Christenen die asielzoekers in huis nemen zijn liever barmhartig dan gehoorzaam
Utrecht
Met een permanente kerkdienst proberen gelovigen te voorkomen dat Hayarpi Tamrazyan, haar ouders en broer en zus worden uitgezet naar Armenië. De Gereformeerde Kerk vrijgemaakt in Katwijk stond daarmee opeens in de schijnwerpers. Inmiddels heeft de Protestantse Kerk Den Haag het stokje overgenomen (zie bericht pagina 7). Ondertussen zijn er ook veel christenen die uit het zicht asielzoekers opvangen. Van de Randstad tot de uithoeken van de noordelijke provincies.
vakantiehuisje
Marco Buitenhuis kan een heel rijtje christenen opnoemen die asielzoekers hebben opgevangen in huis. Hij is vrijgemaakt-gereformeerd predikant in Noardburgum en zette zich eerder dit jaar in voor een Afghaans gezin dat op de valreep niet werd uitgezet. Hij kent een collega die mensen opvangt. En er zijn mensen die een vakantiehuisje hebben, of een leegstaande woonboot, waar ze asielzoekers kunnen huisvesten. Of ze geven mensen in eigen huis onderdak.
Ook in de Noordoostpolder vinden asielzoekers heenkomen bij onder anderen kerkleden. Martine de Kimpe uit Emmeloord somt op: een vrouw uit Irak woont bij een gezin, een vrouw uit Pakistan bij andere mensen, op een boerderij worden zelfs verscheidene mensen opgevangen. ‘Het gebeurt in mijn omgeving steeds vaker’, ziet ze. ‘Je kunt mensen toch niet zomaar op straat zetten? Zeker niet als ze bij je in de kerk zitten. Er is hier bovendien geen voorziening voor bed, bad en brood.’
In haar kerk denken mensen heel verschillend over deze vorm van opvang, merkt De Kimpe. Voor haar weegt de bijbelse opdracht vreemdelingen op te vangen zwaarder dan het gebod de overheid te gehoorzamen.
Ze plaatst overigens wel een kanttekening: ‘We kijken altijd of er nog een procedure mogelijk is. Anders geef je valse hoop.’ Omdat ze zelf al heel actief is in het vluchtelingenwerk, nemen zij en haar man alleen kortdurend en bij uitzondering een asielzoeker in huis. ‘Anders wordt het te veel. Ook de gezinnen die mensen in huis hebben, krijgen steun van andere mensen uit de kerk.’
Wereldhuis
De Utrechtse organisatie STIL speelt een sleutelrol bij het organiseren van opvang, zorg en juridische bijstand voor asielzoekers. Het is geen christelijke organisatie, maar veel christenen die bereid zijn opvang te verlenen, staan er ingeschreven. Daarnaast is er in Amsterdam het Wereldhuis, een kerkelijk initiatief dat uitgeprocedeerde asielzoekers huisvest.
corebusiness
In die stad staat ook het Jeannette Noëlhuis, een leefgemeenschap van Catholic Worker. Daar is de opvang van vluchtelingen al vele jaren de corebusiness, vertelt bewoner Daan Savert. ‘Ze komen hier bijvoorbeeld via STIL of het Leger des Heils’, vertelt hij. Het Noëlhuis staat in een christelijk-anarchistische traditie. ‘Wij vinden dat het koninkrijk van God vóór het koninkrijk der Nederlanden gaat’, licht Savert toe.
‘Dat christenen vluchtelingen helpen is geen nieuw verschijnsel’, zegt John van Tilborg, directeur van de christelijke hulporganisatie Inlia. ‘Maar de frequentie waarin het gebeurt, wisselt wel.’ Dat heeft te maken met veranderingen in het regeringsbeleid, zegt hij. Dat gezag van de overheid uit Romeinen 13 moet wel functioneren. Zo niet, dan is het aan de kerk om de overheid daarop aan te spreken.
‘Profetisch’, noemt Karel Jungheim dit. Hij werkt bij Kerk in Actie, de diaconale organisatie van de Protestantse Kerk in Nederland. ‘Wij bepleiten dat die bed-bad-broodvoorzieningen overal adequaat functioneren.’ Of die voorziening er is, verschilt echter van plaats tot plaats. Waar het niet gebeurt, komen mensen zonder verblijfsstatus die niet terug kunnen of willen, op straat te staan. Daar komt bij dat de overheid nu zelf asielzoekers van hun bed licht en op het vliegtuig zet.
De angst voor uitzetting maakt dat asielzoekers vaker aankloppen bij kerken en vrijwilligers. En die mogen opvang bieden. ‘Het is niet illegaal’, legt Jungheim uit. ‘Je voldoet aan de wettelijke verplichting als je vooraf meldt dat je iemand nachtverblijf biedt’, vult Van Tilborg aan.
‘ik was vreemdeling’
Tegenover de tekst in Romeinen 13, waar staat dat iedereen het gezag van de overheid moet erkennen, staan de woorden van Jezus, in Matteüs 25: ‘Ik was vreemdeling, en jullie namen Mij op.’ Als de mensen zich dan afvragen wanneer ze dat deden, antwoordt Hij: ‘Alles wat jullie hebben gedaan voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.’
‘Dat zijn Jezus’ eigen woorden. Dat maakt het een zwaar gebod’, zegt Van Tilborg. ‘Het raakt zó de ziel van wie we zijn als christen, dat trekken we ons allemaal aan. Dat je de overheid moet respecteren, ontslaat je niet van de verantwoordelijkheid om te zien naar iemand die in de greppel ligt.’
grenzen aan opvang
Ondanks dat gebod is Van Tilborg geen voorstander van opvang door particulieren. Inlia geeft dan ook het advies om dat niet te doen als het niet nodig is. ‘Mensen hebben vaak geen kennis over wie ze in huis halen. We vrezen dat nogal eens wordt onderschat hoeveel asielzoekers een trauma hebben. Alleenstaande vrouwen komen nu niet meer de zee over zonder verkracht te worden. Mensen hebben bombardementen meegemaakt, last van een posttraumatische stressstoornis, ga maar door.’
‘Het vraagt veel van mensen om zo iemand te begeleiden’, constateert Van Tilborg. ‘Je moet bijvoorbeeld goede afspraken maken over privacy, over koken. Eet je samen, of juist niet? Deel je de badkamer? Ik word regelmatig gebeld door mensen die iemand in huis hebben opgenomen, maar niet weten hoe het verder moet.’ <
Zwanny Visser woont met haar man Eelke in Musselkanaal in Huize Plexat, vlak bij vrijheidsbeperkende locatie Ter Apel.
Hoe bent u begonnen asielzoekers in huis te nemen?
‘In 2005 namen we een gezin in huis dat op straat was gezet. We vinden het heel fout dat asielkinderen op straat of in de gevangenis terechtkomen. We hebben daar ook tegen geprotesteerd. Er zijn politici bij ons over de vloer geweest, die zeiden dat ze het met ons eens waren. Maar in de Tweede Kamer stemden ze vervolgens toch weer anders. We zijn gestopt toen er in 2011 een kinderpardon kwam en alle kinderen met wie wij contact hadden een verblijfsvergunning kregen. Hoe de situatie nu is, weten we niet zo goed.’
Wat motiveerde u om dit te gaan doen?
‘We schaamden ons dat we Nederlanders zijn. Het beleid is volkomen willekeurig. De een mag blijven, de ander niet. We kennen ook het voorbeeld van iemand die aangemoedigd werd zijn paspoort naar Nederland te laten opsturen. Dan kon hij zijn identiteit aantonen en zou hij mogen blijven. Toen hem dit was gelukt en hij zijn paspoort liet zien, zeiden ze: mooi, nu hebt u een reisdocument en kunnen we u uitzetten. Dat soort dingen zijn zo intens gemeen.’
Loopt u tegen praktische zaken aan?
‘Soms wel, bijvoorbeeld als we moslims in huis hadden. Een asielzoeker, Abbas, bad vijf keer per dag en pakte daarvoor elke keer een schone badhanddoek uit de kast. Ik heb hem gezegd dat dat echt niet kon. We hebben duidelijke regels, omdat we ook pleegkinderen in huis hadden. Iedereen moet zich daaraan houden.’
Japke de Kraker en haar man Krin vangen asielzoekers op in hun huis in Goutum.
Hebt u nu een asielzoeker in huis?
‘Ja. Een Afghaanse jongen die een herziene aanvraag doet voor een verblijfsvergunning en een uitgeprocedeerde Iraanse jongen. Als het nodig is, vangen we illegale bekeerlingen op. We hebben goede contacten met christelijke advocaten. We vangen de laatste jaren alleen incidenteel mensen op; in het verleden bleven ze meestal vier maanden, soms korter, soms langer. Het langst bleef een jongen uit Ethiopië, een half jaar.’
Wist u waar u aan begon?
‘We hebben eigenlijk altijd gezegd: Here, we kunnen het niet alleen. Het is te vergelijken met de komst van onze pleegdochter, een meisje met een handicap. Als die roep op je afkomt, probeer je het gewoon.’
Hoe regelt u dat praktisch?
‘Ze eten met ons mee en helpen bij het koken. We zitten hier soms met meer mensen aardappels te schillen. Het is ingewikkelder als iemand naar de dokter moet. Een man die bij ons in huis verbleef, werd in het ziekenhuis geopereerd, maar toen hij naar huis mocht, kreeg hij geen nazorg. Ik heb een vriendin die verpleegkundige is. Zij kon helpen.’
Is het eigenlijk vol te houden?
‘Je moet er rekening mee houden dat je zelf energie overhoudt. Bij de laatste illegale jongen die we in huis hadden zijn we eigenlijk stukgelopen. We hadden allerlei regels gemaakt: dat hij thuis was als we gingen eten en het ‘s avonds niet later zou maken dan 22.00 uur. Maar dat werkte niet. Hij had borderline en bleef in zijn slachtofferrol. Hij zei dat het onze schuld was dat hij geen verblijfsvergunning kreeg.’
Tineke Zijlstra is dominee in de Protestantse Kerk in Nederland. In 1992 ving ze voor het eerst een asielzoeker op.
Hoe bent u erop gekomen dit te doen?
‘Ik las in Hervormd Nederland dat er een pleeggezin gezocht werd voor een Eritrese minderjarige asielzoeker, Emanuel. Mijn man vond het goed, maar mijn moeder had bedenkingen. Waar begin je aan, zei ze. Maar ik zei: kijk naar zijn naam, “God met ons”. Daar kon ze niets tegen inbrengen. Hij heeft vier jaar bij ons gewoond. Later, toen ik weduwe was, heb ik me aangemeld bij STIL. Ik heb wel gezegd dat ik alleen vrouwelijke asielzoekers wil.’
Wat motiveert u?
‘De Bijbel zegt hierover: “Zonder het te weten hebt gij engelen geherbergd.”
Ik weet dat ik tegen de overheid inga, maar ik zou het zo weer doen. Sommige asielzoekers zijn hier al zo lang, er kleeft zo veel onrecht aan. Ik hoop wel dat de asielprocedure korter wordt, maximaal een jaar. En ik ben voor een ruimhartig asielbeleid. Maar als mensen geen kans hebben om hier te blijven, moet ik daarover ook eerlijk zijn. Als er geen procedure meer mogelijk is, help ik ook mee bij het vertrek van een asielzoeker. Dan probeer ik met zachte hand en een arm om de schouder mensen te overtuigen.’
Is het ingrijpend om iemand in huis te nemen?
‘Zeker. Het is een keer gebeurd dat ik ‘s morgens op eerste kerstdag mijn preek wilde afronden, maar dat de hele keuken al rook naar olie. De vrouw die ik in huis had, was aan het koken voor een groep. Toen heb ik toch maar bij het koken geholpen. Met die preek kwam het wel goed.’