Direct naar artikelinhoud
Column

Lieve Koning, ze laten u weer gruwelijkheden zeggen

Lieve Koning, ze laten u weer gruwelijkheden zeggen

Morgen mag u weer. Of moet u weer – ik weet nooit zeker of u het wel leuk vindt, dat jaarlijkse gehannes met die malle tekst.

U hoort en ziet en leest ze dezer dagen waarschijnlijk ook, al die mensen die iets vinden van de Troonrede. Al die adviezen van al die stuurlui aan de wal .

Dat de ministeries u niet langer moeten opschepen met een bloedeloos lijstje vol beleidsvoornemens en begrotingscijfers. Zonder hiërarchie of logica.

Dat de premier eens ballen zou moeten tonen en een ­samenhangende tekst zou moeten schrijven, met een centraal idee, een inspirerende gedachte, een opbouw en een climax. En met goedgekozen details, want details zijn de haakjes waar je een groot verhaal aan ophangt. Een fijn verhaal, iets vlammends, hoopvols, ontroerends, groots en meeslepends. Over dit land en zijn mensen. Iets waarmee u beter tot uw recht zou komen.

Het wemelt van de speechschrijvers in en rond alle ­ministeries die zich met de Troonrede bemoeien. Er zitten heel goede tussen, die, als ze vrij zijn in hun gedachten en niet worden gehinderd door politieke beperkingen en bazen die over hun schouders meekijken, geweldige toespraken kunnen schrijven. Afgelopen vrijdag hoorde ik er een paar, tijdens de jaarlijkse nationale speechwedstrijd in de aanloop naar Prinsjesdag, waar de deelnemers lieten zien dat ze ontroerende redes kunnen schrijven, over de kaalslag in de sociale werkplaatsen, over eenzaamheid, over slachtoffers van vervolging.

Speeches die op het gemoed spelen en die je dolgraag eens van een minister zou willen horen – wat nooit zal gebeuren. Want dan moeten er eerst dertien parafen overheen, moeten alle politieke gevoeligheden eruit, alles wat tot gedonder in de coalitie en/of de pers kan leiden, alles wat valse hoop kan wekken bij de verkeerde mensen, en alles wat mogelijk raakt aan het terrein van een collega.

De Troonrede lijdt aan die kaal- en platslag in het kwadraat. Waardoor u morgen weer gruwelijkheden zult moeten zeggen als ‘De economie staat er uitstekend voor. De staatsschuld is gedaald tot onder de 50 procent. Iedereen zal in de portemonnee voelen dat het beter gaat met het land. De salarissen in de collectieve sector gaan omhoog. Groningen verdient en krijgt onze steun. Daarom bouwen we de gaswinning af. We zien dat in de wereld om ons heen veel aan de hand is. Zoals het aanstaande vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie.’ Uw vrouw zal af en toe een zorgelijke blik de zaal in werpen; is iedereen nog wakker?

Wij gaan daar op onze beurt vervelend commentaar op geven. En we gaan opschrijven wat u níét heeft gezegd, de onderwerpen die het kabinet zorgvuldig heeft vermeden, want daar zal volgens ons het nieuws in zitten.

Zo vraag ik me af of ze het zullen aandurven om u ‘Om Nederland aantrekkelijker te maken voor grote bedrijven, schaffen we de dividendbelasting af’ te laten zeggen. Of dat ze dat woord liever vermijden, want wat een jaar geleden nog zo’n leuk idee leek, is een gifbommetje gebleken dat tweedracht zaait.

En of ze het zullen aandurven om u voor te laten lezen dat het klimaatakkoord ‘een offer van ons allen zal vergen’, of dat ze met die boodschap liever wachten tot Prinsjesdag achter de rug is.

Ik wens u veel sterkte toe.