Reportage: Politiespeurwerk op het web, maar geen Big Brother

Twee dames in Groningen krijgen politiebezoek na een oproep op hun Facebookpagina om te protesteren tegen de gaswinning. Het leidt tot woedende reacties: werkt de politie als Big Brother, die online burgers permanent monitort? Nee, absoluut niet, zegt Mariëlle Verberk, hoofd van de afdeling Regionale Informatie bij de politie Noord Nederland: ,,Wij mogen én willen niet grenzeloos grasduinen.’’

9 januari 2018, Groningen. Agnes Voorintholt schrikt als ’s avonds geüniformeerde agenten aan de deur staan. Die willen van de vrijwilligster van het Groninger Gasberaad weten wat de acties ‘Vertel ’t Wiebes zelf!’ en ‘Bier gooien naar de NAM’ inhouden. Die acties stonden aangekondigd op háár pagina, ze had ze ‘geliked’, toch?

Een storm steekt op: wat is dit voor ‘intimiderend’ bezoek, ontzegt de politie burgers de mogelijkheid om te demonstreren? Worden actiekringen permanent online in de gaten gehouden? Wat de politiewoordvoerders ook twitteren om de gemoederen te bedaren, de storm gaat pas na een paar dagen liggen.

Maar de vragen bijven: hoe monitort de politie de onlinewereld? Hoe ver gaat dat? Heeft de politie speciale software? Dagblad van het Noorden stelt ze aan Mariëlle Verberk, hoofd van de afdeling Regionale Informatie bij de politie Noord Nederland: ,,We zijn transparant, hebben niks te verbergen’’, zegt ze in het politiebureau in Drachten.

Naast haar zit Jan Douwe Grevink, ‘Operationeel Specialist A, coördinator Open Source Intelligence’.

De enige geüniformeerde aanwezige is Aschwin Kat,verantwoordelijk voor het Real Time Intelligence Centre: de afdeling die alle noodmeldingen voorziet van informatie die online snel valt op te zoeken. Wel zo handig als collega’s met loeiende sirenes naar een incident rijden.

Verberks afdeling telt 75 collega’s. De afdeling maakt deel uit van de Dienst Regionale Informatie Organisatie (DRIO), die bestaat uit zo’n 250 collega’s. Alle elf politie-eenheden in het land hebben zo’n club. Haar medewerkers zitten door de hele eenheid verspreid, van analisten tot medewerkers op de meldkamer. Ze doen niet aan ‘online spionage’, maar zorgen dat alle beschikbare informatie wordt gebruikt voor het dagelijkse politiewerk. Van het opstellen van risico-analyses rondom evenementen, het beantwoorden van informatieverzoeken, tot de monitoring bij grote incidenten, zoals een storm of explosie. „Naast informatie uit de politiesystemen, wordt informatie uit open bronnen voor alle soorten werkzaamheden steeds belangrijker.”

Vier categorieën

Ruwweg valt het ‘online monitoren’ uiteen in vier categorieën: permanente zoekslagen op steekwoorden, het zoeken van informatie over incidenten, het signaleren en monitoren van nieuwe trends (zoals horrorclowns, gevaarlijke kinderspelletjes als het inslikken van wastabletten), het signaleren van ophef op social media over bijvoorbeeld gaswinning of het windmolendebat en als laatste: het voorbereiden en monitoren van grote evenementen, zoals Koningsdag of protestacties als Code Rood.

Verberk: ,,Denk nou niet dat de politie online alles ziet. Dat is een illusie. Dat is op straat ook niet zo. Dus, áls je online iets tegenkomt dat mogelijk interessant is voor ons, meld het dan. Bovendien zijn we gebonden aan strenge wetten en regels, we mogen online niet zomaar alles doen.’’

Door de privacyregels en -discussie kan de politie online steeds minder effectief zoeken. Waar tot voor kort bijvoorbeeld alle Facebookaccounts wagenwijd openstonden, staan ze inmiddels meest op privé. ,,Dan kunnen wij ook niets zien.’’ Dicht is dicht, óók voor de politie.

Door permanent het web af te tasten met steekwoorden zoals ‘storm’, ‘ongeval’ of ‘paniek’ houdt het team de thermometer in de Noordelijke samenleving. Het team gebruikt daarvoor zelf geschreven én commercieel vrij verkrijgbare zoektools en apps, die breed worden gebruikt om te zoeken in open bronnen.

Verwacht geen ‘spionage-achtige activiteiten’, benadrukt Verberk. Haar team doet niks meer dan slim zoeken om informatie die online beschikbaar is te gebruiken voor het politiewerk. Open bronnen, dus, in combinatie met gegevens uit gesloten politiesystemen, dat dan weer wel.

Ingeperkt door wetgeving

Online handig zijn, dat mag ook worden verwacht van de politie, zegt Verberk, maar dat zijn beslist geen Big Brother-achtige toestanden: ,,Wij kunnen én willen niet grenzeloos grasduinen in open bronnen. Wij worden ingeperkt door wetgeving. Bovendien nemen de marktpartijen in toenemende mate hun verantwoordelijkheid als het gaat over privacybescherming van hun gebruikers. Dat beperkt onze mogelijkheden om privacygevoelige informatie te kunnen zien. Burgers zelf zijn steeds meer veiligheidsbewust online en schermen hun gegevens beter af. Dan is er ook nog onze eigen professionaliteit: we zijn ons bewust van onze rol in de maatschappij en willen de privacy van burgers niet schenden als daar geen of onvoldoende aanleiding toe is. We gaan daar niet lichtvaardig mee om.’’

Maar de regels over wat de politie online mag doen zijn nog lang niet uitgekristalliseerd. Verberk illustreert dat met een politiehandboek voor de opsporingspraktijk, uit 2013, daarin staat nog slechts één pagina in over het online zoeken. ,,Zo jong is dit gebied.’’

De grens is ruwweg aangegeven, zegt Jan Douwe Grevink: ,,Je moet een verdenking hebben om iemand online na te trekken. Als het stelselmatig wordt, heb je toestemming nodig van de officier van justitie.’’

En dus overlegt Grevink geregeld met de verantwoordelijke officier of het proportioneel is om iets online te doen. ,,Een ‘like’ is geen aanleiding om iemands doopceel te lichten. Al snel is toestemming nodig van een officier. Om iemand te gaan ‘monitoren’ zijn echt zware redenen nodig, en overleg met het Openbaar Ministerie. Net zoals het bij het aftappen van een telefoon, zijn er strenge voorwaarden voordat je online vergaande bevoegdheden in kan zetten.’’

Grevink geeft een praktijkvoorbeeld. ,,Er komt een bericht online voorbij, waarin iemand zegt dat hij een conflict gaat oplossen, ‘maar niet zonder pistool’. Als je dat leest, moet je er iets mee, net zoals je zou optreden als je zoiets op straat hoort. Als we op Facebook een filmpje zien hoe iemand een pistool doorlaadt, dan geeft de officier van justitie akkoord om uit te zoeken wie dat is.’’ De politie viel om deze reden zaterdagnacht 13 januari van dit jaar binnen bij een woning in Heiligerlee.

,,Het is slim zoeken, geen trucjes, geen speciale bevoegdheden. Het draait vooral om nieuw vakmanschap: weten wat er kan, slim en doeltreffend kunnen zoeken. We proberen continue te zoeken naar nieuwe ontwikkelingen, nieuwe apps die voor ons doel te benutten zijn: het waarborgen van veiligheid. Joh, dat is toch van deze tijd? Je hoort regelmatig dat jongeren zelf hun gestolen gsm localiseren, zelfs een mogelijke dader vinden. Je mag toch van de politie verwachten dat wij daar ook bedreven in zijn’’, zegt Verberk.

Extra krachtig wordt dat ‘vakmanschap’ in combinatie met niet-openbare politiesystemen, zoals het BVH-politieregistratiesysteem, de databases van de RDW, de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens (GBA), kentekenregister, foto’s van verdachten, antecedenten en bijvoorbeeld de registratie van ‘verlofhouders’; iedereen in Nederland die een vuurwapen thuis mag hebben. ,,Ook wel handig om te weten voordat je ergens aanbelt.’’

De praktijk

De praktijk wordt in de meldkamer getoond door een politieman, die niet met zijn naam wil worden genoemd. Naast al die gesloten politiesystemen – waarbij de actuele meldingen over zijn scherm lopen als een soort teletekst – heeft hij een indrukwekkende waaier aan tabbladen met online zoektools. Hij zou een prima carrière kunnen hebben als onderzoeksjournalist. Elke actuele melding probeert hij aan te vullen met openbare informatie die hij online kan vinden. Iedereen die een beetje handig is online kan dit, maar hij is er wel uitzonderlijk goed én snel in.

,,Als je reageert op een inbraakalarm, dan maakt het verschil of er op dat adres een groothandel in weggeefartikelen is gevestigd, of een edelsmid. Via social media weten wij soms sneller wat er aan de hand is dan via onze eigen systemen. Als er een melding is van een aanrijding op de Afsluitdijk, en we zien online via Twitter dat er zeker tien auto’s betrokken zijn, schalen we op. Een foto van een gasexplosie, zoals in Veendam, zegt ons meer dan duizend woorden. Ik kan voor collega’s snel de online risicokaart raadplegen, zodat zij weten of in de buurt bijvoorbeeld scholen zitten of kinderopvang. En ik geef de windrichting aan, zodat ze buiten de rook en het gevaar kunnen parkeren.’’

Zijn informatie bleek doorslaggevend bij de zoektocht naar een voortvluchtige man, met suïcidale neigingen, die een meisje levensgevaarlijk gewond had achtergelaten. ,,Op basis van zijn Facebookpagina kon ik de collega’s op straat vertellen wie van zijn vrienden waarschijnlijk wist waar hij uithing. Bij het eerste adres was het prijs: die bewoner had hem net een half uurtje geleden aan de telefoon gehad en wees waar de man waarschijnlijk rondliep. Kippenvel stond op de armen bij de meldkamermedewerker, die online de zoekslag razendsnel had gemaakt en meeluisterde bij de aanhouding. Dat was zijn verdienste.

Maar het wordt steeds lastiger: een vriendenlijst op Facebook uitpluizen mag alleen met toestemming van de officier van justitie, omdat dit inbreuk maakt op iemands privacy. ,,Als iemand een afgesloten account heeft, komen wij er ook niet in. Als iemand een vooraankondiging doet voor zelfmoord, zien alleen zijn onlinevrienden dat, wij niet, wij zijn in dat geval afhankelijk van melding.’’

Actief deelnemen aan Facebook – door bijvoorbeeld te proberen lid te worden van afgesloten groepen – is niet toegestaan. Alles wat deze politieman online doet, wordt bijgehouden in een logboek en kán een rol spelen in een rechtszaak. Jongeren gebruiken Facebook bovendien nauwelijks, die zitten in afgesloten Whatsappgroepen.

Verberk komt nog even terug op dat incident met die Groningse actievoerders, die bezoek thuis kregen. „Dat heeft veel discussie opgeleverd, ook intern. Ik kan me goed vinden in de reactie die de burgemeester gaf: het is goed dat de politie informatie verzamelt over de demonstratie, maar over de manier zei hij: ‘Ze hadden even kunnen bellen’.”