Direct naar artikelinhoud
ReportageOorlog Congo

Zwarte magie jaagt Congolese kinderen de oorlog in

 Kinderen zijn makkelijk beïnvloedbaar en ze kennen minder angst dan volwassenen. Daardoor zijn ze effectief als strijders. Politici in Congo maken er zonder scrupules gebruik van.

In een gezondheidspost aan de rand van Kananga worden kinderen gewogen en gemeten. Als gevolg van het recente conflict in Kasai zijn veel kinderen ondervoed. De kinderen zaten met hun ouders maanden ondergedoken in de bush, op de vlucht voor de regeringssoldaten die huishielden in reactie op de militanten van Kamuinu Nsapu.Beeld Sven Torfinn.

Met haar rok ving de 16-jarige Esther de mitrailleurkogels van de soldaten op en slingerde ze die ook weer terug. Ze laat zien hoe. Ze wappert met haar geel-groen-blauw-roze stippeltjesrok. ‘Wij meisjes liepen zo voor de gewapende jongens van onze groep uit. Om ze te beschermen. Als wij de kogels van de regeringssoldaten opvingen en terug wierpen, veranderden de kogels in bommen. Onze armen veranderden we door spreuken in machetes.’

Olivier is ook 16 en hij zat bij dezelfde militie als Esther. Hij zegt over zijn initiatie: ‘Ik dronk alcohol met gestampte schedels.’ Dat bezorgde hem speciale gaven.

Alain van 17 nam geen gestampte schedels, en ook geen mensenbloed – zoals andere jonge strijders, de ‘elementen’, wel deden. Hij hoefde ook niet rond te lopen met het afgehakte hoofd van zijn moeder. Alain kocht na zijn ‘doop’, op een plek diep in de bush, wel ‘krachten’.

Bij het ziekenhuis van Kananga wordt speciale voeding uitgedeeld aan kinderen om aan te sterken.Beeld Sven Torfinn

Hij schuift zijn rechterduim en -wijsvinger over zijn linkerpink en zegt: ‘Voor 500 Congolese franc nam ik een ring waarmee ik me van de ene plek in het woud kon verplaatsen naar de andere. Voor 600 franc kocht ik een armband die me onzichtbaar maakte en regeringssoldaten hypnotiseerde. En vlak voor gevechten at ik rode mieren. Als er geschoten wordt gaan de mieren bewegen in je buik, zo geven ze je extra kracht. Met mijn geweer van hout heb ik veertig of vijftig soldaten doodgeschoten.’

Bruut conflict

De verhalen gaan over een magische militie in Kasaï, een van de meest geïsoleerde en achtergestelde gebieden in Congo. De militie heet Kamuina Nsapu, naar een traditioneel leider die in 2016 werd gedood door regeringstroepen. Wat begon als een plaatselijk dispuut is door politici opgestookt tot een bruut conflict dat een gebied ruim vijf keer zo groot als Nederland heeft ontwricht. De politici wilden zo hun invloed bewijzen aan onderhandelingstafels in Congo’s hoofdstad Kinshasa, waar druk wordt gespeculeerd over cruciale verkiezingen en de politieke toekomst van het land. Kasaï werd toegevoegd aan het rijtje instabiele regio’s in Congo.

Esther, van de toverrok, zit sinds maart in een opvangcentrum voor meisjes. Ze liep op een dag weg van Kamuina Nsapu, de militie. De leiders maakten hun beloften niet waar, zegt ze. Beloften van stukken land. Van schoolgeld. Van een motorfiets. Beloften waardoor ze bij de militie was gegaan.

Het tehuis waar ze nu met negen andere meisjes zit, is een ommuurde bungalow in de plaats Kananga, een vervallen bestuursstad uit de Belgische koloniale periode. In Kananga gaat de tijd voor- en achteruit. Er is internet, er zijn systemen voor geldtransfers via de mobiele telefoon. Het treindepot uit vroeger tijden rot intussen weg en alleen de ene oude hoofdstraat, de breed opgezette Boulevard Lumumba, heeft nog echt asfalt. Bewoners van de krotten en hutten die tegenwoordig het gezicht van Kananga bepalen, planten hun cassave rond de spoorrails en de wrakkige treinwagons.

In Kananga staat ook een ommuurde bungalow voor jongens die militielid zijn geweest. Olivier, Alain en zo’n vijftien anderen slapen ’s nachts op smoezelige matrassen tussen muren waar de crèmekleurige verf vanaf bladdert. Overdag schoppen ze tegen een bal, kaarten ze wat of wiebelen ze op een verroeste wipkip.

Kinderen als strijders

Carine Longwa (43) kan de verhalen van de kinderen dromen. Longwa verzorgt de opvang. Ze werkt voor een Congolese katholieke organisatie met steun van Unicef. Longwa trekt de getuigenissen van de kinderen na via uitgebreide vraaggesprekken en via informatie van andere instanties. ‘Kinderen zijn makkelijk beïnvloedbaar’, zegt ze. ‘En ze kennen minder angst dan volwassenen. Daarom zijn kinderen effectief als strijders.’ (De namen van de kinderen in dit artikel zijn op haar verzoek gefingeerd. Ex-militiestrijders zoals zij stuiten soms op argwaan bij terugkeer in hun gemeenschap.) 

De organisatie van Longwa heeft zo’n 1.700 kinderen geholpen, op tien plaatsen in de regio Kasaï. Longwa werkte eerder ook met voormalige kindsoldaten. ‘Ex-kindsoldaten verschillen van de kinderen die bij de militie hier zaten’, legt ze uit. ‘Kindsoldaten zijn gedisciplineerder, meer getraind. Sorry dat ik het woord gebruik, maar de kinderen die ik nu langs krijg, zijn wilden.’

De verhalen over fetisjen, amuletten en toverdrankjes van de militie – of de collectieve onthoofding van 36 politieagenten vorig jaar – nemen niet weg dat er in Kasaï ook bruut is opgetreden door regeringstroepen. Toen de occulte strijders van Kamuina Nsapu in 2016 de wapens opnamen, vluchtten Congolese regeringssoldaten panisch van angst weg, maar zij werden vervangen door geharde militairen uit Congo’s tumultueuze oosten. Die gingen op strafexpeditie: samen met aan hen gelieerde groepen brandden ze hutten plat en moordden ze dorpelingen uit.

Een goed ingevoerde, neutrale bron in de stad Kananga zegt dat de regeringszijde zelfs verantwoordelijk is voor het meeste geweld. Kasaï moest worden ‘gestraft’, omdat er in dit gemarginaliseerde gebied veel steun bestaat voor Congo’s politieke oppositie. De vorig jaar overleden oppositieleider Étienne Tshisekedi kwam hiervandaan.

Angele Tumba leeft in de bush op drie kwartier rijden van de stad Kananga. Ze wijst naar een zanderig erf voor een lege hut van leem en riet. ‘Militairen schoten daar mijn buurman dood’, zegt Tumba. Voordat de regeringstroepen op deze verlaten plek arriveerden, waren de militieleden er trouwens. Zij beschuldigden het dorsphoofd er juist van dat hij sympathie koesterde voor de regering. Tumba: ‘Ze sneden zijn hoofd eraf.’

Rust

Door de brute respons van de regeringstroepen is in Kasaï de rust nu enigszins weergekeerd. De regio staat de facto onder militair bestuur. Van de circa 1,7 miljoen getroffen mensen die hulporganisaties telden op het hoogtepunt van het geweld, is naar schatting bijna de helft teruggekeerd naar huis.

Maar de grootvader van Jean-Pierre (24) is onvindbaar, net als sommige jonge mannen uit zijn dorpje. Jean-Pierre is directeur van een school van bamboe die werd platgebrand. Wanneer hij voorgaat naar een nabijgelegen hut waarvan volgens hem de mannelijke bewoner wordt vermist, komt er een militair tevoorschijn vanachter een grote boom. ‘Prof!’, roept de militair naar schoolhoofd Jean-Pierre. Met zijn kalasjnikov met drie aan elkaar getapete magazijnen maakt de militair duidelijk dat het bezoek hier eindigt. Jean-Pierre vertelt naderhand dat hij een tijdje terug naast zijn afgebrande school de handen van een paar lijken uit het zand zag steken.

VN: oorlogsmisdaden 

Alle gewapende partijen in Kasaï zijn schuldig aan oorlogmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Dat hebben VN-onderzoekers in juni verklaard. Twee VN-medewerkers die vorig jaar onderzoek deden in Kasaï, een Amerikaan en een Zweedse, werden zelf vermoord. Volgens het VN-onderzoek hebben Congolese militairen en de militie Kamuina Nsapu geweld gepleegd tegen de plaatselijke bevolking, in de vorm van moord, verminking, verkrachting, plundering en brandstichting. Het leger werkte samen met lokale gewapende groepen genaamd de Bana Mura. Die hebben veelal een andere etnische achtergrond dan de militieleden van Kamuina Nsapu. Volgens de goed ingevoerde, onafhankelijke instantie Congo Research Group hebben bovendien lokale en landelijke Congolese politici het geweld opgestookt. Rivaliserende politici willen laten zien dat zij brandhaarden kunnen ‘aanzetten’ en weer ‘uitzetten ’. De politici bewijzen zo hun invloed.

De wanorde in Kasaï is profijtelijk geweest voor de Congolese president Joseph Kabila, meent een bron. Kabila volgde in 2001 zijn vermoorde vader op. Kabila de zoon had volgens de grondwet al in 2016 moeten terugtreden, maar hij stelde verkiezingen uit. Een crisis als die in Kasaï bemoeilijkt een stembusgang, was een argument. Kabila heeft nu alsnog verkiezingen beloofd, voor in december van dit jaar, al blijft onzeker of en hoe die doorgaan, en of Kabila zelf een (ongrondwettige) derde termijn zal najagen. ‘Het geweld in Kasaï heeft Kabila in staat gesteld tijd te winnen’, meent de bron. ‘Kabila buit de situatie uit.’

Uitbuiting loopt als een rode draad door Kasaï, zoals door het gebied de rivier de Kasaï stroomt. Koning Leopold II van België gebruikte Kasaï eind 19de eeuw als wingewest voor rubber. Van bewoners die niet voldoende rubber leverden, werden handen afgehakt. In 1967, na Congo’s onafhankelijkheid, liet president Mobutu een bronzen standbeeld van Leopold-te-paard neerhalen in de hoofdstad Kinshasa. Leopold liep een deuk op in zijn rechterschouder, zoals te zien valt bij het nationaal museum, waar de door oxidatie groen uitgeslagen koning tegenwoordig staat.

'Verwaarlozing van de regio'

Maar ook de megalomane Mobutu behandelde Congo als zijn persoonlijk eigendom. Hij liet complete fabrieken in Kasaï ontmantelen en verplaatsen naar zijn eigen regio. Eind jaren negentig werd hij ten val gebracht door rebellen van Laurent-Désiré Kabila, de vader van de huidige president. De rebellen marcheerden van het oosten van Congo naar de hoofdstad Kinshasa in het westen en eigenden zich onderweg de grootste diamantfabriek van Kasaï toe. Zeggenschap over de diamantwinning berust tegenwoordig voor een groot deel bij de overheid van Kabila jr. Hij voerde in 2015 een bestuurlijke herindeling door in Congo, waardoor delen van Kasaï aan invloed inboetten.

Jeanette Tshibola zag twintig jaar geleden de rebellen van Kabila sr. voorbij trekken in de stad Kananga. Nu kampt de 50-jarige verpleegkundige met de gevolgen van het recente conflict. Onder het afdak van een kleine kliniek tussen palmbomen en avocadobomen verzorgt ze uitgemergelde kinderen. De kinderen zaten met hun ouders maanden ondergedoken in de bush, op de vlucht voor regeringssoldaten.

Tshibola ziet de regeringstroepen en de militie Kamuina Nsapu als de twee kanten van een medaille. ‘De regering verwaarloost onze regio, we zitten in de misère. Er is hier geen stroom en geen water. Geen werk en geen scholing. En daarom gaan mensen bij een militie. Waarna de regering hard terugslaat.’

Vorig jaar drongen hier in de buurt soldaten huizen binnen en doodden ze mensen, zegt Tshibola. Vlak daarvoor waren militiestrijders haar kliniek binnengekomen om medicijnen te eisen voor hun rituelen. En vandaag de dag weegt Tshibola in dezelfde kliniek een krijsend meisje met graatmagere armpjes. Het meisje van 16 maanden is ernstig ondervoed, ze weegt 5,5 kilo. Ze krijgt een noodrantsoen.

Het meisje heet Nzambi en haar vader en moeder werden gedood in een dorpje even verderop, vertelt Ngalula Nukaya. Zij is de 59-jarige grootmoeder en ze heeft de schrik nog in haar ogen. De gedode vader was haar zoon. Ze draagt nu de zorg voor zijn drie kinderen, onder wie dus de kleine Nzambi. ‘Hoe moet ik dat doen?’, zegt Nukaya. ‘Ik verkocht altijd eten op de markt, maar door het geweld moest ik vijf maanden vluchten en kon ik mijn akker niet bewerken. Oogsten zijn mislukt.’ En dan zit Nukaya ook nog met de herinnering aan de beelden van een buurjongetje dat werd doodgeschoten.

Angele Tumba en haar man zijn recent teruggekeerd uit het bos waar ze maanden ondergedoken hebben gezeten uit angst voor het geweld van zowel het regeringsleger als de Kamuinu Nsapu-militie.Beeld Sven Torfinn.

Aan de rand van Kananga, op een heuvel beplant met cassave, herinnert een stukgeschoten schoolgebouwtje ook aan het conflict. Drie leslokalen van baksteen, met daken van golfplaat, zijn vernield. In een van de lokalen valt tussen de kogelgaten in het zwarte schoolbord door nog een met krijt geschreven aftreksom te lezen: wat is 30 bananen min 20 bananen? De driehonderd leerlingen van de school zullen geduld moeten hebben eer ze verder kunnen met dit vraagstuk, zoals ook de voormalige militiestrijder Alain – de jongen van 17 met de toverring en de toverarmband – nog niet terug naar school kan.

Alain wil eerst graag naar huis, naar zijn moeder. Hij is teleurgesteld in de militieleiders van Kamuina Nsapu. Maar hij vraagt ook: ‘Als er morgen iemand komt die me weer goede dingen belooft, zal ik daar dan op ingaan? Wat vind je?’