Essay

De mythe van de minderheid: extremisme onder moslims alles behalve marginaal fenomeen

11-08-2018 22:53

 

”Het is slechts een klein groepje extremistische moslims dat het voor de rest verpest.”

 

Op verjaardagen, in columns, in opiniestukken, in de politiek, op forums, geregeld wordt verkondigd dat alles okay is in de islamitische wereld, dat er hier en daar misschien een enkele radicale imam is, maar dat de overgrote meerderheid van de moslims zich prima gedraagt. Extremisme, radicalisme of fundamentalisme binnen de islamitische wereld of binnen de islamitische gemeenschap zou slechts een zeer marginaal fenomeen zijn.

Een exemplarisch voorbeeld van dit standpunt viel te lezen in de column van Nico de Fijter in Trouw van vorige week, getiteld Waarom schrik ik van een Arabische vredesgroet? Daarin schrijft hij:

 

”Laten we niet doen alsof de ganse moslimwereld met die etiketten van radicalisme en extremisme kan worden beplakt: dat geldt slechts een zeer klein deel van de moslims.”

 

Dit is een prachtige voorbeeld van wat we gerust een mythe kunnen noemen: de mythe van de minderheid.

Deze mythe van de minderheid is wijdverspreid, maar houdt na analyse geen stand. Onderzoek in islamitische landen en naar de belevingswereld van moslims, zowel in het buitenland als hier, toont aan dat radicalisme en extremisme op beduidend grotere schaal voorkomen dan slechts bij ‘een zeer klein deel.’

Voor de duidelijkheid, het gaat zeker niet om alle moslims, vaak niet eens over een meerderheid, maar het is feitelijk onjuist én oplossingsbelemmerend om over een ‘zeer kleine minderheid’ te spreken.

De mythe van de minderheid is een mythe omdat de claim onwaar is. De mythe is naast onwaar zelfs schadelijk, omdat we problemen alleen kunnen aanpakken als we ze onder ogen zien. Problemen die we bagatelliseren, waarover we doen of ze extreem marginaal zijn, zullen we niet proberen op te lossen, er is immers amper sprake van een probleem. Waarom zou je beleid ontwikkelen op basis van de gedragingen van een handjevol extremisten? “Wij zijn met meer”, dus het komt wel goed, het ís eigenlijk al goed. Het gaat immers maar om een zeer klein groepje.

Het is zinnig om helder te krijgen waar we het over hebben als we van radicalisme of extremisme spreken. In discussies wordt de mythe meestal aangehaald zonder dat erbij wordt verteld welke gedragingen radicaal of extremistisch zijn. De Fijter legt helaas ook niet uit wat hij precies radicaal vindt. Het lijkt veilig om aan te nemen dat onderdrukking van vrouwen, homoseksuelen, persvrijheid en vrijheid van meningsuiting, alsmede de onderdrukking van de vrijheid van religie, radicaal of extremistisch genoemd kan worden. Ook de gedragingen van de Islamitische Staat en terrorisme in het algemeen komen als vanzelfsprekend in aanmerking voor de etiketten ‘radicaal’ en ‘extreem’.

Wie naar de geschiedenis kijkt, de feiten turft en de onderzoeken leest, zal zien dat al deze fenomenen in de islamitische wereld, dan wel onder moslimpopulaties, in veel grotere mate of bij veel grotere groepen voorkomen dan slechts bij ‘hele kleine minderheden’.

Tijd om de genoemde radicale dan wel extremistische fenomenen nader te beschouwen.

Arabist Hans Jansen trok een cynische conclusie over de positie van de vrouw binnen de islam:

 

”Voor niet-moslims is er altijd nog hoop. Zij zouden hun achterstelling kunnen beëindigen door moslim te worden. Ook voor slaven is er altijd nog hoop, want ze zouden vrij kunnen worden. Voor vrouwen is er geen hoop. Ze blijven altijd vrouw.”

 

Was hij té cynisch?

Het Global Gender Gap Report 2017 van het World Economic Forum kijkt naar verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft gezondheid, onderwijs, deelname aan de arbeidsmarkt en politieke empowerment. Onder de landen waar die verschillen het grootst zijn bevindt zich het gros van de islamitische landen, onder andere Jemen, Pakistan, Syrië, Iran, Mali, Saudi Arabië, Libanon, Marokko, Jordanië, Egypte en Turkije.

Wie verder kijkt komt er al snel achter dat het met vrouwenrechten slecht gesteld is in de islamitische wereld. Fysieke veiligheid is daar geen algemeen goed, verkrachting, aanranding en mishandeling zijn schering en inslag (twee voorbeelden: in Jordanië vindt 90 procent van de vrouwen het normaal dat hun man hen slaat en in Egypte is 99 procent van de vrouwen seksueel lastiggevallen (‘De vrouwenhaat vlucht mee,’ Trouw 16 januari 2016).

In het islamitisch recht worden vrouwen systematisch achtergesteld: ze erven minder dan mannen, in een proces is hun getuigenis maar de helft waard, mannen kunnen makkelijk van vrouwen scheiden maar vrouwen kunnen niet makkelijk van mannen scheiden, mannen mogen meerdere vrouwen trouwen maar vrouwen mogen niet met meerdere mannen trouwen.

En dan is er het verschrikkelijke fenomeen meisjesbesnijdenis (of beter: verminking). Dit verminkte 125 miljoen meisjes en vrouwen ter wereld, niet alleen maar wel voornamelijk in de islamitische wereld (zie het essay van Maurice Blessing ‘Meisjesbesnijdenis heeft wel degelijk met de islam te maken‘, Trouw 23 februari 2014).

Aan deze flinke rij van onrechtvaardigheden moeten ook eerwraak en het verplicht dragen van hoofddoek of boerka worden toegevoegd.

Journaliste Brenda Stoter vatte het als volgt samen:

 

”Iedereen die de regio een beetje kent, weet dat daar een patriarchale cultuur heerst en dat mannen en vrouwen er veelal gescheiden leven. Natuurlijk zijn er onderlinge verschillen […], maar over het algemeen is de regio conservatief. De meeste mannen daar zien vrouwen als ondergeschikt en houden hen het liefst thuis. En dan zeg ik het nog voorzichtig, na zes jaar lang door het Midden-Oosten te hebben gereisd om vrouwenverhalen te schrijven.”

 

In 2007 zei toenmalig leider van Iran, Mahmoud Ahmadinejad, dat er in Iran geen homo’s bestaan. Deze wens was de vader van de homofobe gedachte. Homoseksualiteit en islam gaan niet fijn samen. In alle landen waar op homoseksualiteit de doodstraf staat (Saudi Arabië, Yemen, Iran, Afghanistan, Mauritanië, Soedan, and Nigeria) is de islam de grootste religie. In andere islamitische landen staan er celstraffen of boetes op.

Het is in grote delen van de islamitische wereld vrijwel onmogelijk om openlijk voor je homoseksualiteit uit te komen, alhoewel er soms veel (hypocriete) kastruimte is. Vervolging komt echter ook veel voor, soms door de overheid zelf, die de vervolging dan met smoesjes legitimeert, en soms door burgers. De autoriteiten straffen of vervolgen de daders vaker niet dan wel.

Vergeet ook niet de islamitische aanslag op de gay-nachtclub in Orlando waar 49 doden en meer dan 50 gewonden vielen.

Mohammed, de stichter van de islam, liet meerdere tijdgenoten vermoorden die kritisch op hem waren (e.g. Asma bint Marwan, Abu Afak, Kab bin al-Ashraf). 1400 jaar later is het er in de islamitische wereld niet veel beter op geworden. Wie een korte blik werpt op de door Reporters Without Borders vervaardigde kaart die aangeeft hoe het wereldwijd met de persvrijheid is gesteld, ziet dat vrije nieuwsgaring in de islamitische wereld, zacht gezegd, niet geheel onbelemmerd is. Met persvrijheid is het aldaar problematisch, slecht of zeer slecht gesteld. Nog in 2013 riep de OIC (het samenwerkingsverband van 57 islamitische landen) op tot een verbod op islamkritiek.

In de islamitische wereld én daarbuiten is op grote schaal sprake van censuur en zelfcensuur. Een korte onvolledige opsomming in willekeurige volgorde: Youp van ’t hek zei op zijn woorden te letten, Gregorius Nekschot werd van zijn bed gelicht, Theo van Gogh werd vermoord, Fortuyn werd vermoord, de redactie van Charlie Hebdo werd afgeslacht, Geert Wilders wordt permanent beveiligd, op tekenaar Kurt Westergaard werd meerdere malen een aanslag gepleegd, de publicatie van Salman Rushdie’s Satanic Verses leidde tot boekverbrandingen, massale rellen, aanslagen en tientallen doden, talloze auteurs die kritisch zijn op de islam schrijven onder pseudoniem en/of worden beveiligd, de rellen naar aanleiding van de Deense Mohammed-cartoons leidden wereldwijd tot 200 doden, afleveringen van Southpark waarin de profeet Mohammed voorkomt worden gecensureerd, publicatie van Wilders’ islamkritische Fitna leidde tot wereldwijde ophef, kniebuigingen, rellen en boycots (overigens veelal vóórdat de film überhaupt was verschenen), in de Verenigde Staten werd in 2015 in Texas een aanslag gepleegd op een cartoonwedstrijd, tegen Brigitte Bardot, Oriana Fallaci, Michel Houellebecq en Geert Wilders zijn rechtszaken gevoerd.

Paul Cliteur vat het aldus samen:

 

”Theoterrorisme is zó succesvol, dat in vele landen de omvang van de vrijheid van expressie allang niet meer wordt bepaald door wet en jurisprudentie, maar door wat de terroristen acceptabel achten.”

 

Met andere woorden: we leven in het ‘Vrije Westen’ de facto al gedeeltelijk onder de wetten van de sharia.

In 2017 publiceerde de Internationale Humanistische en Ethische Unie (IHEU) het Freedom of Thought-rapport. Boris van der Ham:

 

”Conclusie: het geweld tegen ongelovigen is in 2017 steeds extremer geworden.”

 

En dat betreft voornamelijk islamistische landen.

De inleiding van het rapport geeft de volgende, niets aan de verbeelding overlatende samenvatting:

 

”It is worth noting that at our current moment in history, the 30-strong list of countries which exhibit “grave violations” against the non-religious, which corresponds with a high prevalence of human rights abuses across various other sectors of society as well, is predominated by Islamic states, or countries with mainly Muslim populations, or with highly Islamized regions within multi-religious nations (e.g. northern Nigeria). […] The result of all this – just as many conservative and extremist followers of Islam would probably agree and desire it! – is that it is Islamic states, and Islamic populations, which pose the most prevalent and often the most serious threat to the non-religious people in their societies today.”

 

In november 2015 peilde het Pew Research Center, in een aantal landen waar moslims de meerderheid vormen, de mening van moslims over de Islamitische Staat (IS). Pew kopte dat overweldigende aantallen moslims IS als negatief zien. Die conclusie lijkt, ondanks de subjectieve framing, gerechtvaardigd, maar benadrukt wel de positieve cijfers, en lijkt de negatieve uitkomsten van deze peiling met het badwater weg te gooien. Hoewel er inderdaad grote aantallen moslims heel negatief over IS spraken, zijn er ook, zowel procentueel als in absolute aantallen, zorgwekkend hoge aantallen bewonderaars.

De antwoordmogelijkheden waren Gunstig, Ongunstig of Weet ik niet (respectievelijk Favorable, Unfavorable en Don’t know) en de vragen werden gesteld aan mensen uit Libanon, Israël, Jordanië, de Palestijnse Gebieden, Indonesië, Turkije, Nigeria, Burkina Faso, Maleisië, Senegal en Pakistan.

In Pakistan werd het laagste percentage aan negatieve meningen over IS (28%) gepeild, in Libanon het hoogste (100%). In Pakistan werd ook het hoogste percentage Weet-ik-niets gepeild (62%). In Nigeria vond men het hoogste percentage bewonderaars (14%). Andere hoge percentages bewonderaars van IS vond Pew in Maleisië en Senegal (beide 11%), Burkina Faso en Turkijë (beide 8%) en in Pakistan (9%).

Als deze percentages aan de hand van de bevolkingsomvang worden omgerekend naar absolute cijfers, krijgen we onthutsende aantallen te zien. In totaal peilde Pew in deze 11 landen meer dan 66 miljoen bewonderaars van ISIS. Ook onthutsend is dat meer dan 236 miljoen mensen zeiden niet te weten wat ze van IS vinden. Een flink percentage zal misschien oprecht geen idee hebben, maar grote aantallen respondenten hebben wel degelijk toegang tot nieuwsmedia en internet. Hoe moeilijk is het om te concluderen dat je de barbaarsheid van IS afkeurenswaardig vindt?

Ook uit andere peilingen zijn verontrustende cijfers voortgekomen. 16% van de moslimjongens in Antwerpen vindt terrorisme aanvaardbaar, kopte HLN in 2013. Uit onderzoek in 2005 door het Britse YouGov bleek dat 6% van de moslims aldaar de aanslagen op 7/7 geheel gerechtvaardigd vonden. Dat zijn ongeveer 100.000 personen. Het percentage dat ‘some sympathy’ voelde lag op 24%.

Uit ander onderzoek in het VK (door ICM) bleek dat 39% van de moslims aldaar van mening was dat vrouwen hun man altijd moeten gehoorzamen. Meer dan de helft vond dat homoseksualiteit illegaal moet worden. 47% vond dat homo’s geen leraar mogen zijn.

In 2013 publiceerde socioloog Ruud Koopmans de resultaten van onderzoek door het Berlijnse Social Science Centre (WZB) (pdf). Daaruit bleek dat moslimfundamentalisme in Europese landen op aanzienlijk schaal voorkomt. Telefonisch werden meer dan 9000 moslims in Nederland, Duitsland, Frankrijk, België, Oostenrijk en Zweden vragen gesteld, een representatief aantal. Bijna 60% wilde geen homoseksuele vrienden, 45% denkt dat joden niet te vertrouwen zijn en 54% is van mening dat het Westen de islam wil vernietigen.

Koopmans onderscheidt drie kern-eigenschappen van fundamentalisme: (1) eeuwig onveranderbare regels, (2) slechts één interpretatie die mogelijk is en (3) religieuze voorschriften belangrijker vinden dan seculiere wetten. Van consistent fundamentalisme (waarbij de gelovige dus al die drie meningen heeft) was bij 44% van de ondervraagde moslims sprake. Dit kwam overeen met een Duits onderzoek uit 2007, en ook met een peiling uit 2006 door Pew, waaruit bleek dat ongeveer de helft van de moslims in Frankrijk, Duitsland en het VK dachten dat er een Westerse / joodse samenzwering achter de islamitische aanslagen op 9/11 zit.

Resumerend:

  • Vrouwen hebben een minderwaardige positie binnen de islamitische wetten. Tegelijkertijd spelen er in de islamitische wereld veel onrechtvaardigheden jegens vrouwen en zijn grote aantallen moslims negatief seksistisch ten opzichte van vrouwen.
  • Homoseksuele handelingen zijn in veel islamitische landen strafbaar, homoseksuelen zijn in veel islamitische landen vogelvrij en veel moslims denken negatief over homoseksuelen.
  • Binnen de islamitische wereld bestaan grote problemen met de vrijheid van de pers en staat kritiek op de islam, of überhaupt het kunnen uiten van een afwijkende mening over de islam, zowel in de islamitische wereld als daarbuiten, onder zware druk.
  • Vrijheid van religie is in islamitische landen een groot probleem.
  • Uit diverse polls blijkt dat aanzienlijke percentages moslims pro-IS zijn en terrorisme goedkeuren.
  • In Europese landen uitgevoerd onderzoek toont dat bijna de helft van de hier wonende moslims fundamentalistisch is en dat moslims tot in de tientallen procenten radicale meningen hebben over joden, westerlingen, homo’s en vrouwen.

We concluderen dus dat radicalisme en extremisme onder moslims en in de islamitische wereld alles behalve een marginaal fenomeen is. De mythe van de minderheid is inderdaad een mythe, en moet dringend naar het rijk der fabelen worden verbannen, niet alleen omdat het een mythe is, maar ook omdat het bagatelliseren van problemen de oplossing ervan in de weg staat.