Cassini verging volgens planning vorig jaar op Saturnus, aan het einde van een jarenlange missie.
Aan het einde van de ruimtereis scheerde de ruimtesonde meer dan twintig keer dicht langs de planeet en onder de ringen door. Met die duikvluchten wilden wetenschappers ontdekken waar de bovenkant van de atmosfeer van Saturnus uit bestaat en hoe die reageert op materiaal dat afkomstig is uit de ringen.
Wetenschappers hadden al een vermoeden van de opvallende regenbuien, maar die blijken groter te zijn dan ze dachten. "De regen is eerder een wolkbreuk'', aldus een van de onderzoekers. Het gaat om een mengsel van waterijs en organisch materiaal.
Ruimtesonde is 21 jaar geleden gelanceerd
De Cassini was in 1997 gelanceerd. Na zeven jaar kwam hij aan bij Saturnus en zijn minstens 62 manen. De sonde ontdekte daar onder meer oceanen op de Saturnusmaan Enceladus en zeeën van vloeibaar methaan op de maan Titan. Bij zijn ondergang vloog de sonde de dampkring van Saturnus binnen, waar hij uit elkaar viel.
In de laatste momenten verrichtte de sonde nog allerlei metingen, op een plek waar de mensheid nog nooit was geweest.
Vluchtleiding wilde crash voorkomen
De ondergang was nauwkeurig voorbereid. De vluchtleiding besloot de sonde te laten vergaan, omdat de brandstof aan boord (plutonium) langzaam opraakte.
De crash voorkwam dat de sonde ooit stuurloos zou inslaan op een van de manen van Saturnus. Daar zijn misschien sporen van leven te vinden. De vluchtleiding wil die niet radioactief vervuilen.