Direct naar artikelinhoud
AnalyseSchimmels

Schimmels komen uit het verdomhoekje (en dat is onze eigen schuld)

Onzichtbaar, ongrijpbaar maar overal om ons heen aanwezig: de schimmel, zo’n beetje het meest onderschatte levende wezen van allemaal. Ten onrechte, betoogt schimmelexpert Anuradha Chowdhary, onlangs op bezoek in Nederland. Tientallen miljoenen doden per jaar hebben de schimmels op hun geweten – en nu worden ze nog eens ongevoelig voor medicijnen.

Schimmels komen uit het verdomhoekje (en dat is onze eigen schuld)
Beeld Barcroft Media via Getty Images

Het was een afschuwelijke aandoening die het 10-jarige jongetje trof. Hoge koorts. Huiduitslag. Verwardheid, orgaanuitval, hoofdpijn. Een schimmelinfectie, wezen de tests uit, bovenop de leukemie waarvoor het kind in het kinderziekenhuis in Delhi lag. Een schimmel was bij het jongetje naar binnen geslagen. En nu had het organisme zich uitgezaaid via zijn bloed, en werd hij van binnenuit aangevreten door draderige, witte schimmels. De artsen stonden machteloos. Nog geen twee dagen later was het jongetje overleden.

Zo waren er meer gevallen, vertelt schimmeldeskundige Anuradha Chowdhary, in fraai rollend Indiaas-Engels. Een pasgeboren meisje, nog maar enkele dagen oud. Een 59-jarige aidspatiënt. Een man die een operatie had ondergaan. Een vrouw met diabetes. Stuk voor stuk werden ze getroffen door koorts, uitslag en gruwelijke pijnen en overleden ze, terwijl schimmeldodende middelen niets leken uit te halen.

‘Twaalf patiënten uit twee ziekenhuizen’, telt Chowdhary, in Nederland voor een congres voor mycologen (schimmeldeskundigen). ‘En allemaal reageerden ze niet meer op fluconazol, het schimmeldodende middel bij uitstek.’

Chowdhary (48) was, wat je noemt, de juiste vrouw op de juiste plaats. Een gedreven microbioloog, op intelligentie en karakter opgeklauterd van eenvoudige middenklassedochter tot academicus, en dat in het door mannen gedomineerde India. Opgeleid in onder meer de VS en Wageningen, waar ze promoveerde, en nu als hoofd van de afdeling medische mycologie van de Universiteit van New Delhi verantwoordelijk voor het in kaart brengen van ziekmakende schimmels. Voor menig onderzoeker zou zoiets uitdraaien op een soort boekhoudersbaan, geduldig dna-codes en stambomen verzamelen voor de literatuur. Maar niet voor Chowdhary, zelf destijds moeder van een dochter van 5.

‘Misschien heb je als vrouw iets meer oog voor het feit dat het om patiënten gaat’, zegt ze nu, zeven jaar later. ‘We doen het niet voor de schimmels, we doen het voor de patiënten. En hier hadden we een Candida die multiresistent was, en die we niet konden identificeren.’

Waar een boekhouder daar misschien de schouders over zou ophalen – inboeken als ‘onbekend’, volgende schimmel meer geluk – besloot Chowdhary het tot op de bodem uit te zoeken. ‘We vonden dat de wereld het moest weten. Naderhand begrepen we wat er aan de hand was: hij zat nog niet in de database.’

De schimmel bleek nog maar één keer eerder te zijn waargenomen, in het oor van een patiënt uit Japan. Een resistente vorm van Candida auris, een taaie schimmel die op kweek wit bobbelend groeit en die een aanpassing in zijn celwand heeft waardoor veelgebruikte schimmeldodende middelen geen greep meer op hem hebben. En nu dook die op in India – en in de jaren die volgden, in onder meer Venezuela, Zuid-Korea, Zuid-Afrika en (in 2013) Engeland.

‘Toen pas schrok iedereen wakker’, vertelt Chowdhary, met de lichte verongelijkheid die je vaker bij wetenschappers uit de Derde Wereld bespeurt. Het was het jaar waarin ze in vakblad Emerging Infectious Diseases als eerste de noodklok luidde over Candida auris, overigens samen met de Nederlanders Jacques Meis en Ferry Hagen. Vooral alarmerend dat de uitbraken op zichzelf leken te staan, zegt ze. ‘De afgelopen tien, vijftien jaar zijn deze schimmels op verschillende plekken ontstaan, elk met een eigen profiel van resistentie. Deze brand heeft meerdere brandhaarden.’

Beeld Getty Images

Miljoen doden

Schimmels. Je denkt: o ja, de badkamer. Het brood. Of je denkt: teennagels, jeukende huidplekjes, vaginale schimmels. Maar een gruwelijke horrordood in het ziekenhuis, rillend van koorts terwijl de organen het begeven, dat ligt wat minder vooraan in de gedachten. Terwijl toch naar schatting liefst 1,5 miljoen mensen per jaar aan schimmels overlijden. Meer doden dan tuberculose, en meer dan malaria, zegt Chowdhary erbij.

Correctie: Aanvankelijk stond vermeld dat jaarlijks 150 miljoen mensen jaarlijks zullen overlijden aan schimmels. Dat moet 1,5 miljoen zijn.

Maar de microbiologie heeft nu eenmaal al sinds de dagen van Louis Pasteur meer met bacteriën. Beestjes die bijten! Het spreekt alleen al gevoelsmatig meer aan dan overwoekerd raken door een soort paddenstoel. ‘Met bacteriën zijn we vertrouwd. Ze groeien snel, hun systeem kennen we, er zijn standaardtests – dus daarover hebben we het. Maar wie let er op de schimmels? Een microbioloog in het ziekenhuis zal door zijn microscoop kijken en zeggen: o, het is een schimmel, zonder er verder bij stil te staan wat voor soort het is. Net als in het dagelijks spraakgebruik, als je een jeukend plekje hebt: je hebt een schimmel.’

En nu beginnen de schimmels – met honderdduizenden soorten een aparte tak van leven – zich te roeren. ‘Wij mensen hebben dit gedaan’, zegt Chowdhary. ‘We hebben de omgeving vol fungiciden gestopt, van schimmeldodende zalfjes uit de apotheek tot fungiciden in de landbouw. En nu zien we de resistentie toenemen. Ik geef je op een briefje: over vijf jaar zit ik hier over weer een andere resistente soort te praten.’

Ze gebaart om zich heen naar het steriele, witte congreszaaltje waar we ons hebben teruggetrokken: ‘Schimmelsporen zitten overal! Ook in deze kamer. Of in de koelkast: doe je koelkast maar dicht en houd hem hermetisch gesloten. Toch zullen er schimmels groeien.’

Wat willen ze eigenlijk van ons?

‘Het is niet anders dan met andere micro-organismen: ze gedijen op ons lichaam. Ze eten ons. Ze zijn er niet op uit om ons kwaad te doen, maar ze koloniseren ons als het met ons bergafwaarts gaat. En daarbij speelt: als we antibiotica nemen, krijgen we minder bacteriën en neemt het aandeel schimmels toe. Vandaar dat antibioticagebruik een van de risicofactoren is voor candidemie – bloedvergiftiging door schimmels.’

Schimmels hebben de naam: ze treffen alleen de toch al zeer zieken, dus richt je energie liever op iets anders.

‘Ja, daar zit de zwaarste last. Maar denk ook eens aan keratitis, ofwel ooginfecties. Of denk aan longaandoeningen. Allergische astma wordt vaak opgewekt door schimmels. Maar we diagnosticeren het niet: deze patiënt heeft een neus- of sinusontsteking door schimmels. Terwijl dat waarschijnlijk heel vaak voorkomt.

‘Of denk aan schimmelinfecties van de huid! Die zijn een flink probleem aan het worden, vooral in tropische landen. Zelfs ik dacht aanvankelijk: huidinfecties, waar hebben we het over? Totdat ik de families zag waar het heerst. Het is cosmetisch vervelend, het geeft jeuk, het kan een laag zelfbeeld geven. En toen we naar de nieuwste moleculaire technieken grepen, ontdekten we: tot wel 30 procent van de patiënten is compleet resistent tegen de gewone antischimmelmiddelen.’

 Wat voor toekomst verwacht u? Meer doden?

‘Beslist. Het akelige is dat het niet eens zal opvallen. Als iemand overlijdt aan de griep of aan tuberculose, wordt dat geregistreerd. Maar wie rapporteert het als er iemand overlijdt aan een schimmelinfectie? Niemand.’

 Wat moet er anders?

‘We moeten vooral veel meer bewustzijn krijgen dat er zoiets is als schimmels. Mycologie als vast vak in de medische opleiding, mycologische experts in het ziekenhuis, snellere en betere diagnostiek in gespecialiseerde laboratoria. Denken aan schimmels zit gewoon nog niet tussen de oren. Ik krijg vaak telefoon van artsen: we hebben onze patiënt met dit en dat behandeld en op zus en zo getest, maar het gaat nog steeds niet goed, zou het misschien een schimmelinfectie zijn? Die dokters hebben alles geprobeerd! Ik zou zeggen: het moet andersom. Schimmels moeten al direct deel uitmaken van de diagnostiek. Zodat we onze behandeling er al meteen op kunnen afstemmen.’

Je zou zeggen: vooral nieuwe middelen ontwikkelen.

‘Dat ook. Er is niets wat ons straks gaat redden, als we niet nu al investeren in nieuwe klassen geneesmiddelen. Alleen: medicijnontwikkeling kost tijd, dus wat hebben we daar nu aan? In de nabije toekomst zullen we het toch moeten doen met de middelen die we nu hebben.’

 Is er ook iets wat gewone mensen kunnen doen?

‘Als je een jeukend plekje hebt en het is een schimmel, ga je al snel naar de apotheek voor een of ander zalfje. Maar het is goed om te beseffen dat dit uiteindelijk schimmels zijn die ons het leven kunnen kosten. Als een schimmelinfectie hardnekkig is, ga dan naar de dermatoloog en zorg voor de juiste behandeling, in plaats van dat je het organisme resistent laat worden en er andere mensen mee besmet.’

En, ik durf het haast niet te vragen, hoe kom je af van de schimmel in de badkamer?

‘De afzettingen zou ik wegwassen met alcohol. En daarna moet je echt iets doen aan de ventilatie, en aan vochtbestrijding, zodat ze niet meer groeien. Vooral als er iemand in huis luchtwegklachten heeft of astmatisch is. Er zijn heel wat patiënten die naar je toe komen met een hoestje, waarna pas na doorvragen blijkt dat ze vocht in huis hebben. Tja, daar slaap je dan in.’