Direct naar artikelinhoud
NieuwsKoopkrachtplaatjes

CPB laakt opportunistische poetsdoek van het kabinet in aanloop naar Prinsjesdag

Het kabinet doet er alles aan zo mooi mogelijke koopkrachtplaatjes te produceren, maar in werkelijkheid zeggen die plaatjes heel weinig.

Het koffertje met daarin de rijksbegroting en miljoenennota in de Tweede Kamer op Prinsjesdag in 2017Beeld ANP

‘Niemand gaat er volgend jaar op achteruit’, beloofde toenmalig vicepremier Lodewijk Asscher begin september 2017. Een boude bewering, dus een journalist vroeg het voor de zekerheid nog een keer. ‘U heeft alle minnetjes in de koopkrachtplaatjes weggewerkt?’ Jazeker, herhaalde Asscher. Het demissionaire kabinet Rutte-II nam op de valreep 425 miljoen euro aan koopkrachtreparaties in de Miljoenennota op om dat voor elkaar te krijgen.

Slechts tweeënhalve week later, op Prinsjesdag, verwezen de nieuwe puntenwolken van het Centraal Planbureau (CPB) Asschers koopkrachtbeloften naar het rijk der wensdenkers. De koopkrachtvoorspelling van het CPB is namelijk een mediaan. Dat betekent dat de helft van de Nederlanders er naar verwachting meer op vooruit gaat dan dat percentage en de andere helft minder. ‘In doorsnee’ zouden alle huishoudtypen er in 2017 op vooruit gaan, dacht het CPB. Maar dus niet iedereen, zoals Asscher beweerde.

Koopkrachtobsessie

Asschers verabsolutering van een (positief) doorsneecijfer is typerend voor de jaarlijkse koopkrachtobsessie rond Prinsjesdag. Een kiezer die meer te besteden krijgt, is een tevreden kiezer. Kabinetten doen er daarom alles aan om de koopkracht goed in de verf te zetten. Dit cijfer uit de Miljoenennota lekt bijna altijd als eerste uit, mits de voorspelde koopkrachtontwikkeling positief is. Dat voortijdig laten lekken, voorkomt dat dit goede nieuws op Prinsjesdag ondersneeuwt en garandeert maximale media-aandacht. De spindoctors van de coalitiepartijen lekken de jubelende interpretatie er meteen maar even bij. In 2016 kreeg RTL Nieuws de koopkracht als eerste te pakken. Politiek commentator Frits Wester destijds: ‘We zijn sterker uit de crisis gekomen. Het kabinet mag trots zijn op het resultaat’.

Ook dit jaar was het weer raak. Als opwarmertje voor Prinsjesdag werd Nederland alvast verblijd met het nieuws dat de koopkracht in 2019 met 1,5 procent zal stijgen. In Nieuwsuur zei politiek verslaggever Arjan Noorlander: ‘Het kabinet is natuurlijk erg opgetogen. Ze zeggen: dit zijn historisch goede cijfers en daar heeft dit kabinet voor gezorgd.’ De positieve ‘spin’ van het kabinet druipt van die boodschap af, want ‘historisch goed’ is dit cijfer niet. Zowel de geraamde als de gerealiseerde koopkracht is weleens hoger geweest dan 1,5 procent.

Wel is deze koopkrachtvoorspelling een stuk beter dan waar het CPB in 2016 en 2017 mee kwam. Het cijfer is ook verbeterd ten opzichte van de 1,3 procent die het CPB een maand geleden nog produceerde. Net als vorig jaar heeft het kabinet op het laatste moment de portemonnee getrokken om de koopkrachtplaatjes nog wat extra op te poetsen. Waar minister Hoekstra van Financiën het geld voor die zilverpoets vandaan haalt, horen we dinsdag pas.

Politiek opportunisme

Het CPB stoort zich aan de invloed van de koopkrachtplaatjes op de uiteindelijke Miljoenennota. Kabinetten nemen vlak voor Prinsjesdag redelijk willekeurige en kostbare maatregelen om de koopkracht van bepaalde groepen op te vijzelen. Toeslagje verhogen hier, extra aftrekpostje daar. CPB-directeur Laura van Geest laakt dat dat politieke opportunisme. Dat wegpoetsen van koopkrachtminnen kost volgens haar miljarden euro’s, verhoogt de bureaucratie en maakt het belastingstelsel steeds complexer, zei ze begin dit jaar in de Volkskrant.

Dat is extra wrang, omdat de koopkrachtvoorspellingen van het CPB nooit uitkomen. De koopkracht is afhankelijk van veel factoren die deels ook nog op elkaar inwerken. Het is praktisch onmogelijk ruim een jaar vooruit al die ontwikkelingen precies goed te voorspellen.

Dan is er ook nog zoiets als statische en dynamische koopkracht. Het CPB berekent de statische koopkracht. Dat is de koopkrachtontwikkeling van huishoudens waarin niets gebeurt. De leden van het huishouden gaan niet scheiden of samenwonen, maken geen promotie, raken niet werkloos, vinden geen baan en gaan niet met pensioen. Ook krijgen ze geen individuele salarisverhogingen, zoals periodieken.

Dynamische koopkracht

In veel Nederlandse gezinnen gebeuren die dingen natuurlijk wel. Die gebeurtenissen hebben een veel groter effect op de koopkracht dan de economische parameters die het CPB in zijn modellen stopt. De werkelijke koopkrachtontwikkeling, dus inclusief al die individuele veranderingen, is de dynamische koopkracht. Dat is de beste graadmeter voor wat er nu écht gebeurt in de Nederlandse huishoudportemonnees. Die waarneming achteraf wijkt vrijwel altijd af van het gemodelleerde CPB-cijfer. De verschillen kunnen fors zijn. In 2013 voorspelde het CPB dat de koopkracht in 2014 met 0,5 procent zou dalen, maar twee jaar later constateerde het Centraal Bureau voor de Statistiek dat de doorsnee koopkracht dat jaar juist met 1,9 procent was gestegen.

Dynamische koopkracht