Direct naar artikelinhoud

Is 100 miljoen tegen ondermijnende criminaliteit genoeg? ‘Nu ontsnappen de grote vissen’

Brandweer en politie doen in april van dit jaar onderzoek in Best, waar vele tientallen vaten met drugsafval werden gevonden.Beeld ANP

Voor de strijd tegen ondermijning – de vermenging van de criminele onderwereld met de bovenwereld – stelt minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid 100 miljoen extra beschikbaar. Is het genoeg? En hoe groot is het probleem?

Of de minister weet dat de politie op haar website hangjongeren in een adem noemt met mensenhandel als voorbeelden van ondermijnende criminaliteit? Ferd Grapperhaus kijkt verbaasd op van de vraag van GroenLinks-Kamerlid Kathalijne Buitenweg. Nee, dat weet de minister van justitie en veiligheid niet. Maar hij zal ze vragen het te verwijderen.

Het voorval tijdens een van de ­vele Kamerdebatten over ondermijning tekent de verwarring. Het begrip heeft vleugels gekregen. Daaronder verschuilen zich inmiddels heel veel soorten criminaliteit. De een heeft het bij ondermijning over het drugsafval in de bossen, de ander over louche bedrijfsterreinen, weer een ander over huisjesmelkers, illegale wapens of criminele hangjongeren. ‘Wegkijken is geen optie’, in Grapperhaus’ eigen woorden. Maar wegkijken waarvan?

Het is makkelijker om een drugspand te sluiten dan de bende erachter op te rollen, het strafrecht wordt gezien als lastig en traag

Minister Grapperhaus trekt in zijn begroting, waar de Tweede ­Kamer deze week over debatteert, 100 miljoen uit voor een ‘ondermijningsfonds’. Zijn definitie: vormen van zware criminaliteit die de ­samenleving ontwrichten en zo de rechtsstaat ondermijnen. Regio’s en steden mochten aanvragen doen, ­recent maakte het ministerie bekend hoe het geld is verdeeld (zie kader onder).

Illegale miljardenbusiness

Wat opvalt: veel geld gaat naar de aanpak van zichtbare uitwassen van de illegale drugsindustrie. Dat wekt geen verbazing: uitgebrande busjes drugsafval of hennepplantages halen regelmatig het nieuws. Nederland heeft in deze illegale miljardenbusiness een niet benijdenswaardige toppositie. Maar, zo zeggen ook de ­experts die over de verdeling van het budget adviseerden, repressie alleen is niet genoeg. Voorkomen dat hele families in kwetsbare buurten worden ingezet voor de drugsproductie of als ‘stumperdumper’ van drugsafval is minstens zo belangrijk.

Onderbelicht is ook de onzichtbare kant van ondermijning – de infiltratie van de onderwereld in legale beroepen als notarissen, accountants, advocaten of makelaars. “Nu ontsnappen de grote vissen”, aldus SP-Kamerlid Michiel van Nispen. Hoogleraar economie van de publieke sector Brigitte Unger gaat nog veel verder: “Op de Zuidas is de ondermijnende criminaliteit het grootst”, hield zij onlangs Kamerleden voor. Volgens Unger is de grote rol van de financiële sector nog onvoldoende onderzocht. Jaarlijks wordt er voor 16 miljard – voornamelijk drugsgeld – in Nederland witgewassen, berekende ze samen met andere onderzoekers van de Universiteit van Utrecht.

Afbakening

Zonder strenge afbakening van wat ondermijning precies is, kan niet worden onderzocht of het optreden van de overheid echt effect heeft, stelde hoogleraar openbare orde-recht Michel Vols onlangs tijdens een bijeenkomst met Kamerleden. “Dan wordt het een frame dat om geld draait. Iedereen wil aansluiten. Maar een ‘integrale aanpak’, wat betekent dat?” Voor je het weet ben je volgens Vols terug bij wat het ‘gewone’ werk van politie en justitie hoort te zijn: de misdaad bestrijden in al zijn verschijningsvormen. Hij waarschuwt voor een te grote nadruk op de bestuurlijke aanpak van ondermijning, met de burgemeester in de rol van misdaadbestrijder, omdat dan ook de grondrechten in het geding komen. Het is immers makkelijker om een drugspand te sluiten dan de bende erachter op te rollen, het strafrecht wordt gezien als lastig en traag.

De Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb en de meeste van zijn collega’s zien wel nadrukkelijk een grotere rol voor zichzelf. Al hebben ze grote zorgen over het tekort aan capaciteit bij justitie, Fiod of fiscus. Een probleem waar zij op stuiten is de gebrekkige informatie-uitwisseling tussen gemeenten onderling, en met het buitenland. Waar voor het strafrecht veel is geregeld, kan een burgemeester niet zomaar informatie delen met een andere regio of semi-overheidsinstanties als de havendienst. “Een vorm van naïviteit die niet meer van deze tijd is”, aldus burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam onlangs tegen Kamerleden. “Het zijn totaal gescheiden ­werelden. We moeten juist als één overheid acteren.”

De 100 miljoen van Grapperhaus is volgens Aboutaleb geen groot ­bedrag, maar hij is blij met de aandacht. Rotterdam krijg 11 miljoen. De gemeente trekt zelf de komende vier jaar 144 miljoen uit in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit, radicalisering en onveiligheid.

100 miljoen tegen ondermijning

Louche vakantieparken, hennepplantages in leegstaande schuren, beveiliging van de haven in Rotterdam, opsporen van autoverhuurbedrijven en horeca die zich lenen voor misdaad en het verzamelen en analyseren van informatie over ondermijnende criminaliteit. De lijst van projecten waar de 100 miljoen euro naar toe gaat, is lang. Het bedrag stond al in het regeerakkoord, maar nu is het verdeeld over de regio’s. Brabant (oost en west) en Zeeland krijgen het meeste: 20 miljoen. Voor de landelijke aanpak (wetgeving en coördinatie) is er 15 miljoen. Daarnaast is er vanaf 2019 10 miljoen euro per jaar extra voor informatie- en ­expertisecentra en voor meer belastingrechercheurs.

Lees ook:

De burgemeester moet een boegbeeld zijn, geen schietschijf

Bernt Schneiders, de vorige burgemeester van Haarlem, heeft ook te maken gehad met bedreigingen en intimidatie. Hij heeft een tip aan zijn opvolger Jos Wienen: laat de zware misdaad aan justitie over.

Moet een burgemeester met een openbaar ambt de criminaliteit bestrijden?

Het was een opmerkelijke boodschap van de ene burgemeester van Haarlem aan de andere. Bernt Schneiders wenste in Trouw zijn ondergedoken opvolger Jos Wienen natuurlijk alle sterkte toe. Maar hij zei ook: máák je niet tot schietschijf. Dat impliceert dat burgemeesters door hun handelen de bedreigingen over zichzelf kunnen afroepen.