Onder meer Oostenrijk, Chili en Griekenland vallen ook in deze categorie, meldt de anticorruptie-ngo woensdag op basis van onderzoek onder OESO-landen en China, Hongkong, India en Singapore.
Slechts zeven van de 44 getoetste landen handhaven actief tegen bedrijven die zich met buitenlandse omkoping bezighouden. De Verenigde Staten hebben hierbij de strengste aanpak, gevolgd door respectievelijk Duitsland, Engeland en Italië.
De onderzoekers rangschikten de landen door te kijken naar de mate waarin tussen 2014 en 2017 onderzoek naar corruptie werd gedaan, zaken voor de rechter kwamen en schikkingen werden afgehandeld.
Nederland opende in die periode minstens zeven onderzoeken en stapte twee keer naar de rechter. Verder werden vier buitenlandse omkopingszaken met een schikking afgerond. Zo moest SBM Offshore de overheid vanwege corruptie ruim 207 miljoen euro betalen.
'Klokkenluiders moeten beter beschermd worden'
Sinds 2015 zijn er in Nederland volgens de instelling wel "belangrijke verbeteringen" doorgevoerd, zoals een investering van 20 miljoen euro in handhavingsinstanties in 2016 en een wet voor klokkenluiders in datzelfde jaar. De Panama Papers speelden hierbij een belangrijke rol, stelt de ngo.
Toch is het nog niet genoeg. Transparency International geeft de Nederlandse overheid zes aanbevelingen, waaronder het beter beschermen van klokkenluiders. Ook zou er vaker vervolgd moeten worden en moet de rechtsbevoegdheid over buitenlandse werknemers volgens de ngo vergroot worden.
Er is nog één categorie onder die van Nederland, waaronder 22 landen met "weinig tot geen handhaving" vallen. China en Japan doen het hier relatief het best, terwijl België, India en Rusland achterblijven.