Volgens het mensenrechtenhof is de massale onderschepping van communicatiegegevens door Britse geheime diensten in strijd met het recht op privacy, omdat er onvoldoende toezicht en waarborgen zijn.
Het op grote schaal verzamelen van communicatieverkeer zelf is niet in strijd met de mensenrechten, maar moet volgens het Europees Hof wel aan strenge eisen voldoen.
Ook het feit dat telecomproviders communicatie aan Britse inlichtingendiensten doorgeven is door het mensenrechtenhof onwettig verklaard. Ook bij deze handelingen zijn onvoldoende waarborgen ingebouwd.
Beide praktijken zijn ook in strijd met het recht op vrijheid van meningsuiting, omdat er onvoldoende waarborgen waren voor het beschermen van journalistieke bronnen. De maatregel zou ervoor zorgen dat mensen met informatie van maatschappelijk belang huiverig zijn om naar de pers te stappen.
Het Europese mensenrechtenhof heeft de handelingen aan de Britse spionagewet Investigatory Powers Act uit 2000 getoetst. De wet wordt opgevolgd door een variant die in 2016 is aangenomen, maar nog niet volledig van kracht is.
Delen van inlichtingen met buitenlandse overheden
Het Europese mensenrechtenhof moest ook een oordeel vellen over het delen van de verzamelde inlichtingen met buitenlandse overheden. In dit geval oordeelde het hof dat dit niet in strijd was met het recht op privacy of de vrijheid van meningsuiting.
De praktijken van de Britse inlichtingendiensten kwamen aan het licht door de onthullingen van de Amerikaanse klokkenluider Edward Snowden in 2013. De zaak met de Britse staat werd aangespannen door een groep mensenrechtenorganisaties en journalisten.
De uitspraak is gedaan door de op een na hoogste rechtbank van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Beide partijen kunnen nog in hoger beroep.