Oekraïens gezin mag vierde asielaanvraag niet in Nederland afwachten

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 juli 2018 terecht besloten dat een Oekraïens gezin een vierde asielprocedure niet in Nederland mag afwachten. Dat heeft de voorzieningenrechter vandaag beslist

De ouders zijn naar eigen zeggen in 2001 Nederland binnengekomen en woonden sindsdien zonder verblijfsvergunning in Nederland. Tijdens dat verblijf zijn hun kinderen hier geboren. De ouders hebben sinds 2013 drie asielaanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. Kort voordat het gezin op 7 juli 2018 zou worden uitgezet naar Oekraïne hebben ze een vierde asielaanvraag ingediend.

De staatssecretaris heeft op 7 juli 2018 besloten dat zij de uitkomst van deze aanvraag niet in Nederland mogen afwachten. Het gezin is vervolgens op 7 juli 2018 uitgezet naar Oekraïne. Het gezin is het niet eens met dit besluit en heeft daartegen bij de staatssecretaris bezwaar gemaakt. Het gezin heeft de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat zij alsnog de uitkomst van de vierde asielprocedure in Nederland mogen afwachten. De ouders en de dochter zijn nu in Oekraïne. De twee zoons zijn inmiddels weer in Nederland.

De staatssecretaris kan bepalen dat een vreemdeling de beslissing op zijn asielaanvraag niet in Nederland mag afwachten. Daarvoor moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. De eerste voorwaarde is dat sprake is van een tweede herhaalde asielaanvraag terwijl een eerdere herhaalde asielaanvraag definitief is afgewezen. Aan deze voorwaarde is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan.

De tweede voorwaarde is dat de vreemdeling bij de nieuwe asielaanvraag geen nieuwe relevante informatie heeft verschaft. De vertegenwoordiger van het gezin voerde onder andere aan dat er psychische problemen zijn bij de oudste zoon en de dochter. Volgens de vaste rechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter, zijn dergelijke problemen niet relevant bij de beoordeling van een asielaanvraag.

Verder voerde de vertegenwoordiger aan dat de kinderen in Nederland geboren zijn, nooit in Oekraïne hebben gewoond en de taal niet spreken. Ook dit is niet relevant in deze vierde asielprocedure. Deze omstandigheden zijn bovendien al eerder naar voren gebracht en beoordeeld en dus niet nieuw. Daarom is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook aan de tweede voorwaarde voldaan. Dat betekent dat de ouders en hun dochter niet naar Nederland mogen komen om alsnog de beslissing op hun vierde asielaanvraag hier af te wachten. Ook de twee zoons, die nu weer in Nederland zijn, mogen de beslissing op hun vierde asielaanvraag niet hier afwachten.