Spring naar de content
bron: ANP

Hoe we de dood wanhopig proberen uit te sluiten

In de Volkskrant schreef redacteur Fokke Obbema dit weekend een indringend en prachtig geschreven verhaal over zijn bijna-dood. De zelfverklaarde fitte vijftiger werd vorig jaar getroffen door een hartstilstand. Adequaat ingrijpen van zijn geliefde en hulpdiensten zorgen ervoor dat Obbema zijn ‘evendoodervaring’ overleeft. Sterker nog, hij hield geen blijvende lichamelijke schade over. Wel krijgt de journalist te maken met geestelijke kwellingen. Een zoektocht naar de reden van de hartstilstand, het schuldgevoel omdat de jongere collega-journalist Joost Karhof wel overleed en het verlies van de illusie van de controle over het bestaan. Obbema vertelt ook dat hij naar zijn hartstilstand bepaalde zaken (koken, schrijven, mediteren, het buurtkrantje) meer is gaan waarderen en dat zijn vrouw hem ‘leuker’ vond.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tim Jansen

De intense beleving van en waardering voor alledaagse zaken. Je niet langer druk maken om wissewasjes. Talloze keren heb ik het terug zien komen in interviews met mensen die aan de dood zijn ontsnapt. In theorie weten we allemaal wat belangrijk is in het leven, maar blijkbaar vergt het de bijna-dood om het messcherp te zien. De eindigheid als zeef voor de waardevolle dingen in ons bestaan. Hoe vaak ik dergelijke verhalen ook lees, ze laten telkens een diepe indruk achter. Waarom? Als zelfpsycholoog van de koude grond link ik het weleens aan de vroegtijdige dood van mijn vader. Dat hij slechts 30 werd heeft mij jong bewust gemaakt van de gebrekkige controle over het bestaan. Al staat een mens zonder vroegdode ouder natuurlijk niets in de weg om de eindigheid van het bestaan te begrijpen of zelfs te omarmen. Door zijn vroege overlijden en de afwezigheid van tastbare herinneringen heeft zich in mijn geest nooit een vader kunnen nestelen, hoogstens de vage contouren van wat een vaderschap in zou kunnen houden.

Hoewel ik hoop de vreugde van het vaderschap ooit te mogen proeven, vrees ik soms de angsten die het (vermoedelijk) met zich meebrengt. Concreet: de angst dat jouw kinderen iets vreselijks kan overkomen. Obbema schrijft naar aanleiding van zijn ervaringen over zijn vernieuwde houding tot de dood en verbaast zich over de geringe aandacht voor de dood.  “Voor een wezenlijk onderdeel van ons bestaan schermen we ons zoveel mogelijk af – ik heb het over de dood. Bij voorkeur denken we niet aan haar, alsof ons bestaan eeuwig voortduurt.” Toen ik dit las moest ik onwillekeurig aan het tragische ongeval in Oss denken.

Direct na het ongeval klonk van diverse kanten een oproep om de Stint – de elektrische bolderkar waarin de kinderen werden vervoerd – te verbieden. Zeker nadat bleek dat twee adviesorganen over verkeersveiligheid kanttekeningen hadden geplaatst bij het apparaat inzake de breedte en rijopleidingen. Komt deze begrijpelijke verbiedreflex voort uit het verlangen om de eindigheid van ons bestaan te ontkennen? Pogen we ons af te schermen voor de dood door hem wanhopig proberen uit te sluiten? Bij het lezen van de adviesrapporten viel mij op hoe uitvoerig en uitgebreid risico’s van nieuwe producten worden getest en onderzocht in Nederland. Soms wordt ons land schertsend omschreven als een rubberentegelparadijs. Zelf noem ik het liever, in navolging van Obbema over de toegesnelde hulpdiensten, een prachtland. Met de tragische toevoeging dat ook in een prachtland de onrechtvaardige dood om de hoek huist. Er rest ons niets dan zoveel mogelijk te genieten van het leven.

Onderwerpen