provincie Zeeland al in een vergevorderd stadium zijn.

Volgens burgemeester Naafs ontbreekt iedere deugdelijke onderbouwing. Dat de verouderde kazerne in Doorn te weinig ruimte zou hebben en renovatie duurder is dan verhuizen, veegt hij van tafel. De burgemeester windt zich erover op dat de minister zijn gemeente in het ongewisse heeft gelaten.

Het korps moest een gevechtseenheid stilleggen vanwege personeelstekort

Nog dezelfde maand schrijft Hillen aan de eveneens verontruste Utrechtse commissaris van de koningin Roel Robbertsen – net als Peijs en Hillen van het cda – dat er nog géén besluit is genomen. Volgens de minister wordt onderzocht of Defensie nieuwe investeringen moet doen in Doorn of dat ‘het voor Defensie doelmatig is om de marinierskazerne elders onder te brengen’. Hillen suggereert daarmee een eerlijke vergelijking en een nog open einde. In werkelijkheid is daar geen sprake van.

Hillen en Peijs werken op dat moment aan een verhuizing naar Zeeland; andere opties liggen niet op tafel. Een nota van 15 september 2011 aan Hillen toont hoe naar het besluit is toegewerkt. Het is de opdracht voor de ‘werkgroep Marinierskazerne Zeeland’, met defensiemedewerkers en ambtenaren van de provincie. De opgave is helder: onderzoek de mogelijkheden voor een marinierskazerne in Zeeland en kom met een voorkeurslocatie in die provincie. Het gaat niet zomaar om een verkenning. Van begin af aan is duidelijk dat Hillen op basis van dit rapport ‘een go/no go-besluit’ zal nemen.

Peijs en de provincie Zeeland hebben een bepalende stem. De opdracht zelf ‘is opgesteld in overleg met de provincie Zeeland’ en moet ‘ook aan de commissaris van de koningin in Zeeland ter goedkeuring worden voorgelegd’. Als de werkgroep – waarvan het bestaan nooit een geheim is geweest – de voorkeurslocatie heeft bepaald, moet deze opnieuw ter goedkeuring aan Hillen en aan Peijs worden voorgelegd. Pas daarna zal de werkgroep rapport uitbrengen aan de twee bestuurders.

Door deze aanpak hebben Hillen en Peijs de touwtjes stevig in handen. Dat lijkt ook de opzet te zijn geweest. De onderzoeksopdracht heeft binnen het ministerie ‘niet het formele staffingstraject’ doorlopen. Dat is de werkwijze dat de ambtelijke staven, bijvoorbeeld financiën en personeel, een plan eerst bekijken en er een oordeel over geven voor de minister. ‘Het gaat erom dat de opdrachtgevers – de cvk en u – en de leden van de werkgroep een gedeeld beeld hebben van wat de werkgroep te doen staat’, schrijft de directeur vastgoedbeleid van het ministerie hierover aan Hillen.

De werkgroep heeft zes weken de tijd, tot begin november, maar in oktober is duidelijk dat het Vlissingen moet worden. Hoewel het rapport over Vlissingen in november 2011 klaar is, krijgen Hillen en Peijs het pas op 1 maart 2012 formeel aangeboden. Voor die tijd bespreken Hillen en Peijs op 17 januari nog manieren waarop de kosten voor de verhuizing – althans op papier – omlaag kunnen worden gebracht.

Dat is een dag voordat de gemeente Utrechtse Heuvelrug halsoverkop en op eigen initiatief met een eigen business case komt om de kazerne in Doorn te houden. In de begeleidende brief beklaagt burgemeester Naafs zich erover dat het ministerie verkeerde cijfers heeft aangeleverd voor de berekeningen. ‘Het bleek dat het aantal voertuigen en materieel nagenoeg gehalveerd kon worden en ook bleek zeventig procent van de voertuigen al in Doorn te staan.’ Behalve kostenbesparing – en de stelling dat mariniers aan zee horen, in de stad van Michiel de Ruyter – is ruimtegebrek in Doorn het belangrijkste argument van minister Hillen voor verhuizing naar Vlissingen.

Ambtenaren plaatsen ondertussen vraagtekens bij de kosten voor de nieuwe kazerne. ‘Voor de financiering wordt een aantal aanzienlijke risico’s onderkend’, schrijft de hoofddirectie Finance en Control op 2 april. De week erna maakt Hillen zijn definitieve keus voor Buitenhaven bij Vlissingen bekend en in augustus stemt ook het dan al demissionaire kabinet-Rutte I in. Midden 2017 moeten de mariniers er zitten.

‘Een ervaren sergeant ziet gewoon of hij het paadje links of het paadje rechts moet pakken. Dat is precies het verschil tussen een groep van zes mariniers die wel of niet in een hinderlaag van de Taliban loopt’, zegt commandant Jeff Mac Mootry van het Korps Mariniers. Tegenover Tweede-Kamerleden houdt de militair dit jaar een uitzonderlijk pleidooi. Hij wil herziening van de politieke beslissing om de mariniers naar Vlissingen te verhuizen. Aan zijn zijde heeft hij twee mariniers, die als het aan hem ligt nog jaren bij het korps zullen blijven.

Door de verhuizing dreigen ervaren krachten het korps te verlaten. Een groot aantal ziet het niet zitten om gezin en vooral werkende partner naar Zeeland te verhuizen, waar de arbeids- en huizenmarkt anders zijn. De mariniers klagen ook dat de toekomstige kazerne bij Vlissingen niet aan hun eisen voldoet en ver ligt van de oefenterreinen die ze gebruiken.

Een uittocht van ontevreden mariniers is een nachtmerriescenario voor Defensie. De krijgsmacht ziet, na jaren van uitholling en nu de banen elders voor het oprapen liggen, het behoud van goed opgeleide krachten als grootste opgave. Dit jaar heeft desondanks 6,4 procent van de mariniers de dienst verlaten. Sommigen geven de toekomstige verhuizing nu al als reden van vertrek. In augustus moest het korps een gevechtseenheid stilleggen vanwege personeelstekort.

Het belang van de kazerne voor de provincie Zeeland is tegelijkertijd ook enorm: de provincie kampt nog altijd met de gevolgen van het vertrek van veel rijksdiensten. Er ligt geen alternatief klaar om Zeeland mee te compenseren, als de verhuizing van de kazerne toch wordt afgeblazen. In de Tweede Kamer is de Middelburgse vvd’er André Bosman de sterkste voorstander van de verhuizing, terwijl partijgenoot Barbara Visser als verantwoordelijk staatssecretaris in een spagaat zit.

Visser heeft de bouwvoorbereidingen voor de nieuwe kazerne inmiddels wel uitgesteld. Helemaal stoppen kost tientallen miljoenen euro’s. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft op haar beurt plannen voor woningbouw op het kazerneterrein in Doorn in de ijskast gezet, totdat er uitsluitsel is. De Tweede Kamer spreekt deze week over de Defensiebegroting, maar een definitief ja of nee valt voor de belangrijke Provinciale-Statenverkiezingen in maart niet te verwachten. Tot die tijd weet zelfs zes jaar na het besluit niemand waar hij aan toe is en blijft de erfenis van Hillen en Peijs politiek gezien een gordiaanse knoop.