Opinie

In Europa is geen plaats voor kwetsende waarheden over de islam

11-11-2018 23:02

In 2011 werd de activiste Elisabeth Sabaditsch-Wolff, na aangifte door een journalist, door de rechtbank in Oostenrijk veroordeeld wegens “vernederende religieuze doctrines. Daarvan is in Oostenrijk sprake in omstandigheden waarin het gedrag:

– zou kunnen leiden tot gerechtvaardigde verontwaardiging,

– een (door een kerk of religieuze gemeenschap in Oostenrijk) vereerd persoon of object publiekelijk kleineert of beledigt, of

– een religieus dogma, een wettige gewoonte of een wettig instituut (zoals een kerk of een religieuze gemeenschap) publiekelijk kleineert of beledigt.

Nadat ook het Hof en de Hoge Raad de veroordeling in stand hielden,diende Sabaditsch-Wolff met een beroep op vrijheid van meningsuiting een klacht in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Op donderdag 25 oktober 2018 verwierp het EHRM haar klacht.

Dit artikel biedt een morele reflectie op deze uitspraak, die de boeken in moet gaan als een rechterlijke dwaling. Met deze uitspraak perkt het EHRM kritiek op de islam namelijk te ernstig in, en daarmee vrijheid van expressie in het algemeen.

In 2009 gaf Sabaditsch-Wolff twee openbare seminars over de islam voor de Oostenrijkse Vrijheidspartij. Een van de onderwerpen die zij behandelde was de relatie tussen de profeet Mohammed en een van zijn vrouwen, namelijk Aisha. Zij was volgens de islamitische overlevering 6 jaar oud toen zij aan de profeet ten huwelijk werd gegeven. Toen zij 9 jaar oud was werd het huwelijk voltrokken en had zij geslachtsgemeenschap met Mohammed. Sabaditsch-Wolff heeft daarover gezegd:

”One of the biggest problems we are facing today is that Muhammad is seen as the ideal man, the perfect human, the perfect Muslim. That means that the highest commandment for a male Muslim is to imitate Muhammad, to live his life. This does not happen according to our social standards and laws. Because he was a warlord, he had many women, to put it like this, and liked to do it with children. And according to our standards he was not a perfect human. We have huge problems with that today, that Muslims get into conflict with democracy and our value system”

A 56-year-old and a six-year-old? What do we call it, if it is not paedophilia?”

Het EHRM vindt dat de Oostenrijkse rechter adequaat heeft ingeschat in hoeverre de uitlatingen zouden kunnen zorgen voor een “verstoring van de religieuze vrede” of konden leiden tot “gerechtvaardigde verontwaardiging”. Volgens het EHRM mogen uitingen die voorbij de grenzen van kritische ontkenning gaan – zeker wanneer ze met enige mate van waarschijnlijk aanzetten tot religieuze intolerantie – worden bestraft door de lidstaten. Echter, “religieuze intolerantie” is een dubbelzinnige term en kan betekenen: (1) intolerantie gepraktiseerd door een religie, of (2) intolerantie gepraktiseerd jegens een religie. Het EHRM heeft slechts die tweede betekenis op het oog. En dat is eenzijdig.

Bovendien kan de vraag worden opgeworpen of aan die tweede betekenis een juiste interpretatie wordt gegeven. Wie bezwaar maakt tegen een goedkeurende houding van het uithuwelijken van een meisje van 6 jaar oud aan een man van 53 jaar oud, en geslachtsgemeenschap tussen een meisje van 9 jaar oud en een man van 56 jaar oud, is niet intolerant jegens religies. Hij of zij geeft alleen blijk van een gerechtvaardigde morele afkeuring van een vreselijke gedraging, die door sommigen wordt uitgevoerd onder de legitimatie van religie. Dat laatste is hoogst schadelijk voor de belangen van (jonge) vrouwen.

Volgens het EHRM droeg Sabaditsch-Wolff niet op objectieve manier bij aan het publieke debat en kon haar uiting slechts worden begrepen:

“as having been aimed at demonstrating that Muhammad was not worthy of worship”.

Volgens het EHRM moest Sabaditsch-Wolff zich bewust zijn geweest:

”that her statements were partly based on untrue facts and apt to arouse (justified) indignation in others”.

Over welke onware feiten gaat het dan?

“The domestic courts found that Sabaditsch-Wolff had subjectively labelled Muhammad with paedophilia as his general sexual preference, and that she failed to neutrally inform her audience of the historical background, which consequently did not allow for a serious debate on that issue.”

Daaraan voegde het EHRM toe dat beschuldigende uitspraken, verpakt als vrijheid van meningsuiting, zelfs in een levendige discussie in strijd waren met de grenzen van uitingsvrijheid. De klacht van Sabaditsch-Wolff werd verworpen.

In de lidstaten van de EU mag het kennelijk strafbaar zijn om middels uitingen de intentie te hebben om aan te tonen dat Mohammed aanbidding onwaardig is (ironisch is dat ‘goede moslims’ juist zullen vinden dat Mohammed aanbidding onwaardig is: Mohammeds voorbeeld moet worden gevolgd, maar slechts Allah mag worden aanbeden). Wanneer uitspraken kunnen leiden tot het aanzetten tot religieuze intolerantie, verstoring van de religieuze vrede of tot gerechtvaardigde verontwaardiging, is vrijheid van meningsuiting volgens het EHRM in het geding.

Maar wat als die uitspraken de waarheid zijn? Daar heeft het EHRM een truc op gevonden. Volgens het EHRM heeft Sabaditsch-Wolff Mohammed onvoldoende onderbouwd als pedofiel gelabeld en heeft zij haar publiek niet geïnformeerd over de historische context.

Over het ontbreken van de historische context bij de uitspraken van Sabaditsch-Wolff volgt het EHRM de Oostenrijkse rechter:

“The court stated that child marriages were not the same as paedophilia, and were not only a phenomenon of Islam, but also used to be widespread among the European ruling dynasties”.

Hier valt het EHRM voor historisch cultuurrelativisme. Dat iets vroeger ‘normaal’ was betekent niet dat het dus ethisch verantwoord is. Het houden van slaven was acceptabel in de 17e eeuw, maar we kunnen die slavenhouders probleemloos classificeren als immorele mensenhandelaren. De historische context is hier daarom strafrechtelijk irrelevant.

Ook over het onvoldoende onderbouwen dat Mohammed een pedofiel was volgt het EHRM de Oostenrijkse rechter:

“The reason for the applicant’s conviction was because the applicant had accused Muhammad of paedophilia by using the plural form ‘children’, ‘child sex’, ‘what do we call it, if it is not paedophilia?’ without providing evidence that his primary sexual interest in Aisha had been her not yet having reached puberty. Moreover, there were no reliable sources for that allegation, as no documentary evidence existed to suggest that his other wives or concubines had been similarly young”.

Volgens de overlevering had Mohammed seks met een kind van 9 jaar oud (Aisha). Hoe noem je een “volwassene die seksuele liefde voelt voor kinderen”? Volgens de Van Dale is dat een ‘pedofiel’. Of de profeet zich primair seksueel aangetrokken voelde tot mannen, vrouwen of kinderen is niet relevant. De overlevering toont dat hij seks had met een kind van 9 jaar oud. Dan is de classificatie van pedofilie correct.

Buiten de vraag of een praktiserend pedofiel aanbidding waardig is, had de vraag gesteld kunnen worden in hoeverre een religie die zo’n mens tot belangrijkste profeet beschouwt het aanhangen waard is. Zelfs die vraag had bij kunnen dragen aan het publieke debat. Maar dat wil het cultuurrelativistische EHRM niet inzien. Al in 2001 wees Ayaan Hirsi Ali op de noodzaak dat “de Voltaires van deze tijd in een veilige omgeving moeten kunnen werken aan een Verlichting van de islam”. Maar het EHRM lacht de Voltaires van deze tijd in hun gezichten uit. En dat is kwalijk.

Voltaire’s tolerantiebegrip is de bescherming van het vrije woord, met als grens wanneer daadwerkelijk wordt aangezet tot geweld. Inperking van die vrijheid ten behoeve van godsdienstvrijheid is een stap weg van het Franse neutraliteitsmodel van Laïcité, naar een multicultureel staatsmodel.

”De multiculturele staat probeert alle godsdiensten op gelijke wijze te ondersteunen. Dat is een problematisch model omdat het altijd maar een beperkte hoeveelheid godsdiensten privileges kan verschaffen en ook omdat het feitelijk discriminatoir is naar niet gelovigen.”

Het multicultureel staatsmodel gaat daarnaast uit van de gelijkwaardigheid van culturen. Maar, zo verwoordt filosoof Paul Cliteur prachtig, “culturen kunnen niet gelijkwaardig zijn, juist omdat mensen dat wel zijn”. In een multicultureel staatsmodel worden niet individuen, maar culturen gesteund door de overheid. Individuele vrijheid gaat gebukt onder collectivistische belangen van culturen.

Dat het EHRM het multiculturele staatsmodel onderschrijft blijkt uit de positie waar het de grens trekt tussen vrijheid van meningsuiting en de bescherming van godsdienstvrijheid. Het EHRM steunt het Oostenrijkse Hof in dat

“The permissible limits were exceeded where criticism ended and insults or mockery of a religious belief or person of worship began.”

Dat suggereert dat er geen plaats meer is voor satire over religie en – belangrijker nog – dat er geen plaats meer is voor kwetsende waarheden. Een verstikkende en verschrikkende gedachte.

Dat er geen hoger beroep mogelijk is tegen de uitspraak van het EHRM maakt deze kwestie extra pijnlijk. Wanneer Nederland zich actief uitspreekt tegen deze uitspraak zullen critici wijzen op de scheiding der machten. De wetgever dient niet op de stoel van de rechter plaats te nemen. Nederland moet duidelijk zijn in wat het van Europa wil: verwijdering of aanpassing van artikel 9 van het EVRM, zodat godsdienstvrijheid niet meer afzonderlijk wordt beschermd, maar onder artikel 10 van het EVRM (vrijheid van expressie) valt.