Direct naar artikelinhoud
AchtergrondPartij voor de Dieren

Hoe het buitenbeentje van de Nederlandse politiek de wereld verovert

In Nederland wordt nogal eens lacherig gedaan over de Partij voor de Dieren, maar internationaal geldt ze als dé voortrekker van een snel groeiende beweging. Wat drijft de dierenpolitici? 

Marianne Thieme, medeoprichter en fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren.Beeld Daniel Cohen

De woorden van Marianne Thieme echoën nog na in het atrium van de Haagse vestiging van het Leiden University College. Ze heeft zojuist de Amerikaanse president Theodore Roosevelt geciteerd, uit de toespraak die hij in 1910 aan de Sorbonne hield. Beter strijdend ten onder gaan, had hij gezegd, dan jezelf terugvinden tussen de cold and timid souls who neither know victory nor defeat. Koude en bedeesde zielen die overwinning noch nederlaag kennen, daar wil je als politicus van een Partij voor de Dieren onder geen beding bij horen.

Zo denken ook de dierenpolitici erover die midden juni in Den Haag bij elkaar komen voor een internationaal congres van de Animal Politics Foundation, de aan de Partij voor de Dieren gelieerde organisatie die – met een subsidie van het ministerie van Buitenlandse Zaken – wereldwijd zusterpartijen op poten zet. Op de agenda: internationale dierentransporten en hoe daar paal en perk aan te stellen. Deelnemers komen uit Moldavië en Servië, uit Cyprus, Portugal en Finland, uit België (DierAnimal, in maart opgericht), Marokko, Turkije, Frankrijk, Australië en Groot-Brittannië.

Negentien dierenpartijen zijn er nu wereldwijd en daar gaat het niet bij blijven. Als was het een evangelisatiebijeenkomst, staan deelnemers beurtelings op voor een getuigenis. Een man uit Pakistan meldt dat hij – ‘met uw hulp’ – een dierenpartij in zijn land wil beginnen. De leider van de Canadese dierenpartij verklaart enorm geïnspireerd te zijn geraakt. Een dame uit Polen zou een partij willen oprichten, maar vraagt eerst om praktisch advies: Poolse boeren gaan massaal failliet in de concurrentiestrijd met de agro-industrie. Wat te doen? Nodig organische boeren uit Nederland uit om nieuwe praktijken in te voeren, is het antwoord van Thieme. ‘Al voordat je zetels in het parlement hebt, kun je veel teweegbrengen.’

Ook Aleksandra Mezinova, een ogenschijnlijk breekbare dame uit Oekraïne die in haar land een asiel voor zwerfhonden opzette, blijkt gevorderde plannen te hebben voor een dierenpartij. ‘Goed om zoiets te proberen, ook al hebben we in Oekraïne andere problemen.’ Over de Nederlandse partijleider is ze lyrisch: ‘Ze is rechtdoorzee, eerlijk, overtuigend.’

Van stierenvechten tot bont

Haar inspiratie put Mezinova uit het Worldlog dat de Partij voor de Dieren elke paar weken online zet. Daarin deelt Thieme het nieuws over de PvdD met de rest van de wereld. In het log van 10 juli – het laatste voor het reces – schrijft ze over haar Haagse toespraak: ‘Het gaf mij geweldig veel energie om met zoveel gelijkgestemden samen te zijn.’ De tekst verschijnt in twaalf talen. Zo kun je desgewenst in het Kroatisch, Roemeens, Grieks of Arabisch lezen over de herdenking van honderd jaar kiesrecht voor vrouwen in Nederland, de door de vleesindustrie bekostigde barbecue aan het eind van het parlementaire jaar of de successen van de Rotterdamse raadsfractie. Zoals ook de debatbijdragen van Thieme in de Tweede Kamer in twaalf talen ondertiteld de wereld overgaan.

De Duitse Partei Mensch Umwelt Tierschutz van Martin Buschmann behoort tot de meer gevorderde zusterpartijen. Om landelijk mee te doen, is de kiesdrempel van 5 procent een onoverkomelijke hindernis. Maar omdat bij de Europese verkiezingen de drempel op 0,5 procent ligt, dicht hij zich kansen toe om europarlementariër te worden. Een pan-Europese lijst met andere zusterpartijen, waarvan eerder sprake was, vindt hij nog een brug te ver. ‘In het zuiden gaat het om stierenvechten en in het noorden om bont; er staan andere kwesties op de agenda’s.’

Dierenpartijen wereldwijd komen er rond voor uit dat ‘the Dutch model’ hen inspireerde. ‘Partij voor de Dieren is een echte trailblazer’, zegt bijvoorbeeld Jane Smith, sinds september 2017 gemeenteraadslid voor de Animal Welfare Party in Cheshire, Engeland. ‘Nederland heeft een zeer belangrijke politieke beweging voortgebracht. We kijken allemaal naar hun pionierswerk om ervan te leren.’ Smith somt haar eerste resultaten als raadslid op: geen levende goudvissen meer als prijzen bij braderieën, en elke 10 meter een verplichte wildtunnel in nog te bouwen muren en wanden. Deze ‘egeltjesmotie’ moet helpen de onder druk staande egelpopulatie er weer bovenop te helpen.

De rol van wegbereider is Thieme op het lijf geschreven. In haar toespraak zet ze zichzelf neer als een politieke Jeanne d’Arc, die de woede opwekt van de gevestigde macht en op z’n best verkeerd begrepen en anders gewoon genegeerd wordt door zijn boodschappers: de media, die haar en haar partijgenoten neerzetten als dierengekkies. ‘Dat zijn lakeien van de macht’, vindt ze. Tegelijk citeert ze uit de media om te laten zien dat het gedachtengoed van de partij steeds meer ingang vindt.

Activistische fase en oerfase

Twaalf jaar zit de Partij voor de Dieren nu in de Tweede Kamer. Nog steeds wordt ze stelselmatig over het hoofd gezien. Typerend was een voorval op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen. Terwijl duidelijk werd dat de PvdD het aantal raadsleden zowat zou verdrievoudigen, werd op tv lacherig gedaan over hun resultaten. Ze doen het goed op plekken waar de minste dieren zijn, zei presentator Rob Trip toen hij de winst in de grote steden zag. Waarop commentator Dominique van der Heyde over Artis begon, en Ron Fresen over de grote hoeveelheid katten in Den Haag.

Dat ze zo vaak genegeerd worden, hangt samen met de manier van politiek bedrijven. De Partij voor de Dieren is groter dan 50Plus en net zo groot als de ChristenUnie, of als Forum voor Democratie en SGP samen. Die weten stuk voor stuk meer aandacht te genereren. 50Plus opperde al eens voorzichtig of regeringsdeelname niet mogelijk zou zijn. Daar zal bij de Partij voor de Dieren niemand aan denken. ‘Deelname aan de coalitie zit er in deze activistische fase van de partij niet in’, zei senator en Haags gemeenteraadslid Christine Teunissen al eens.

Die fase kan nog lang duren. De ambities van de Partij voor de Dieren zijn wereldomvattend. Zusterpartijen elders verkeren veelal nog in de oerfase: bestrijding van het leed van de aaibare dieren. De strijd om een beter bestaan voor zwerfhonden, vechtstieren, circusdieren of ganzen is vaak de onmiddellijke aanleiding om een dierenpartij te beginnen.

Dierenpolitici uit de hele wereld op de bijeenkomst van de Animal Politics Foundation, midden juni in Den Haag.Beeld Daniel Cohen

Hazen in de marathon

Ook de Partij voor de Dieren koestert die activistische kant: expressieve politiek is de term die ze ervoor gebruiken. Zo dienden ze in hun begintijd reeksen moties in die gebaseerd waren op de verkiezingsprogramma’s van andere partijen. Een oproep voor een verbod op onverdoofd castreren werd ontleend aan de PvdA. Als die partij dan – vanwege coalitiebelangen – tegenstemde, was dat voor de Partij voor de Dieren een kans ‘de huichelachtigheid van het Haagse establishment’ aan de kaak te stellen.

Als hazen in de marathon, dat is hoe de dierenpolitici zichzelf graag zien: gangmakers die het tempo aangeven en uit de koers stappen als het peloton op stoom is. Dat gangmaken gebeurt bijvoorbeeld met een eindeloze reeks moties, doorgaans zonder de steun van andere partijen te zoeken. Die gaan over het onverdoofd doden van palingen in zoutbaden, wantoestanden bij de eendenfokkerij, het afschaffen van wegwerpbekers, speelgoed voor varkens – onderwerpen waaraan tot dan in de Kamer geen woord was vuilgemaakt.

Dat die moties het doorgaans niet halen, is ingecalculeerd. Erger was dat ook het pièce de résistance in het zicht van de finish sneuvelde. De initiatiefwet tegen onverdoofde rituele slacht kreeg een meerderheid in de Tweede Kamer, maar werd in 2012 door de Eerste Kamer afgewezen, na een felle lobby van joden en moslims. Sinds begin dit jaar wordt gewerkt aan een tweede poging.

Inmiddels is de Partij voor de Dieren een fase verder. Het is niet meer louter de partij van het dierenleed. De omgang met dieren is uitgegroeid tot symbool van een dieper streven: de noodzaak leefpatroon en inrichting van de samenleving ingrijpend te veranderen om te voorkomen dat de aarde uitgeput raakt. Een ommekeer met een horizon die voor de hedendaagse politiek ongebruikelijk ver weg ligt, voorbij de eerstvolgende verkiezingen.

Voor de media mag een partij die geen zichtbare hunkering naar de macht heeft dan moeilijk grijpbaar zijn, in de culturele sector is de stoet van volgers bijna eindeloos. Schrijver Mensje van Keulen meldde zich ooit als eerste lijstduwer aan, daarna volgden Maarten ’t Hart, Harry Mulisch, Kees van Kooten, Rudy Kousbroek, Maarten Biesheuvel, Redmond O’Hanlon, A.F.Th. van der Heijden en vele anderen. Paul McCartney en Sonia Gandhi stuurden steunverklaringen. Er was sprake van dat de Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar John Coetzee op de lijst voor de Europese verkiezingen zou komen. De Kiesraad stak daar een stokje voor.

Minstens zo interessant is de stoet aan wetenschappers die de partij steunen: de Canadese politiek filosoof Will Kymlicka voorop, maar ook Paul Cliteur en Frank Ankersmit, die tegenwoordig in kringen van het Forum voor Democratie verkeren, econoom Ewald Engelen, voedselwetenschapper Herman Lelieveldt, socioloog Willem Schinkel en filosoof Eva Meijer.

Krimp als oplossing

Een belangrijke wetenschappelijke steunpilaar is de Britse econoom Kate Raworth. Op 18 juni kwam ze op uitnodiging van de Partij voor de Dieren naar de Tweede Kamer om over haar boek Doughnut Economics te vertellen. Onder de vele belangstellenden waren ook de Kamerleden Henk Nijboer (PvdA), Corrie van Brenk (50Plus), Nevin Özütok en Tom van der Lee (GroenLinks), Michel Rog (CDA) en Mahir Alkaya (SP). Raworth zou je de Thomas Piketty van de PvdD kunnen noemen. Zoals Piketty de strijd van GroenLinks tegen het vrijemarktdenken een theoretische onderbouwing geeft, zo geeft Raworth handen en voeten aan de gedachte dat de aardse bronnen eindig zijn en dat dat gevolgen moet hebben voor het economisch handelen. Het moet afgelopen zijn met de rational economic man, zei Raworth in Den Haag. Say hello to social adaptable humans – de moderne mens die zich weet aan te passen aan veranderende omstandigheden. De donut van Raworth is het verhaal van de circulaire economie, waarbij welvaart en welzijn in Nederland direct samenhangen met de minder florissante toestand in Zambia.

Kern van haar betoog: we moeten onze mindset veranderen: niet meer streven naar winstmaximalisatie, maar ons rekenschap geven van het nut dat een bedrijf kan opleveren. Geen zorgen, zegt ze: het wordt leuk om onze economie te hervormen. Haar verhaal blijft ver uit de buurt van politieke implicaties, en ook van een polemiek met de economen die sceptisch op haar ideeën reageren.

Wellicht dat juist daarom de Kamerleden van andere partijen na afloop zoveel enthousiasme tonen. Terwijl ze genoeg reden zouden hebben kritisch te zijn op de analyse van Raworth. Partijen als PvdA, GroenLinks of CDA betogen juist van oudsher dat groei nodig is om de samenleving rechtvaardiger te maken; daarmee kun je niet alleen onderwijs en zorg, maar ook milieumaatregelen bekostigen. ‘We hebben denkers als u nodig om ons de weg te wijzen’, concludeert Thieme. Denkers die hardop zeggen dat krimp de oplossing is.

De Partij voor de Dieren is op het Binnenhof lang neergezet als een one-issuepartij: dierenrechten en anders niks. De partij is bezig dat beeld te kantelen. Niet zij, maar alle anderen zijn partijen met maar één onderwerp. Je hebt een partij voor christenen, zegt Thieme dan, en een partij voor ouderen. Een partij voor rijken en een partij voor armen. En er is een partij voor iedereen. Met inderdaad één onderwerp: de planeet.

Hele wereld moet op zijn kop

Een doorsnee politicus wordt ’s ochtends wakker in een wereld met wat mankementen die hij graag wil verhelpen. Hij wil bijvoorbeeld het collegegeld in het eerste studiejaar laten vervallen, zorgen dat verpleegkundigen minder tijd kwijt zijn aan administratieve rompslomp of dat de N35 in Overijssel nu eindelijk eens verbreed wordt. Belangrijke kwesties, waaraan je je handen vol kunt hebben.

Het gevoel waarmee een politicus van de Partij voor de Dieren wakker wordt, is van een andere orde. De hele wereld moet op z’n kop, anders gaat de planeet naar de verdommenis. Dat begint in Nederland, omdat de partij daar nu eenmaal ontstaan is. Maar Nederland op orde brengen terwijl de rest van de planeet op de oude voet doorgaat, is zoiets als een bordje met ‘kernwapenvrij’ in je voortuin zetten – het schiet niet op.

Die missie is vermoeiend. Esther Ouwehand (42) kan daarover meepraten. Ze kwam samen met Marianne Thieme in 2006 in de Tweede Kamer en behoort inmiddels tot de oude lichting. Ze is nu anderhalf jaar terug in het parlement, na een fikse burn-out. ‘Een kleine partij met een grote missie, dat geeft veel druk’, vertelt ze op een stralende vrijdagavond in juli op het terras van een biologisch restaurant in Leiden, waar ze woont. ‘Toen ik narigheid in m’n privéleven kreeg, werd het te veel. Dat kon ik er niet bij hebben. Politicus zijn, wat moet ik ervan zeggen… Ik vind het niet per se leuk. Ik kom uit Katwijk, waar veel wordt gegeven aan goede doelen; vrachtwagens vol hulpgoederen vertrekken naar Roemenië. Maar het denken houdt op bij de conclusie dat hoe wij hier leven gevolgen heeft voor hun leven. Er moet een partij zijn die de lange termijn onder ogen ziet. Als ik dan een film als Selma zie, over de protestmarsen van Martin Luther King, denk ik: mensen kunnen een strijd volhouden die duizend keer zwaarder is.’

Ouwehand maakte in de schaduw van Thieme naam als vasthoudend debater die zelden haar geduld verliest. Omdat Thieme veel op reis is om lezingen te geven, krijgt ze meer ruimte voor die rol. Niet Thieme maar Ouwehand stond in het debat over het datsjabezoek van Halbe Zijlstra naast Pechtold, Klaver en Asscher. ‘Daar wordt dan naar gekeken’, relativeert ze. ‘Maar de belangrijkste debatten ziet niemand. Die gaan over landbouw, de strijd tegen de conservatieve lobby van VVD en vooral CDA. De systeemfouten worden geleidelijk zichtbaar; elke week zijn er vijftig boeren die stoppen, terwijl het aantal dieren niet krimpt. Het CDA verdedigt een failliet model. GroenLinks zie je niet bij landbouw, want de zichtbaarheid is gering.’

Daarbij moet streng gekozen worden. ‘Voor zorg gaan we niet de barricaden op’, zegt Ouwehand. ‘Dat vertellen we onze achterban eerlijk. Onze energie gaat vooral naar dieren, naar natuur en klimaat. Maar nu de fractie groter is, ruimen we tijd in voor onderwerpen waarop we geen kartrekker zijn.’

Ouwehand plaatst haar partij in de keten van grote emancipatiebewegingen. ‘De bevrijding van slaven, vrouwen, dieren – ik zie dat als een verdieping van dezelfde emancipatiegedachte.’ Vandaar de poster voor honderd jaar vrouwenkiesrecht waarop Thieme met gebalde vuist en een wortelpatronengordel om poseert. ‘We hebben geen professoren nodig om ons de weg te wijzen’, zegt Ouwehand. ‘We zijn de politieke stem van een beweging die al gaande was. Het is een strijd tegen de vanzelfsprekendheid van het recht van de sterkste. Het schema waarbij wij onze rijkdom vergroten door elders schade te veroorzaken, is kapot.’

De landbouwsector zit op die systeemkritiek niet per se te wachten. Afspraken om met Ouwehand een slachterij en een varkensfokkerij te bezoeken, lopen op niks uit: ze krijgt geen toestemming om te komen. ‘Het verhaal van de landbouworganisaties is altijd: kom maar kijken, wij hebben geen geheimen. Toch wordt de toegang vaak op het laatste moment geweigerd. Een bezoek moet weken tevoren worden aangevraagd. Dat is voor het mooie plaatje, om te zorgen dat dieren van vertrouwde leveranciers worden aangevoerd. En dat er personeel dienst heeft dat het rustig doet.’

Vier basisprincipes

Gewapende beveiliging op koopvaardijschepen, de toekomst van Air France-KLM, repatriëring van kinderen van IS-strijders – in de Tweede Kamer komen legio onderwerpen langs zonder enig verband met dieren of klimaat. Standpunten daarover worden bepaald in een wekelijks overleg op dinsdagochtend. Daarbij is de harde kern van de partij aanwezig: de fracties in Eerste en Tweede Kamer en Europees Parlement, medewerkers, partijbestuur – een snel groeiende groep van nu zo’n twintig mensen.

Over 85 procent van de onderwerpen zijn we het zonder discussie eens, vertelt senator Niko Koffeman (60), belangrijk man achter de schermen. Hij noemt de vier basisprincipes die daarbij worden aangehouden: mededogen, duurzaamheid, vrijheid, verantwoordelijkheid. ‘Daarmee komen we er doorgaans goed uit.’ Wat voor Koffeman als partijstrateeg zwaar weegt: de standpunten van de partij stemmen volgens onderzoek voor 93 procent overeen met die van de achterban. ‘Voor een partij op de flanken is dat zeer hoog.’

Die standpunten laten zich niet in links-rechtsschema’s vangen. Zo was de Partij voor de Dieren als enige tegen plaatsing van een Nederlandse vlag in de vergaderzaal van de Tweede Kamer. ‘Ik geloof niet dat we daar een seconde bij hebben stilgestaan’, vertelt een Kamerlid. ‘Het benadrukken van je identiteit brengt de oplossingen voor de problemen van de planeet geen stap dichterbij.’

Verrassend was ook dat de PvdD tegen de donorwet stemde. ‘Orgaandonatie is heel belangrijk’, zegt Koffeman. ‘Maar lichamelijke integriteit is dat ook.’ Op dat dossier lopen achterban en fracties ver uiteen; 66 procent van de PvdD-achterban was voor het wetsvoorstel van Pia Dijkstra. Koffeman: ‘Volksvertegenwoordigers hebben over dit onderwerp beter nagedacht. Er komt een jaarbudget van 9 miljoen euro om op te roepen tot orgaandonatie. Daarmee kun je veel mensen overtuigen. Dat vinden wij een betere weg.’

Als de Kamer verder kijkt dan de volgende verkiezingen, zoals met de Klimaatwet wordt geprobeerd, gaat het de PvdD niet ver genoeg. ‘Een boterzacht compromis’, is de reactie op het door zeven partijen van links tot rechts gesteunde voorstel om klimaatdoelstellingen toekomstbestendig te maken. Goed dat ze het proberen, complimenteert Thieme zuinig. ‘Maar het is niet meer dan een gedoogakkoord voor het niet-groene beleid van dit kabinet.’

Koffeman behoorde tot het viertal dat in 2002 aan de wieg van de partij stond. Naast senator is hij directeur van de Nicolaas G. Pierson Foundation, het wetenschappelijk bureau van de partij dat, anders dan gebruikelijk, niet aan intern onderzoek doet, maar vooral ‘dienstbaar wil zijn aan de ideeën van de partij’, zoals Koffeman het noemt.

Agenderen en provoceren

Koffeman is ook de drijvende kracht achter de films. Vooral de reeks Meat the Truth, Sea the Truth en One Single Planet vormt een voornaam vehikel om de boodschap uit te dragen. Die films, documentaires van volwassen lengte, worden bekostigd door het wetenschappelijk bureau. Thieme staat centraal, als onderzoeker, commentator en presentator ineen. De films haken aan bij An Inconvenient Truth, waarmee de voormalige Amerikaanse vicepresident Al Gore een bijdrage wilde leveren aan de kennis over klimaatverandering. Deze zomer wordt gewerkt aan een documentaire over veganisme als oplossing voor het voedselprobleem. Dat de bio-industrie de grote vervuiler is, zeggen ze bij de Partij voor de Dieren, is een inzicht dat Gore nog niet had.

Mede dankzij die films en de verkoop van het boek De kanarie in de kolenmijn, dat Thieme met hoogleraar Engelen schreef, gaat het de partij financieel voor de wind. De zetelwinst in de Tweede Kamer leverde extra inkomsten op, het ledental groeide van 13,9 duizend naar 16 duizend, giften en schenkingen zijn groter dan begroot en er kwam een behoorlijke erfenis binnen. Er is financiële armslag om verder te groeien.

Koffeman heeft een lange geschiedenis als politiek strateeg. In de jaren negentig speelde hij achter de schermen een cruciale rol in de groei van de SP – de tomaat is door hem bedacht. Zijn voorspelling – de wet van Koffeman – dat de SP zich in achtereenvolgende verkiezingen zou kunnen verdubbelen, werd bewaarheid; de SP ging van 2 zetels in 1994 via 5 en 9 naar 25 Kamerzetels in 2006.

Een dergelijke ontwikkeling durft hij de Partij voor de Dieren niet voor te spiegelen. ‘Dat hoeft ook niet. Wij zijn er om te agenderen en te provoceren. We hoeven niet per se verantwoordelijkheid om onze doelen te bereiken, al gaan we die niet uit de weg. Andere partijen zijn georganiseerd rond het idee van de macht. Wij gaan uit van de macht van het idee.’

Voorlopig houdt de partij die koers vast. Bij de gemeenteraadsverkiezingen veroverde de PvdD 33 raadszetels in 18 gemeenten. Niemand werd wethouder. Ook Amsterdams raadslid Johnas van Lammeren niet, in maart verkozen tot beste raadslid van Nederland en de man achter het ballonnenoplaatverbod en het verbod van de paard-en-wagens die met toeristen door de Amsterdamse binnenstad rijden.

Korte broek en sandalen

Op een warme zondag, vroeg in juni, congresseert de Partij voor de Dieren in de bossen van Doorn. Als deze leden representatief zijn voor de achterban, oefent de partij een sterke aantrekkingskracht uit op de witte, vrouwelijke kiezer van alle leeftijden. De enige stropdas hier wordt gedragen door Kamerlid Frank Wassenberg; ook Thieme is wat formeler gekleed, in rode jurk. De catering heeft broodjes paprika klaargezet, en broccoli-spread, bieten met hazelnoten, groentewraps en baba ganoush. Ook zijn er smoothies.

Als de aanpassingen in het huishoudelijk reglement worden behandeld, blijkt de PvdD ineens een normale, oer-Hollandse partij. Lange rijen bij de zaalmicrofoons om over amendement art. 2.2 lid 3 te delibereren, hevig verzet tegen het bestuur, dat het aantal amendementen wil beperken. En uiteindelijk – ook heel klassiek – een Kamerlid dat met zachte dwang de vergadering oproept om zus of zo te stemmen; een advies dat door de congresgangers gedwee wordt opgevolgd. Wel anders: amendementen worden hier soms in korte broek en op sandalen ingediend.

Ook in Doorn is Thieme de dagsluiter. Ze blijft na al die jaren een wat stijve performer, die gebalde vuist zie je haar in het echt niet snel maken. Veel van de oneliners komen inmiddels bekend voor. Dat Nederland het vieste jongetje van Europa is, dat de boerensector de deur platloopt bij de fossiele politieke partijen, dat het de parlementaire pers om clickbaits te doen is. Ze noemt De Telegraaf, die schreef dat ze te veel vliegt. En EenVandaag, dat had uitgezocht dat ze in één jaar maar vijf keer aan Kamerdebatten had meegedaan. Dat verwijt keert ze om op de wijze waarop de Partij voor de Dieren veel op z’n kop zet: ‘Zo gaat dat als je je hoofd boven het maaiveld uitsteekt. Ik beschouw het als een goed teken dat ze me kennelijk graag veel in de Kamer zien.’