Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

‘Laagopgeleide moet eerder met pensioen dan hoogopgeleide’

AOW-leeftijd Demografen pleiten in studie om niet één pensioenleeftijd te hanteren, maar om die te laten afhangen van het opleidingsniveau.

Het is mogelijk om de stijging van de AOW-leeftijd te vertragen zonder dat het de overheid meteen veel geld kost. Mensen met zware beroepen kunnen daar baat bij hebben. Dat schrijven onderzoekers van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) in een studie die deze dinsdag wordt gepubliceerd op economenwebsite Me Judice. Ze sluiten daarmee aan bij een belangrijke politieke discussie.

Het NIDI oppert drie verschillende AOW-leeftijden: voor laag-, middelbaar en hoogopgeleiden. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe langer je moet doorwerken. Hoogopgeleiden zouden de nu geplande stijging van de AOW-leeftijd blijven volgen: naar 67 jaar in 2021 en daarna meestijgend met de levensverwachting. De stijging voor laagopgeleiden en middelbaar opgeleiden wordt vertraagd.

Volgens de demografen is dat eerlijker dan één pensioenleeftijd, zoals nu. Nu worden alle groepen in de samenleving gelijk behandeld, ook al zijn ze niet gelijk. Laagopgeleiden beginnen gemiddeld eerder met werken, doen fysiek zwaarder werk en leven korter. De studie is uitgevoerd op verzoek van Instituut Gak, dat onderzoek naar sociale zekerheid financiert.

Miljarden per jaar

Het kabinet-Rutte III verandert het liefst niets aan de geplande stijging van de pensioenleeftijd, wat al snel miljarden euro’s per jaar zou kosten. Maar de druk van sociale partners neemt toe. Het ziet ernaar uit dat vakbonden en werkgevers een tragere stijging van de AOW-leeftijd zullen eisen in ruil voor hun medewerking aan de kabinetsplannen om het aanvullende pensioen te veranderen.

Een lagere AOW-leeftijd voor álle Nederlanders vindt NIDI-onderzoeker Joop de Beer een „onnodig dure oplossing”, want voor hoogopgeleiden is de stijging volgens hem „niet problematisch”.

Ook buiten Nederland is discussie over stijgende pensioenleeftijden. In België onderhandelen sociale partners over een zwareberoepenregeling. Wie een zwaar beroep heeft, zou eerder met pensioen mogen. Maar zo’n regeling ontwerpen is lastig, merken ze daar, want hoe bepaal je objectief hoe zwaar een beroep is?

In het NIDI-onderzoek staat het opleidingsniveau centraal omdat dat volgens de onderzoekers wél objectief is vast te stellen. Het uitgangspunt in de studie: laag- en hoogopgeleiden krijgen dezelfde verhouding tussen het aantal jaren dat zij werken en dat zij met pensioen zijn.

Vroeg beginnen met werken

Hoogopgeleiden kunnen de nu geplande leeftijdsstijging prima volgen, besloten de demografen, omdat zij gemiddeld laat beginnen met werken en een hoge levensverwachting hebben. Vervolgens berekenden de onderzoekers welke AOW-leeftijd nodig is om laagopgeleiden dezelfde verhouding tussen werk- en pensioenjaren te geven. Wat bleek: hun pensioenleeftijd zou extreem ver omlaag moeten, omdat zij juist eerder beginnen met werken en gemiddeld minder lang leven. Laagopgeleiden zouden op basis van de berekeningen in 2021 al met 62,3 jaar moeten stoppen, in plaats van 67 jaar. (Die grens van 62,3 jaar zal vervolgens wel hoger worden, omdat voor de hele bevolking de levensverwachting blijft stijgen.)

Dat leek de onderzoekers niet realistisch. „Het zou tot heel veel extra kosten leiden”, zegt De Beer, omdat het aantal AOW-uitkeringen dan in één keer enorm zou toenemen. Ook zou het leiden tot ongelijkheid tussen generaties, want nu moet iedereen nog doorwerken tot zijn 66ste.

Die twee problemen los je op, staat in de NIDI-studie, door langzaam naar dat nieuwe model toe te groeien. Voor laagopgeleiden wordt de AOW-leeftijd voorlopig bevroren op de huidige 66 jaar, net zolang tot hun door het NIDI berekende pensioenleeftijd (van 62,3 jaar nu) boven de 66 jaar uitkomt. „Op die manier gaat de overgang heel geleidelijk”, zegt De Beer. Ook de kosten voor de overheid lopen geleidelijk op. Al zal ook dit voorstel op de lange termijn miljarden euro’s kosten.

Het onderscheid naar opleidingsniveau is nadelig voor hoogopgeleiden die zwaar werk doen – al hebben zij doorgaans meer mogelijkheden om te sparen voor een vervroegd pensioen.

Minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken, D66) waarschuwt regelmatig dat het verlagen van de AOW-leeftijd averechtse gevolgen kan hebben. Werkgevers zouden minder noodzaak kunnen voelen om hun oudere personeel gezond de pensioenleeftijd te laten halen, door hen bijvoorbeeld lichtere taken te geven.

Maar voor De Beer is het duidelijk dat er een eind moet komen aan één AOW-leeftijd voor iedereen, juist omdat laagopgeleiden nu het langst moeten werken en het kortst leven. Daar veranderen behulpzame werkgevers weinig aan.

Ook werkgevers zetten steeds meer vraagtekens bij de snel stijgende AOW-leeftijd. Lees deze reportage over ‘sjorders’ in de Rotterdamse haven: ‘Op een gegeven moment ben je versleten’