Voor de buitenstaander moet het een buitenwereldlijke ervaring zijn geweest, die Algemene Politieke Beschouwingen van vorige week. Hij zag de oppositie op soms schrille toon het ene na het andere argument van de minister-president voor afschaffing van de dividendbelasting onderuit halen. Nee, het komt het vestigingsklimaat van Nederland niet ten goede. Nee, het kan Britse aandeelhouders geen moer schelen. Nee, het gaat Nederlandse ondernemingen niet beschermen tegen overnames. Nee, het gaat de op sterven-na-dode beurs van Amsterdam geen nieuw leven inblazen. En ja, alleen het Unilever van Paul Polman heeft er wat aan.

Om hem vervolgens geen millimeter te zien bewegen. Zeker als hij was van de kadaverdiscipline die de chief whips van de coalitiepartijen – Seegers, Buma en Pechtold – over hun fracties hadden uitgerold. Een parodie op democratie, had Marianne Thieme het begin september genoemd. En dat herhaalde ze vorige week: geen leervermogen, geen gewetenswroeging, zelfs niet bij partijen die daar in een eerdere fase van hun bestaan wel blijk van hadden gegeven. En er is maar één manier om dat zichtbaar te maken: laten zien dat er geen goede argumenten voor de voorgenomen maatregelen zijn. Wat dat betreft is de opstelling van Baudet van vrijdag politiek parasitisme van de bovenste plank: hij heeft zijn afkeurende geste alleen kunnen maken dankzij het ontmaskeringswerk van zijn collega’s.

Maar goed: het was inderdaad het absolute tegendeel van de ideale gesprekssituatie waarnaar het politieke debat volgens de Duitse sociale filosoof Jürgen Habermas zou moeten streven. Niet het meest overtuigende argument zegevierde vorige week, maar de botte machtspolitiek van een minister-president die er tijdens ondemocratische coalitieonderhandelingen een belastingdouceurtje van jewelste voor zijn voormalige werkgever doorheen heeft weten te jassen waar geen kiezer ooit mee zou hebben ingestemd.

Onze buitenstaander zal nimmer kunnen begrijpen hoe een ervaren politicus als onze minister-president zo lichtzinnig heeft kunnen omgaan met het maatschappelijk gezag van zijn functie. Wie na vijf jaar recessie door roekeloos bezuinigen twee miljard euro weggeeft aan een handvol buitenlandse schatkisten om een privévriendje te plezieren heeft namelijk lak aan de kiezer en het instituut van de parlementaire democratie. En dat kan alleen maar omdat onze politicus weet dat hij bij de volgende verkiezingen toch het veld heeft geruimd en er door de kiezer dus nooit meer op afgerekend zal kunnen worden: après moi le déluge.

Je gebruikt een netter woord om iets vuigers mee aan te duiden

Dat was niet het enige buitenwereldlijke aan de beschouwingen. Oppositie en kabinet leken elkaar toch te vinden in oranjegevoel. Waar de minister-president een ingewikkeld betoog in elkaar knutselde dat begon met de afschaffing van de dividendbelasting en eindigde met het beschermen van Nederlandse multinationals tegen buitenlandse roofridders, daar begon de oppositie met het oranjegevoel om te eindigen met een afwijzing van die afschaffing van de dividendbelasting.

Het illustreert hoe het orangisme van de een niet het orangisme van de ander is. Terwijl het hart van de oppositie vooral oranje kleurt als het gaat om werkgelegenheid, bedrijvigheid en belastinginkomsten gebeurt dat bij de minister-president als hij denkt aan vluchtkapitaal, belastingontwijking, brievenbusmaatschappijen en het rovershol dat Zuidas heet.

Die hele discussie over het zogenaamde vestigingsklimaat heeft met werkgelegenheid en belastingafdrachten geen mallemoer te maken. Nederlandse multinationals hebben in twintig jaar tijd hun werkgelegenheid met viervijfde verminderd en betalen belastingpercentages die een fractie zijn van wat er in het wetboek staat. En wat naar binnen komt, vestigt zich niet hier omdat wij zo betrouwbaar zijn, zo goed Engels spreken of zo koopkrachtig zijn, maar omdat wij zulke verrekt goede fiscalisten hebben, zulke goed in elkaar getimmerde brievenbusjes en ons ministerie van Financiën multinationale belastingmigranten zo’n ongekend warm welkom heet.

Het heet een hondenfluitje in het Amerikaans. Je gebruikt een ander, netter woord om iets vuigers, controversiëlers mee aan te duiden. Dijkhoff deed het door voor te stellen in ‘probleemwijken’ dubbel te straffen. Voor iedereen was duidelijk dat hij – vrij naar Oudkerk – ‘kutmarokkaantjes’ bedoelde. De minister-president doet hetzelfde als hij het over het Nederlandse vestigingsklimaat heeft. Oppositie en kabinet zeggen oranje maar horen het tegenovergestelde.