Direct naar artikelinhoud
Amerikaanse verkiezingen

Wat kunnen de Democraten leren van de midterms om in 2020 wél echt te winnen?

De halve zege bij de midterms was het makkelijke deel voor de Democraten. Nu moeten ze gaan nadenken, stelt Amerika-correspondent Michael Persson. Wie zijn ze echt? En hoe vinden ze de weg terug naar het Witte Huis?

Beto O'Rourke, de Democratische kandidaat voor een senaatszetel, tijdens zijn campagne.Beeld Getty Images

De Amerikaanse verkiezingen van dinsdag hebben de Democratische partij een duidelijke halve overwinning opgeleverd: ze veroverden zo’n 36 zetels en kregen daarmee een meerderheid in het Huis van Afgevaardigden. Daarmee vormt het blok vanaf 1 januari een belangrijke begrenzing voor de bewegingsvrijheid van president Donald Trump.

Het was loon naar werken. In bijna alle 435 districten van het land had zich een Democraat kandidaat gesteld, terwijl de partij zich tot twee jaar geleden in tientallen van die gebieden helemaal niet meer liet zien en de overwinning bij voorbaat weggaf. Nu wonnen de Democraten ook kansloos geachte zetels in bijvoorbeeld Oklahoma en South Carolina. In New York ging Trump-bolwerk Staten Island naar een Democraat.

De Senaat blijft zoals verwacht in handen van de Republikeinen, maar de ­Democraten geven zich nog niet overal gewonnen. In Arizona heeft Kyrsten ­Sinema de koppositie in haar race overgenomen, Florida lijkt uit te draaien op een hertelling, en Mississippi wordt pas in een tweede ronde beslist. In Georgia wacht de zwarte gouverneurskandidaat Stacey Abrams met haar overgave ‘tot elke stem geteld is’.

In Texas verloor de charismatische Beto O’Rourke zoals verwacht van de ­zittende Republikeinse senator Ted Cruz, maar het verschil was zo klein dat er in de tweede helft van de week hardnekkige hoop op hem werd gevestigd: zou Beto zich, ­ondanks zijn steevaste ­bewering zich na twee jaar campagne op zijn gezin te willen richten, kandidaat gaan stellen voor het presidentschap?

Energie nog niet  weggeëbd

Het zijn allemaal tekenen dat de energie die de Democraten dit jaar heeft voortgestuwd, voorlopig nog niet is weggeëbd. Maar nu is de vraag: hoe gaan ze die kanaliseren?

Het grote verschil tussen de parlementsverkiezingen van deze week en de presidentsverkiezingen over twee jaar is dat ruim vierhonderd verschillende ­gezichten van de partij straks in één persoon moeten worden verenigd. Omdat elk district en elke staat zijn eigen kandidaat afvaardigt, kunnen die kandidaten worden afgestemd op de lokale kiezers. Een Alexandria Ocasio-Cortez in New York heeft een veel linksere agenda dan een Kendra Horn in Oklahoma. Op de rechterrand van de partij zit een Joe Manchin in West Virginia, die regel­matig met de Republikeinen meestemt.

De progressieve golf viel dinsdag tegen: slechts zeven van de 26 verkiesbare ‘Justice Democrats’ , volgelingen van Bernie Sanders à la Ocasio-Cortez, kwamen winnend over de eindstreep. Maar met hun aanstekelijke campagnes wisten ze wel veel activistische energie los te krijgen in de partij, die ook de meer gematigde kandidaten kan hebben geholpen.

Willen de Democraten in 2020 winnen, dan moeten ze iemand zien te vinden die de verschillende facties van de partij geloofwaardig achter zich kan krijgen. Iemand met een gezicht en een strategie, iemand die geld en enthousiasme kan losmaken, en dan ook nog iemand die Trump tegenspel kan bieden in de controle van de media-agenda.

 Zeker twintig gegadigden

Dat is een zeldzaam grote opgave, maar paradoxaal genoeg lijken meer ­Democraten dan ooit zich daartoe in staat te achten. Officieel heeft zich slechts één serieuze kandidaat gemeld, maar er zijn zeker twintig gegadigden die interesse hebben getoond en soms zelfs al voorbereidingen treffen voor een campagne – ze verzamelen medewerkers en laten zich opvallend veel in staten zien waar in de voorverkiezingen de eerste slagen moeten worden binnen­gehaald.

Wat namen: de senatoren Kamala Harris (Californië), Cory Booker (New Jersey), Bernie Sanders (Vermont) en Elizabeth Warren (Massachusetts), de miljonairs Michael Bloomberg en Tom Steyer, de Obama-alumni Joe Biden, Eric Holder, Julian Castro en, ja, Hillary Clinton, en burgemeesters Eric Garcetti (Los Angeles) en John Hickenlooper (Denver). En niet te vergeten Michael Avenatti, de advocaat die het afgelopen jaar steeds opdook als iemand het wilde opnemen tegen de huidige president.

 ­Tegenstellingen in de partij overbruggen

Ze hebben allemaal wat, en ze hebben ook allemaal wat niet. Wie ze zo op een rijtje ziet, kan zich voorstellen waarom zoveel mensen achter de schermen een beroep doen op O’Rourke: hij lijkt de ­tegenstellingen in de partij het best te kunnen overbruggen, met een naturelle uitstraling die zowel progressief als gematigd kan overkomen. Een ideale schoonzoon op de barricaden.

Maar waar de Democraten vooral ook naar op zoek zullen moeten gaan, is een verhaal dat daarbij hoort. De afgelopen verkiezingen hadden ze voldoende aan losse thema’s, zoals de hoge kosten van de gezondheidszorg (in de voorsteden) maar dat is niet per se een thema dat over twee jaar ook nog zoveel mensen overtuigt – omdat de wond met wat pleisters kan zijn toegedekt. En de meest linkse thema’s, zoals afschaffing van immigratiedienst ICE, zullen meer kiezers afschrikken dan aanlokken.

Wat wordt het economische verhaal, bijvoorbeeld? Gaan de Democraten door op neoliberale voet, of komt er een sterkere overheid, zoals in de eerste naoorlogse decennia? Hoe pakken ze de on­gelijkheid aan, de bevroren opwaartse mobiliteit, en ja, de immigratie?

Elk van die onderwerpen heeft bij­gedragen aan de onvrede die Trump naar het Witte Huis stuwde. En aanngezien hij niets heeft gedaan om die onvrede te verminderen, kan die hem over twee jaar weer een heel eind brengen. Het wachten is op het Democratische antwoord.