Direct naar artikelinhoud
Column

Waarom zouden rechters in hemelsnaam ‘herkenbaar’ moeten zijn voor ‘de hele bevolking’?

Waarom zouden rechters in hemelsnaam ‘herkenbaar’ moeten zijn voor ‘de hele bevolking’?

Moet de rechterlijke macht streven naar een ­betere afspiegeling van de bevolking? D66-­Kamerlid Maarten Groothuizen vindt van wel. Deze week noemde hij het in het AD ‘onbestaanbaar’ dat 2 procent van de 2.300 Nederlandse rechters een migratieachtergrond heeft. ‘Rechters’, zei hij, ‘moeten herkenbaar zijn voor de hele bevolking. Dat draagt bij aan het vertrouwen in de rechtsstaat.’ Zijn ­tweede argument: rechters met een migratieachtergrond kunnen hun collega’s ‘helpen om een verdachte of een zaak beter te begrijpen als het verband houdt met, of speelt in een cultuur die anders is dan hun eigen’.

Eerder dit jaar hield Leendert Verheij, bij zijn afscheid als president van het Haagse gerechtshof, een soortgelijk pleidooi in de Volkskrant. Ook hij vond dat het percentage omhoog moet. Verdachten met een andere achtergrond, zei hij, ‘moeten niet louter voor een blanke, West-Europese rechterlijke macht staan. (...) Er moeten meer rechters komen die hun cultuur begrijpen.’

Het lijkt me, met alle respect, modieus geneuzel.

Geen misverstand: natuurlijk zou het fantastisch zijn als er meer rechters waren met een migratieachtergrond. Maar alléén omdat er geen enkele reden is waarom ze bij gebleken geschiktheid het ambt niet zouden bekleden. Punt uit. Die twee andere argumenten houden geen steek.

Want waarom zouden rechters in hemelsnaam ‘herkenbaar’ moeten zijn voor ‘de hele bevolking’? Juist bij rechters mogen geslachtsdeel, religie of afkomst er volstrekt niet toe doen. Niet voor niets dragen zij een toga, en niet voor niets zijn hoofddoekjes, kippa’s of kruisjes voor hen verboden (zoals de Raad voor de Rechtspraak twee jaar ­geleden nog eens bevestigde). In de rechtszaal dient de mens als bij toverslag te verdwijnen achter het ambt – hoe ingewikkeld dat ook mag zijn.

En dan dat betere ‘begrijpen’ dat een rechter met een migratieachtergrond zou doen van verdachten uit dezelfde cultuur. Wat moet ik me daarbij voorstellen? Bij ons is het nu eenmaal zo dat je een vrouw die vreemdgaat aan het mes rijgt – dus dit gevalletje eerwraak bezie ik met mildheid? Je mag toch hopen van niet. Je mag toch hopen dat elke rechter ongeacht zijn achtergrond een delict weegt aan de hand van het Wetboek van Strafrecht. Waarin ‘cultuur’ goddank geen rol speelt. Niet voor niets heeft Vrouwe Justitia een blinddoek om.

Juist de rechterlijke macht, wil ik maar zeggen, zou zich verre moeten houden van de hedendaagse obsessie met identiteit.

Zelf kan ik maar één beroepsgroep bedenken waarvoor de afspiegelingseis volkomen terecht geldt: het parlement. Achter het concept van evenredige volksvertegenwoordiging schuilt immers de idee dat de Tweede Kamer het volk evenredig vertegenwoordigt. Dus zou je op het Binnenhof moeten terugzien dat de helft van de Nederlanders bestaat uit wezens van het vrouwelijk geslacht, dat zo’n 12 procent een migratieachtergrond bezit, en dat niet iederéén hoogopgeleid is of woont in het westen des lands.

Na de verkiezingen in maart vorig jaar brachten de whizzkids van de Volkskrant op de site (beeldschoon) in beeld hoe het staat met de diversiteit in de nieuwe Tweede Kamer. Die telt op dit moment eenderde vrouwen, terwijl krap 9 procent van de parlementariërs een migratieachtergrond heeft, bijna tweederde academisch is gevormd en 64 procent komt uit de Randstad.

Dat vind ík nou onbestaanbaar.