© ANP XTRA LEX VAN LIESHOUT
Artsen die wetenschappelijk onderzoek doen zijn voor de financiering ervan steeds meer afhankelijk van het bedrijfsleven. Dat komt omdat de overheid steeds minder geld in onderzoek steekt, zeggen ze. Maar de cijfers laten een ander beeld zien. De vraag is: vertellen die wel het hele verhaal?
‘Peanuts’. Zo noemt voormalig orthopeed Jean Gardeniers de stroom geld die op dit moment nog vanuit de Nederlandse overheid naar medisch wetenschappelijk onderzoek in academische ziekenhuizen vloeit.
In een artikel dat FTM vorige maand publiceerde, kwamen meerdere artsen en onderzoekers aan het woord die voor financiering beroep moeten doen op andere geldschieters dan de overheid. Maar om in aanmerking te komen voor een onderzoekssubsidie uit de tweede geldstroom, zoals ZonMw (een overheidsinstelling voor de financiering van innovatie en onderzoek), komen artsen terecht in een papiermolen van talloze formulieren en protocollen. Met als resultaat dat 85 procent van de onderzoeksvoorstellen wordt afgekeurd, blijkt uit cijfers van ZonMw.
Artsen voelen zich gedwongen om voor onderzoeksgeld aan te kloppen bij de medische industrie. Dit zorgt ervoor dat het bedrijfsleven onevenredig veel macht krijgt over de medische wetenschap, waarschuwen ze.
Maar de artsen kunnen niet anders, zeggen ze: sinds de jaren 80 is de overheid immers bezig om de geldkraan stukje bij beetje dicht te draaien.
Hebben ze gelijk? Wordt de medische wetenschap stelselmatig afgeknepen? En hoeveel geld stroomt er eigenlijk van de overheid naar de wetenschap?
Er zijn in totaal vier geldstromen waar Nederlandse wetenschappers een beroep op kunnen doen voor financiering. De eerste geldstroom is direct afkomstig van de Nederlandse overheid, via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De tweede geldstroom loopt via zelfstandige publieke organisaties als ZonMw en de NWO (Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek).
De derde geldstroom is de zogenaamde projectgebonden financiering. Deze wordt geleverd door collectebusfondsen en stichtingen zoals de Hartstichting. Tot slot is er nog de vierde geldstroom, oftewel de industrie. Dit zijn bijvoorbeeld farmaceutische bedrijven en fabrikanten van medische hulpmiddelen.
Ministerie heeft geen zicht op geldstromen binnen umc’s
In totaal telt Nederland acht academische ziekenhuizen oftewel umc’s: twee in Amsterdam (het Vumc en AMC, tegenwoordig gefuseerd tot het Amsterdam UMC), het Erasmus MC in Rotterdam, het Radboudumc in Nijmegen en de Universitair Medisch Centra van Utrecht, Groningen, Leiden en Maastricht. Samen verdelen deze acht ziekenhuizen de zogeheten eerste geldstroom van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) die ze via universiteiten ontvangen.
Navraag bij het ministerie levert echter niets op: een woordvoerder laat per telefoon weten dat OCW helemaal geen zicht heeft op de geldstromen binnen de umc’s. De reden daarvoor is dat het ministerie deze zogeheten rijksbijdrage — in 2017 in totaal 4,1 miljard euro — niet direct naar de academische ziekenhuizen, maar naar de verbonden universiteiten overmaakt. Volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) zijn de universiteiten vervolgens verplicht om een deel van het ontvangen overheidsbudget door te sluizen naar hun umc.
De umc’s zelf kunnen meer vertellen. Na een verzoek om gegevens sturen ze een overzicht van hun inkomsten uit de vier geldstromen. Aan de hand van die data kunnen we een overzicht creëren van de eerste geldstroom over de afgelopen jaren.
Het eerste dat daarbij opvalt: de totale rijksbijdrage die de acht umc’s per jaar ontvangen, groeit al jaren. Lag het totaalbedrag in 2011 nog onder de 800 miljoen euro per jaar, tegenwoordig zit het dichter bij de 1 miljard. Waarom geven de artsen dan aan dat er steeds mínder financiering voor onderzoek beschikbaar is?
Een mogelijke verklaring zit hem in de verdeelsleutel voor onderwijs en onderzoek. Dat zit zo: de academische ziekenhuizen ontvangen hun aandeel van de rijksbijdrage als lump sum. Dat wil zeggen dat ze niet vooraf hoeven op te geven welk deel van het bedrag ze uitgeven aan wetenschappelijk onderzoek, en welk deel aan onderwijs.
Ook in de jaarverslagen over de periode 2008 tot 2017 is niet terug te vinden welk deel van de eerste geldstroom de umc’s daadwerkelijk uitgeven aan wetenschappelijk onderzoek. Wanneer ik ze om de verdeelsleutel vraag, blijkt niet één umc deze gegevens paraat te hebben. Sommige umc’s komen met globale schattingen, maar harde cijfers ontbreken.
Onderzoek of onderwijs?
‘Als u de exacte getallen wilt hebben, kost ons dat veel uitzoekwerk; dat gaan we niet doen,’ zegt Radboudumc-woordvoerder Marloes de Vink. ‘Wij vinden dit flauwekul.’ En Marc van den Broeck, woordvoerder van het Amsterdam UMC: ‘We kunnen het bedrag niet opsplitsen. We komen bedragen tegen waarvan we niet weten waarvoor die gebruikt zijn. Onze boekhouder vindt het ook ouderwets om exact bij te houden hoeveel geld naar onderwijs en onderzoek gaat.’
‘Het onderscheid tussen de taken is vaak kunstmatig’
Let wel: het is niet eenvoudig voor een ziekenhuis om de verdeling inzichtelijk te maken. Onderwijs en onderzoek worden veelal uitgevoerd door dezelfde mensen, en of iemand lesgeeft of onderzoek doet is soms lastig te bepalen. Een hoogleraar die met een groep studenten aan het bed van een patiënt met een zeldzame ziekte staat, voert drie taken tegelijk uit: lesgeven aan de studenten, de patiënt behandelen en onderzoeksdata verzamelen. En een wetenschapper die geld voor onderzoek krijgt, kan een deel van haar werktijd gebruiken om onderwijs te geven.
Of neem het geld dat naar het laboratorium gaat: worden de aldaar geproduceerde testen en chemicaliën gebruikt voor onderzoek, onderwijs of zorg? Zulke kwesties worden lang niet allemaal minutieus bijgehouden.
‘Het onderscheid tussen al die taken is vaak kunstmatig,’ zegt Jos de Jonge. De Jonge is themacoördinator van het Rathenau Instituut en specialist op het gebied van geldstromen binnen de umc’s. Hij vervolgt: ‘De precieze verdeling is alleen te achterhalen via gedegen tijdsbestedingsonderzoek; alleen dan kun je achterhalen hoeveel tijd een arts kwijt is aan onderwijs en aan onderzoek. Maar niemand in de universiteiten of umc’s heeft behoefte aan zulk tijdschrijven. Ik zie dat ook niet snel veranderen: het zou uurtje-factuurtje draaien betekenen, bij iedere wetenschapper in de umc’s. Een enorm bureaucratisch circus waar niemand zin in heeft.’
Patrick Jeurissen, bijzonder hoogleraar Betaalbaarheid van Zorg bij de Radboud Universiteit, acht het onwaarschijnlijk dat de umc’s helemaal geen verdeelsleutel hebben: ‘Het is een oude discussie binnen de umc’s, dat onderzoek en onderwijs moeilijk uit te splitsen zijn. Dat is zeker waar. Er zijn patiënten met specifieke aandoeningen waarbij patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs tegelijkertijd worden ingezet; dan krijg je grijs gebied. Maar als je puur naar de financieringskant kijkt, is de geldstroom vanuit de overheid bestemd voor wetenschappelijk onderzoek, patiëntenzorg en onderwijs. De financieel en bestuurlijk verantwoordelijke mensen binnen de umc’s moeten weten hoe die verdeelsleutel in elkaar zit.’
En dus vragen we aan diverse umc’s of we hun financieel directeuren kunnen spreken. Helaas: in vrijwel alle gevallen was dit niet mogelijk, zonder opgaaf van reden. Ingrid Hissink, directeur financiën van het Amsterdam UMC, locatie VUmc, wil ons wel te woord staan. Zij vertelt: ‘Jaarlijks ontvangt het VUmc bekostigingsmiddelen van het Rijk voor onderzoek en onderwijs. We weten niet hoeveel geld aan onderzoek is besteed, omdat we geen exact verdeelmodel hanteren. Onze kerntaken worden binnen ons instituut integraal benaderd. Dit betekent dat er per kerntaak geen bedrijfsvoeringsysteem achter zit met allerlei aparte administratieve verantwoordingstroompjes.’
Er is een duidelijke bottleneck in de financiering zichtbaar
‘Dit is ons beleid,’ vervolgt Hissink. ‘De overheid verwacht dat wij als umc het geld goed besteden, maar we zijn niet wettelijk verplicht om in detail verantwoording af te leggen hoeveel geld precies aan onderzoek en onderwijs wordt uitgegeven.’
Matching
Het valt dus niet te achterhalen hoeveel geld uit de rijksbijdrage er in de umc’s precies toekomt aan wetenschappelijk onderzoek, en of de artsen ook daadwerkelijk kampen met een opdrogende geldstroom. Wel is er een duidelijke bottleneck in de financiering zichtbaar: het zogeheten matching-principe.
Dat houdt in dat een subsidie uit de eerste geldstroom wordt gekoppeld aan een beurs uit de andere geldstromen. Zo kan het zijn dat de beurs uit de eerste geldstroom ontoereikend is en een arts zich genoodzaakt ziet aan te kloppen bij subsidieverstrekkers uit de tweede, derde of vierde geldstroom. Een andere mogelijkheid is dat een arts wel een externe beurs uit de tweede of derde geldstroom kan krijgen, maar alleen op voorwaarde dat haar ziekenhuis bereid is om mee te investeren.
De externe financiers stellen echter ook weer hun eigen voorwaarden. Zo bepaalt de zelfstandige publieke organisatie ZonMw (tweede geldstroom) per periode een aantal thema’s waar ze onderzoek naar wil laten doen. Valt een onderzoeksvoorstel buiten die thema’s, dan wordt het sowieso meteen afgewezen. Het totale slagingspercentage bij ZonMw ligt dan ook op zo’n 10 procent.
Niettemin neemt het fenomeen van matching toe, zo constateerde het Rathenau instituut. En accountantskantoor EY rekende uit dat voor iedere euro die een ziekenhuis krijgt uit onderzoek van externe partners, er 74 eurocent aan matching-gelden bij moeten worden gestopt.
‘Behoorlijk forse bedragen,’ noemt communicatieadviseur van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) Edith Meijwaard het. ‘In de praktijk zien we dat artsen afzien van een subsidieaanvraag omdat ze niet in de matching kunnen voorzien. Dit probleem wordt steeds groter omdat er meer extern gefinancierd onderzoek plaatsvindt en meer subsidieverstrekkers een eigen bijdrage vragen.’
Steeds meer promovendi
Hoogleraar Jeurissen vindt het evenwel niet meer dan logisch dat subsidie-instanties als ZonMw een financiële bijdrage vragen van de UMC’s. Op een onderzoek wordt immers vaak een promovendus gezet en de universiteit ontvangt per promovendus ook weer een gedeeltelijke financiering van het Ministerie van OCW. Daarom trekt ZonMw het overheidsgeld dat een universiteit via een promovendus binnenhaalt van het beschikbare subsidiebedrag af. Jeurissen: ‘ZonMw kan het geld maar één keer uitgegeven en gaat niet dubbel betalen. Dat zou schizofreen zijn.’
Het aantal promovendi is in tien jaar tijd verdubbeld
Het overheidsgeld dat een arts ontvangt, is dus altijd gekoppeld aan een promovendus die het vloerwerk doet. Via deze route haalt een medisch specialist overheidsgeld binnen voor haar faculteit, dat zij vervolgens moet inleggen om een vergoeding bij ZonMw los te krijgen. 'Hierdoor wordt een claim gelegd op de eerste geldstroom,’ zegt Jeurissen. ‘De speelruimte om volledig eerste-lijnresearch uit te voeren wordt minder.’
Ook is er sprake van een explosieve stijging van het aantal promovendi: een verdubbeling in tien jaar tijd, zo blijkt uit het recent verschenen Rathenau-rapport ‘De zin van promoveren’. Nergens is deze groei zo sterk te bespeuren als in de gezondheidszorg. De gevolgen zijn merkbaar: was een arts vroeger in staat om voor zijn faculteit honderdduizend euro per jaar binnen te halen en er waren 850 promovendi die hij met dat geld wilde betalen, tegenwoordig zijn dat er 1700. Logischerwijs moet de koek dan onder meer mensen verdeeld worden. En dus krijgt iedere onderzoeker uiteindelijk minder onderzoeksgeld te besteden.
Het alternatief is dat een arts meer promovendi onder haar hoede neemt. Hoe meer promovendi, hoe meer overheidsgeld er immers naar de afdeling vloeit. Maar de praktijk is weerbarstig: het aantal promovendi mag dan sterk zijn gegroeid, het gaat daarbij vooral om tijdelijke contracten met weinig uitzicht op een vaste aanstelling.
Tegelijkertijd geeft de overheid de laatste jaren minder geld uit aan het aantal promoties. De vergoeding per promovendus is inmiddels teruggelopen van 90.000 euro tot 77.000 euro.
Pim van der Harst, hoogleraar cardiologie UMCG: ‘Met dit bedrag kan je niet veel onderzoek doen. Het komt niet direct bij de onderzoeker zelf terecht, maar wordt verdeeld tussen de universiteit, faculteit en afdeling. Voorheen kreeg een afdeling geld om promovendi aan te stellen naar eigen inzicht (top-down), maar dat is al lang niet meer zo. Nu is er facultair talentbeleid, dat is meer competitief en meer gericht op de promovendus (bottom-up) die zelf een voorstel moet schrijven. Dat is misschien goed voor de kwaliteit van de promovendus, maar heeft als nadeel dat deze promovendi vaak nog geen arts zijn en dus niet zomaar klinisch onderzoek kunnen gaan doen. Om zo’n studie uit te kunnen voeren, moet een arts informed consent vragen aan zijn patiënten. Een promovendus is nog geen arts en kan dit niet altijd en daardoor vinden dit soort studies bij ons minder plaats.’
‘Het overheidsgeld is niet opgedroogd,’ concludeert Jos de Jonge van het Rathenau Instituut. ‘Maar ik snap de beleving van artsen dat het publieke geld steeds minder wordt; die is ook zeker te verdedigen. Er is minder speelruimte voor artsen om volledig eerstelijns research uit te voeren. Ze praten geen onzin; de cijfers vertellen slechts het halve verhaal.’
Update: op maandag 10 september is dit artikel aangepast om het citaat van Van der Harst beter weer te geven.
16 Bijdragen
Jan Willem de Hoop 12
De koptekst suggereert een verwijt aan overheid. Mij wordt niet goed duidelijk uit het artikel wat het verwijt inhoudt aan de overheid.
De inleiding is verwarrend met: Het zit zo, maar volgens de cijfers weer niet en de werkelijkheid is genuanceerd.
De kernboodschap van het artikel komt helaas niet goed uit de verf imo:
De kernboodschap die volgens mij is: Meerdere financieringsbronnen met elk hun eigen eisen beperken de speelruimte voor artsen voor vrij eertelijns onderzoek. Het (eventuele) nadeel dat dit met zich meebrengt komt helaas niet of nauwelijk aan bod. EN het voordeel van extra middelen ook niet of te weinig.
Martin van den Heuvel 1 11
Jan Willem de HoopHet bedrag van de overheid is wél gestegen, maar het aantal mensen dat daarvan zijn werk moet doen is nog veel harder gestegen. En dus lijkt het er op of de overheid minder geld geeft.
Marla Singer 7
Martin van den Heuvel 1Dat onderzoekers denken dat er minder geld beschikbaar is kan vanwege de aangepaste verdelingen.
Wat ik wel hoop is dat de UMC's voldoende zicht hebben of hun verdeling wel klopt en of ze ook kwalitatief onderzoek kunnen doen waar we allemaal wat aan hebben. Als dat niet het geval is dan zullen ze (gezamenlijk) aan de bel moeten trekken.
Jan Willem de Hoop 12
Martin van den Heuvel 1f. van Dam 6
Jan Willem de HoopHet onderzoek laat duidelijk zien hoe de geld verdeling is geregeld.
Dat artsen dus mouwen: Er is geen geld voor onderzoek, blijkt niet uit de praktijk. Dit geeft het artikel duidelijk weer. Ik heb het dan ook met graagte gelezen.
[Verwijderd]
f. van DamIk wacht op de persoon die zegt: Genoeg. Ik hoef niet meer. Kan hier heel goed van rondkomen en mijn kinderen laten studeren, twee keer per jaar op vakantie en toch een mooi dik huis hebben. Meer hoeft niet. Geef dat uit aan de mensen die het nodig hebben. Betaal er hun zorg van. Met name de zorg die niet in de pakketten zit.
Marla Singer 7
[Verwijderd]Ziektes geneesbaar maken, beter inzicht bij medische problemen, effectievere medische oplossingen, goedkopere medische oplossingen. Dat laatste zou bij een overheid meer aantrekkingskracht hebben dan bijv. bij een commercieel bedrijf dat voor de pure winst gaat.
De realiteit is dat je altijd een beperkte tijd, beperkt budget en beperkte scope hebt waar keuzes gemaakt moeten worden. Die keuzes wil je het liefst zoveel mogelijk gewaarborgd hebben door onafhankelijke specialisten. Dat is in de realiteit vaak niet haalbaar.
[Verwijderd]
Marla SingerMz59 7
[Verwijderd]Roland Horvath 7
Mz59De spelling commissie zijn blijkbaar eendimensionale lieden.
Een taal voldoet aan veel meer criteria dan aan logica.
Bijvoorbeeld maakt het veel uit of iets makkelijk is uit te spreken.
Bijvoorbeeld: Pannenkoek, ruggengraat en kippensoep zijn moeilijker
uit te spreken dan pannekoek, ruggegraat en kippesoep.
Daar is geen rekening mee gehouden. Triest.
Jan Willem de Hoop 12
f. van DamWelke mangeling door de overheid vindt er volgens jou plaats frits9? Of is het meer een model gekozen door eigen beroepsgroep om kool en geit binnen de secor te sparen?
Per persoon is er minder beschikbar voor onderzoek en er moet aan meer eisen vanwege meerdere financieringsbronnen worden voldaan.
Maar wie heeft hier voor gekozen? Is geen natuurverschijnsel.
Welke onderzoeken vinden er niet meer plaats met welke gevolgen / problemen?
Ik mis het in het artikel.
Roland Horvath 7
Ongeveer de hele digitalisering is ontwikkeld door de VS overheid sedert de jaren 1930 tot nu. Fundamenteel onderzoek dat ettelijke tientallen jaren moet duren, daar wagen de GMO zich niet aan. Dergelijke research door de overheid is nodig in tal van gebieden. Kosten miljarden per jaar en eeuwigdurend.
- De landbouw en de geneeskunde, farmacie worden gedomineerd dor de scheikunde, door gif en vernietiging. Dat met door macro en micro biologische middelen vervangen worden.
- Bacteriën bijvoorbeeld in de darmen, uitermate belangrijk, zijn bijna totaal verwaarloosd. Ook door tegenwerking van de Farma, die een groot gedeelte van de geneeskunde domineert, verziekt en misleidt.
- De kennis van kruiden, vitaminen en mineralen is niet voldoende ontwikkeld. Dat is goed voor de
natuurgeneeskunde van primitieve volkeren, die dan nog ongeveer even goede resultaten realiseren als de westerse "moderne" geneeskunde.
- Een aantal oosterse technieken als acupunctuur -5.000 jaar oud- worden door veel artsen zowat gerangschikt bij kwakzalverij en gehaat.
- Bij alle besmettingen van mensen, dieren en planten door bacteriën, virussen en parasieten zijn er individuen, een minderheid, die immuun zijn of toch overleven. Het is dus zaak bijvoorbeeld een koeien soort te kweken uitgaande van die overlevende koeien bij de gekke koeien ziekte in plaats van alle besmette koeien te vernietigen. Mensen zijn op die manier resistenter geworden tegen een uit Amerika geïmporteerde geslachtsziekte, syfilis.
Honderden soorten dieren en planten moeten zo veder gekweekt. Ook hier een miljarden investering.
[Verwijderd]
Roland HorvathWelnee... maar die starre koppen in dit land moeten echt zich laten scholen in Georgië, Albanië en Rusland, maar ook Roemenië waar men al tientallen jaren werkt met bacteriofagen.
Bij elke infectie wordt eerst nauwkeurig onderzocht welke infectie het is en vervolgens gaan ze een gaaf maken met speciale bacteriën. Die bacteriofagen gaan uitsluitend die ene bacterie die deze specifieke infectie veroorzaakt, te lijf. Ze kunnen de ziekte zo genezen, of in elk geval in bedwang houden. Meestal genezen ze de ziekte, omdat de fagen de ziekteverwekkende bacterie zullen doden, waardoor de patiënt kan genezen.
Het RIVM is gaan kijken en heeft het afgeschoten. Te weinig bewijs. Ja, ammehoela, als je niet zelf ermee aan de slag gaat en gaat zorgen voor een bateriofagenbank, zodat de eerste infecties aangepakt kunnen worden. Maar in dit land zweert men bij synthetische - lees chemische - medicijnen. Bacteriofagen zijn levende organismen. Hoe kan het dat in die landen de ergste injecties genezen worden met bacteriofagen en hier artikelen in de krant staan met de noodkreet: Super bacterie onbehandelbaar? Ten eerste is het waarschijnlijk niet waar, omdat het wel aangepakt kan worden met fagen en te tweede is de eigenwijsheid van de Nederlandse artsen nog steeds belangrijker dan de patiënt te helpen.
Al jaren zeg ik: Artsen, gebruik wat werkt. Kijk en handel holistisch. Gebruik complementaire heelkunde, als er zoveel bewijzen bestaan dat het werkt en veeg het niet telkens van tafel vanwege gekwetste ego's. Het gaat niet om uw ego. Het gaat om uw patiënt(en).
Roland Horvath 7
[Verwijderd]De geneeskunde wordt vergiftigd door chemische medicamenten. Ons lichaam ook evenals de landbouw. Dat moet in hoofdzaak bio worden.
Er is ons voortdurend wijsgemaakt dat we genezen door een vooral chemisch medicament.
We zijn vergeten dat het lichaam, de geest, de mens zich zelf geneest. Met de hulp van gezonde voeding, andere gedachten, vitaminen en mineralen, een inenting of inderdaad een chemisch medicament. Maar dat laatste mag niet de hoofdzaak zijn.
Een nieuwe hype in de geneeskunde zijn alle soorten scanners, die enthousiast en overvloedig gebruikt worden ook al zijn de resultaten vaak niet gedetailleerd genoeg. Hoe meer apparaten hoe minder de artsen zelf zullen kunnen constateren. Er is bijvoorbeeld wat dat betreft een groot verschil tussen de westerse - en de oosterse geneeskunde.
[Verwijderd]
Roland HorvathTerry van Schaick 1