Direct naar artikelinhoud
OpinieWeimarrepubliek

Als het in de Weimarrepubliek mis kon gaan, kan het in onze moderne democratieën ook misgaan

De Weimarrepubliek was sterker, democratischer en levensvatbaarder dan we lang hebben gedacht. Die boodschap lijkt geruststellend, maar betekent eigenlijk dat we ons anno 2018 extra zorgen moeten maken, waarschuwt historicus Patrick Dassen.

Bijeenkomst van de organisatie Reichsbanner Schwarz-Rot-Gold, die opkwam voor de Weimarrepubliek, 1 februari 1926 in Hamburg.Beeld Getty

Er is meer aandacht voor de positieve kanten van de Weimarrepubliek, was de strekking van een artikel in de Volkskrant op 12 november. Het werd tijd. Decennialang werd de Weimarrepubliek (1918-1933) bezien vanuit haar eindpunt, namelijk haar ondergang en het aan de macht komen van Hitler in 1933. Daar waar veel landen moeite hebben om de kwalijke kanten van hun verleden onder ogen te zien, was het in Duitsland bijna taboe om de positieve elementen van de Duitse geschiedenis vóór 1933 te benoemen, omdat vrijwel alles werd bezien in de schaduw van de misdaden van het Derde Rijk. De Weimarrepubliek – dat was vooral het voorportaal van Hitler. Die visie is nu terecht aan het veranderen, maar dat maakt de lessen van de Weimarrepubliek voor onze tijd alleen maar nóg urgenter.

Geen pariastaat meer

Natuurlijk, wat het meest in het oog springt van de Weimarrepubliek zijn de beelden van opstanden, de honderden politieke moorden, de economische chaos tijdens de hyperinflatie van 1923 en marcherende bruinhemden. Maar anders dan het cliché wil, was de Weimarrepubliek uitdrukkelijk niet een ‘republiek zonder republikeinen’ en had zij, zeker aanvankelijk, een breed draagvlak. Zij heeft daadwerkelijk hoopvolle en democratische ontwikkelingen in gang gezet, die vaak positief afstaken tegen die in veel andere landen van Europa. Zo was er in 1919 een vooruitstrevende grondwet tot stand gekomen, waarbij mannen én vrouwen boven de 20 jaar kiesrecht hadden, terwijl dit bijvoorbeeld in Frankrijk pas in 1944 het geval was. De Weimarrepubliek was een moderne verzorgingsstaat waarin een bestaansminimum was gegarandeerd. Het leven van gewone mensen verbeterde sterk: er kwam een achturige werkdag, er was een gratis en uitgebreid zorgstelsel en in 1927 werden werkloosheidsuitkeringen ingevoerd. Vrouwen kregen meer vrijheid, er was een zeer levendige en open, vrije pers en een ongekende bloei van de cultuur.

De dragende krachten van de Weimarrepubliek waren de sociaal-democraten, en de SPD was tot juli 1932 de grootste partij. En juist Pruisen, de veruit grootste deelstaat, gold als een sociaal-democratisch bolwerk. Na de chaotische beginjaren brak in 1924 een periode aan van betrekkelijke politieke en economische stabiliteit. De Weimarrepubliek was levensvatbaar gebleken en kwam in rustiger vaarwater terecht. De minister van Buitenlandse zaken, Gustav Stresemann, wist het voor elkaar te krijgen dat Duitsland internationaal vertrouwen wekte en weer werd opgenomen in de gemeenschap van volken, in 1926 bekroond met het lidmaatschap van de Volkenbond. Duitsland was geen pariastaat meer.

Uiteindelijk bezweek de Weimarrepubliek pas toen zij in 1929, na de hyperinflatie van 1923, werd getroffen door een tweede zware economische crisis, de Grote Depressie. Dat had fatale gevolgen. Pas toen, vanaf 1930, is Hitlers NSDAP gaan groeien. In 1928 had zijn partij nog slechts een schamele 2,6 procent van de stemmen gehaald. Uiteindelijk werd Hitler in het zadel geholpen door de oude conservatieve elite, die dacht hem wel te kunnen temmen.

Sluipend kwaad

Maar: het had ook anders kunnen lopen. De ondergang van de Weimarrepubliek was niet onvermijdelijk. Het lijkt een positieve boodschap die de laatste tijd terecht meer wordt uitgedragen: de Weimarrepubliek was sterker en democratischer dan we lang hebben gedacht, en laten we vooral ook kijken naar de dragende krachten en naar de vitaliteit en potentie van de Weimarrepubliek.

Die boodschap lijkt geruststellend, maar geeft bij nader inzien alleen maar reden tot juist méér zorg. Want als de Weimarrepubliek levensvatbaarder was dan we lang hebben gedacht, betekent dat dat we ons anno 2018 juist extra zorgen moeten maken, en dat het vraagstuk van de kwetsbare democratie ruim zeventig jaar na 1945 urgenter is dan ooit. Als het in de Weimarrepubliek mis kon gaan, kon en kan het ook in veel andere samenlevingen misgaan, ook in ogenschijnlijk robuust democratische samenlevingen als de Verenigde Staten, met zijn lange democratische traditie. Sinds bijna twee jaar zijn we nu bijna dagelijks getuige van aanvallen – van bovenaf! – op de basisprincipes van een democratische rechtsstaat, zoals de aanvallen op een kritische pers en een autonoom justitieapparaat, van het verdacht maken van mensen met een andere etnische achtergrond, het goedpraten van geweld van racisten, van haatdragende retoriek en van het ontkennen of manipuleren van overduidelijke feiten.

Zoals vaker opgemerkt: het kwaad komt meestal niet met één grote klap, maar dringt sluipenderwijs binnen. Een democratie kan bijna onmerkbaar, stapje voor stapje worden afgebroken. De ontwikkelingen van de laatste jaren in onder meer Hongarije, Polen, Italië en Oostenrijk zijn zeer verontrustend. Wie had bijvoorbeeld tien of zelfs maar vijf jaar geleden kunnen denken dat een vrije universiteit in Europa in ballingschap moet op last van de overheid? Dat laatste gebeurt hoogstwaarschijnlijk op 1 december met de Central European University in Boedapest, omdat de regering-Orbán haar als vijand ziet. Waar academische vrijheid in het geding is, staat de toekomst van de vrijheid in Europa op het spel.

Voedingsbodem voor populisme

In de huidige Bondsrepubliek lijkt zoiets ondenkbaar. Duitsland heeft, als geen ander land ter wereld, zijn eigen verleden uiterst kritisch onder ogen gezien en zijn lessen geleerd. De democratische rechtsstaat is er stevig geworteld en Duitsland is een anker in de EU. Maar toch, sinds een paar jaar is er een hoop gaan schuiven – in de wereld, maar ook in Duitsland. Natuurlijk heeft dat sterk te maken met de vluchtelingencrisis van 2015. Eerst zagen we de opkomst van Pegida, en nu sinds vorig jaar ook de successen van de rechts-populistische Alternative für Deutschland, AfD. Bij de verkiezingen van 2017 kreeg de AfD nog 12,6 procent van de stemmen, maar bij recente peilingen zou zij, bij een steeds zwakker wordende CDU van Merkel, die haar aftreden heeft aangekondigd, landelijk al op 18 procent komen. Daarmee zou zij zelfs groter zijn dan de SPD en de tweede partij van het land worden. De recente verkiezingen in Beieren en Hessen tonen aan dat de grote volkspartijen in het midden – CDU en SPD – flink verzwakt zijn. Ook in Duitsland neemt de polarisatie dus toe en heeft het populisme – van links en vooral van rechts – nu een voedingsbodem gevonden.

Natuurlijk, de AfD is een andere, en minder radicale, partij dan de NSDAP, en de Weimarrepubliek is in veel opzichten onvergelijkbaar met de huidige Bondsrepubliek, de democratische rechtsstaat staat nog recht overeind. Maar als de Weimarrepubliek ons iets heeft geleerd, dan is het wel dat democratie altijd kwetsbaar is, niet alleen in Duitsland, maar vandaag de dag ook zeker in veel andere landen van de wereld.

Patrick Dassen is universitair docent aan het Instituut Geschiedenis van de Universiteit Leiden. Hij schreef Sprong in het duister. Duitsland en de Eerste Wereldoorlog. Hij werkt nu aan een boek over de Weimarrepubliek.