Het ging eind vorig jaar om 6,9 miljoen actieve deelnemers tegenover een werkzame beroepsbevolking van bijna 8,3 miljoen mensen, meldt De Nederlandsche Bank (DNB) donderdag.
Volgens DNB zijn er andere pensioenuitvoerders op de markt gekomen die voor steeds meer werknemers de pensioenopbouw verzorgen. Daarnaast is er een groeiend deel van de beroepsbevolking dat niet als werknemer bij een pensioenuitvoerder pensioen opbouwt.
Arbeidsrelatie
De werkzame beroepsbevolking steeg netto met ongeveer 125.000 mensen, waarbij het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie 391.000 was en het aantal zelfstandigen 161.000.
Het aantal werknemers met een vaste arbeidsrelatie daalde daarentegen de afgelopen twee jaar met 427.000 mensen.
Verschuiving
Ook de markt van de pensioenuitvoering is veranderd, waardoor het percentage van de beroepsbevolking dat bij een pensioenfonds pensioen opbouwt, is gedaald, aldus DNB.
Eind 2010 bouwde 71 procent van de beroepsbevolking pensioen op bij een pensioenfonds en 12 procent bij een verzekeraar of premiepensioeninstelling (PPI). Eind 2016 was dit respectievelijk bijna 65 procent en 14 procent.
Daling
De premiepensioeninstellingen bestonden bovendien in 2010 nog niet. De daling bij pensioenfondsen gaat hierdoor gepaard met een stijging van het percentage dat bij premiepensioeninstellingen pensioen opbouwt.
Bij pensioenfondsen was de daling met 3 procent over de afgelopen zes jaar procentueel het grootst bij bedrijfstakpensioenfondsen.
Ook de daling bij ondernemingspensioenfondsen is opmerkelijk. Het percentage daalde van 8,6 eind 2010 naar 6,1 eind 2016. Het gaat daarbij om 198.000 actieve deelnemers.
PPI
Sinds 2011 bestaat er de mogelijkheid een PPI op te richten voor het aanbieden van zogenaamde premieregelingen. Momenteel zijn er tien PPI’s actief.
Eind 2016 bleek dat 3,3 procent van de actieve deelnemers bij een PPI pensioen opbouwde, goed voor 279.000 actieve deelnemers.