Direct naar artikelinhoud

Meer competitie graag, zodat de jongens niet achterblijven

Meisjes presteren nu structureel beter dan jongens op school. "Meisjes staan meer open voor de lesstof en pikken de belangrijke zaken er makkelijker uit", zegt onderzoeker Jelle Jolles.Beeld ANP XTRA

Wie jongen is of lager opgeleide ouders heeft, doet het vaak slecht op school. Een remedie? Maak er een strijd van.

Jongens hebben meer begeleiding nodig in de klas. Zij kunnen zich minder lang concentreren en hebben minder snel door wat de bedoeling is.

Jongens in de hoogste groepen van de basisschool zijn daardoor eerder afgeleid. Ze leren in groep zes, zeven en acht doorgaans minder snel dan meisjes. Daarom hebben ze in de laatste klassen van de basisschool meer begeleiding en uitleg nodig, stelt hoogleraar neuropsychologie Jelle Jolles van de Vrije Universiteit deze maand in het wetenschappelijke tijdschrift Frontiers in Psychology.

Leraren moeten jongens meer bij de hand nemen en inspireren
Onderzoeker Jelle Jolles

"De onderwijsfilosofie is er al lang op gericht dat kinderen vooral zelf moeten leren en moeten ontdekken." Als voorbeeld noemt Jolles de tweede fase, het systeem van 'leren leren', dat rond 2000 in het middelbare onderwijs werd ingevoerd en inmiddels alweer is herzien.

Zelfinzicht

"We weten meer en meer dat deze aanpak vooral voor jongens niet opgaat. Ze lopen wat achter in de ontwikkeling van zelfinzicht en in de vaardigheid van het leren. Terwijl meisjes het al opgepikt hebben, hebben jongens actief voorbeelden nodig en moeten zij actief bij de lesstof betrokken worden", licht Jolles toe. "Leraren moeten jongens meer bij de hand nemen en inspireren. Bijvoorbeeld door actief te werken aan leervaardigheid, uit te leggen over leerstrategieën en voor te doen hoe je woordjes, begrippen of teksten leert."

In het onderwijs wordt er onvoldoende rekening mee gehouden dat het brein van een jongen zich anders ontwikkelt dan een meisjesbrein, stelt Jolles. Hij legt uit dat de hersennetwerken die van belang zijn voor schoolprestaties zich bij meisjes iets eerder ontwikkelen dan bij jongens. "In grote lijnen kun je stellen dat rond het tiende jaar tachtig procent van de meisjes voorloopt. Zij staan meer open voor de lesstof en pikken de belangrijke zaken er makkelijker uit."

Jolles pleit daarnaast voor meer aandacht in de klas voor kinderen - zowel jongens als meisjes - die ouders hebben met een lage opleiding. Want ook die presteren minder goed. Daarbij is de kloof tussen hoger en lager opgeleiden in de afgelopen periode toegenomen. "Beide factoren, sekse en gezinssituatie, zijn ongeveer even belangrijk, maar wel op een andere manier. Bij kinderen met lager opgeleide ouders spelen omgangsvormen in het gezin en eerdere leerervaringen een rol. Daar zijn minder boeken, wordt minder met elkaar gepraat en voorgelezen, en is vaak minder geld voor speelgoed."

Jolles, die al jaren onderzoek doet naar leren en geheugen en de ontwikkeling van het tienerbrein, doet zijn aanbevelingen bij zijn meest recente onderzoek. Met twee collega's onderzocht hij ruim 150 leerlingen van 8 tot 12 jaar op basisscholen in Noord-Holland. Daarbij moesten de kinderen een reeks van plaatjes onthouden. De meisjes presteerden beter dan de jongens. Meteen nadat ze de plaatjes hadden gezien konden ze meer afbeeldingen nog noemen en ook na een kwartier pauze ging hen dat beter af. Datzelfde was het geval bij kinderen met hoger opgeleide ouders.

De strijd aangaan

De laatste jaren hebben de meisjes de jongens ingehaald in de klas. Zo vertrekt ruim 13 procent van de havo-jongens na het eerste jaar richting het vmbo. Bij meisjes is dat aandeel 8 procent. Het verschil blijft de gehele schoolloopbaan: meisjes krijgen vaker een vwo-diploma, jongens vaker één van het vmbo. Dat verschil komt nog bovenop de gezinssituatie. Kinderen van hoogopgeleide ouders krijgen vaker een vwo-schooladvies dan kinderen van laagopgeleide ouders.

Meesters en juffen spelen vaak nog niet in op verschillen tussen jongens en meisjes, is ook de ervaring van Siep de Haan, wiskundedocent aan het Bonifatius College in Utrecht. Samen met enkele andere docenten is hij in de regio Utrecht een pleitbezorger van 'jongensachtige' manieren van leren.

"Veel mensen ontkennen dat er een verschil is tussen jongens en meisjes. Soms is er een kennisachterstand doordat docenten niet worden opgeleid om deze verschillen te herkennen. Soms is het ideologisch. Zo voelen sommige feministische groepen zich aangevallen."

Volgens De Haan hebben kleine ingrepen in het lesmenu al effect. "Met eenvoudige dingen kun je veel bereiken. Jongens zijn vanaf een jaar of elf een stuk competitiever door de ontwikkeling van testosteron. Ik merk dat het een positief effect heeft door van een les een wedstrijd te maken: wie haalt het hoogste cijfer? Zoiets daagt jongens uit."

Lees ook:

Aparte klassen voor jongens en meisjes: in Nederland laait af en toe de discussie op, in IJsland doen ze het. Om meisjes te leren meer ruimte voor zichzelf op te eisen. Dat slaat aan.